ECLI:NL:RBNHO:2024:10772

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 oktober 2024
Publicatiedatum
21 oktober 2024
Zaaknummer
15/057114-24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor productie en bezit van 4-CMC in drugslab te Rijsenhout met witwaspraktijken

Op 21 oktober 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de productie van 4-CMC (Clefedron) in een drugslab in Rijsenhout. De verdachte werd beschuldigd van medeplegen van eendaadse samenloop van productie en het aanwezig hebben van 4-CMC, alsook van voorbereidingshandelingen in strijd met de Opiumwet en eenvoudig witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen in een loods een aanzienlijke hoeveelheid 4-CMC had geproduceerd en aanwezig had, en dat hij betrokken was bij de voorbereidingen voor de productie van deze drug. Tijdens de rechtszaak op 7 oktober 2024 heeft de officier van justitie bewezenverklaring van alle feiten geëist, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de drugslaboratoriumactiviteiten, waaronder het aantreffen van chemicaliën en apparatuur die gebruikt werden voor de productie van 4-CMC. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar en een maatregel tot kostenverhaal van € 97.674,56 voor de vernietiging van gevaarlijke stoffen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de schadelijke gevolgen voor de volksgezondheid en de omgeving.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/057114-24 (P)
Uitspraakdatum: 21 oktober 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
7 oktober 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Nieuwegein te Nieuwegein.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. B.K.M. Thuijs en van wat de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. G. Vermaak, advocaat te Rotterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Beschuldiging

De verdachte wordt ervan beschuldigd samen met anderen in een loods in Rijsenhout een hoeveelheid 4-CMC (een middel op lijst I bij de Opiumwet) te hebben geproduceerd, verkocht en/of vervoerd; 1145 kilo 4-CMC aanwezig te hebben gehad; overtredingen van de Opiumwet te hebben voorbereid en/of bevorderd door het voorhanden hebben van laboratoriumbenodigdheden en grote hoeveelheden van stoffen voor de productie van 4-CMC; en een geldbedrag te hebben witgewassen.
Aan de verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 15 januari 2024 tot en met 17 februari 2024, te Rijsenhout, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een pand, gelegen aan of bij de [straatnaam] , aldaar, opzettelijk heeft vervaardigd en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende Clefedron (4-chloormethcathinon, 4-CMC), zijnde Clefedron, (telkens) (elk) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 17 februari 2024, te Rijsenhout, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een pand, gelegen aan of bij de [straatnaam] , aldaar, opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 1145 kilo, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende Clefedron (4-chloormethcathinon, 4-CMC), zijnde Clefedron, (telkens) (elk) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij in om omstreeks de periode van 15 januari 2024 tot en met 17 februari 2024, te Rijsenhout, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, Nederland, tezamen en in vereniging met anderen (meermalen) om een feit, bedoeld in het vierde en/of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen,
van Clefedron (4-chloormethcathinon, 4-CMC), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende Clefedron, zijnde Clefedron, (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij/zij, verdachte en/of zijn/haar mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door:
- Hardware / laboratoriumbenodigdheden (onder meer een hoeveelheid droogrekken en/of vrieskisten en/of maskers en/of reactieketels), welke voorwerp(en) benodigd is/zijn, althans kunnen worden gebruikt, bij/voor de bereiding en/of verwerking en/of vervaardiging van Clefedron, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voorhanden/aanwezig te hebben en/of (daartoe)
- Een/meerdere stof(fen), te weten:
(A) een hoeveelheid (ongeveer 9025 kilo) 2-broom-4-chloorpropiofenon en/of
(B) een hoeveelheid (ongeveer 50 liter) Pirolicline en/of
(C) een hoeveelheid (ongeveer 50 liter) Valerophenone en/of
(D) een hoeveelheid (ongeveer 3740 liter) Methylamine en/of
(E) een hoeveelheid (ongeveer 400 liter) Aceton en/of
(F) een hoeveelheid (ongeveer 3600 liter) Dichloormethaan en/of
(G) een hoeveelheid (ongeveer 400 liter) zoutzuur en/of
(H) een hoeveelheid (ongeveer 100 liter) 3-chloropropiophenon,
voorhanden te hebben en/of op te slaan;
4.
hij op of omstreeks 17 februari 2024 te Rijsenhout, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland,(van) een geldbedrag (ter hoogte van ongeveer 16.089 euro), althans een of meer voorwerpen heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit de verdachte vrij te spreken van alle ten laste gelegde feiten. De verdachte leverde slechts met een bestelbus goederen af, die hij bij de loods in Rijssenhout uitlaadde. Hem was verzekerd dat het om legale chemicaliën ging. De verdachte had geen opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, op het vervaardigen van drugs. Bovendien is er geen sprake van medeplegen wegens het ontbreken van een nauwe en bewuste samenwerking. Zou er enige vorm van betrokkenheid zijn geweest, dan is dat slechts op de dag van de aanhouding.
Ten aanzien van de onder feit 3 tenlastegelegde voorbereidingshandelingen dient subsidiair partiële vrijspraak te volgen van de in-/uitvoer van drugs nu uit niets blijkt dat de drugs naar het buitenland zouden gaan.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde witwassen: de verdachte heeft het bij hem aangetroffen geldbedrag geleend van zijn stiefvader om een eigen bestelbus te kopen. De verklaring van de stiefvader is concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zodat vrijspraak moet volgen. Als wordt aangenomen dat het geldbedrag afkomstig is uit eigen misdrijf, te weten uit het drugslab, dan kan het slechts voorhanden hebben van het geldbedrag niet worden gekwalificeerd als witwassen en dient dat te leiden tot ontslag van rechtsvervolging.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsoverwegingen ten aanzien van de feiten 1, 2, en 3
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 17 februari 2024 is de verdachte, samen met de beide medeverdachten, aangetroffen in de achterste loods op het adres [straatnaam] te Rijsenhout. In de loods waren meerdere ruimtes gecreëerd, waar grote voorraden chemicaliën staan en waar een in werking zijnd drugslaboratorium is aangetroffen met onder meer vier vervuilde reactieketels, droogrekken, vrieskisten en een enorme hoeveelheid afval van het drugsproductieproces. De aangetroffen chemicaliën zijn grondstoffen voor de productie van de designerdrug 4-CMC (Clefedron). Ter plekke is ook 1145 kilogram 4-CMC aangetroffen. Tevens is in de loods een witte Mercedes Sprinter bestelbus aangetroffen. Alle drie de verdachten worden aangehouden. Bij fouillering blijkt dat de verdachte een grote hoeveelheid bankbiljetten in zijn zakken heeft.
In een van de ruimtes van de loods worden onder meer maskers aangetroffen. De maskers zijn door het NFI onderzocht. De conclusie is dat DNA van iedere verdachte op een van de maskers is terug te vinden. De gebruikers van het vóór de loods gelegen pand hebben verklaard dat alle drie de aangehouden verdachten de laatste maanden regelmatig op de locatie kwamen, soms gelijktijdig, soms apart, maar altijd met de witte Mercedes Sprinter bus die ook in de loods is aangetroffen. Die bus werd sinds 2 september 2023 gehuurd door medeverdachte [medeverdachte 1] ; de verdachte had de sleutels van de bus in zijn zak. De telefoon van de verdachte en die van medeverdachte [medeverdachte 1] hadden sinds 15 januari 2024 zeer regelmatig contact met elkaar. Ook straalden de telefoons van de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] sinds 15 januari 2024 regelmatig zendmasten aan die dekking geven op de [straatnaam] in Rijsenhout.
De aangetroffen chemicaliën zijn door de politie via het gespecialiseerde bedrijf Dirmar Seon B.V. vernietigd. De kosten daarvan bedragen € 293.023,69.
Opzet
Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van de loods, te weten een oud bouwwerk achterop een terrein in het buitengebied en zonder kenbare borden of beschrijving anderszins van (legale) chemische bedrijfsvoering, de inrichting van de loods met onder meer de vier vervuilde reactieketels, droogrekken, vrieskisten, de grote hoeveelheid lege en gevulde vaten met chemicaliën, en alle overige drugsgerelateerde goederen die zich in de loods bevonden, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte wist van het drugslab in Rijsenhout en daar actief bij betrokken was. De brandweerlieden, die het eerst het pand betraden, zagen direct dat achter de afgesloten dubbele deur meerdere personen aan het werk waren, onder wie één persoon gehuld in een zwart beschermingspak. Ook zagen zij drie jassen over een stoel hangen. De verdachte en zijn twee medeverdachten zijn de enige personen die even later door de politie in de loods zijn aangetroffen.
Dat de verdachte slechts goederen zou hebben afgeleverd en dacht te maken te hebben met een legaal bedrijf, en verder het pand in is gevlucht toen er dikke witte rook ontstond, acht de rechtbank gelet op het voorgaande volstrekt ongeloofwaardig.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte opzet heeft gehad op de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
Medeplegen
Voor medeplegen is noodzakelijk dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een of meer anderen gericht op het gezamenlijk uitvoeren van het delict. De verdachten waren samen in een van de ruimtes in de loods aan het werk toen de brandweer binnen kwam. Het DNA van alle drie de verdachten is op maskers, die in een van de ruimtes in de loods lagen, aangetroffen en getuigen hebben verklaard dat zij de drie verdachten ook regelmatig samen bij de loods hebben gezien. De verdachte had sinds 15 januari 2024 zeer regelmatig telefonisch contact met medeverdachte [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] had de witte Mercedes Sprinter gehuurd die ook door de verdachte werd gebruikt. De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking, die was gericht op het gezamenlijk uitvoeren van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
Feit 3: partiële vrijspraak in-/uitvoer en verkoop
Met uitzondering van de op 5 februari 2024 bij de loods gesignaleerde busjes met Poolse kentekens bevat het dossier geen aanwijzingen dat sprake is geweest van invoer en/of uitvoer van verdovende middelen. Deze aanwijzing acht de rechtbank onvoldoende om tot een bewezenverklaring van dat onderdeel te komen. De rechtbank zal de verdachte van dat onderdeel vrijspreken.
Evenmin zijn er voldoende aanwijzingen dat de verdachten de verdovende middelen hebben verkocht, zodat ook van dit onderdeel moet worden vrijgesproken.
3.3.3
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 4
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat tijdens de fouillering na de aanhouding van de verdachte een stapel geld in de linker jaszak van de verdachte en een stapel geld in de rechter jaszak van de verdachte is aangetroffen. Beide stapels werden bijeengehouden door een elastiek. In de portemonnee in de binnenzak van de verdachte is ook nog een aanzienlijk contant geldbedrag aangetroffen.
In totaal had de verdachte € 15.989,75 bij zich. De wijze van verpakken van de bundels biljetten, bijeengehouden door een elastiek, voldoet aan een van de typologieën van witwassen. Daarbij komt dat de verdachte is aangetroffen in een in werking zijnd drugslab. Deze omstandigheden rechtvaardigen zonder meer het vermoeden dat genoemd geldbedrag onmiddellijk afkomstig is uit enig eigen misdrijf van de verdachte (namelijk het vervaardigen van en handelen in drugs). Van de verdachte mag dan worden verwacht dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van het geld.
De verdachte heeft tijdens zijn verhoren steeds een beroep gedaan op zijn zwijgrecht. Dit geldt niet alleen voor vragen over het drugslab, maar ook over het bij de verdachte aangetroffen geldbedrag. Vervolgens heeft de verdachte een brief (met vertaling) van het Openbaar Ministerie ontvangen, gedateerd 21 maart 2024, waarin hij werd uitgenodigd om uiterlijk 11 april 2024 een verklaring te geven over de herkomst van het geld. Zijn raadsvrouw heeft een afschrift van deze brief ontvangen. De verdachte heeft niet inhoudelijk op deze brief gereageerd.
Pas op de zitting van 7 oktober 2024 heeft de verdachte verklaard dat hij het geld van zijn stiefvader heeft geleend voor het kopen van een eigen bestelbus. Daarbij heeft de verdediging een schriftelijke verklaring gedateerd 27 december 2023 (met vertaling) en een kopie van een ID-bewijs overgelegd.
De ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte is naar het oordeel van de rechtbank geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring voor de herkomst van het geld. De rechtbank acht het onbegrijpelijk dat de verdachte pas op de zitting met deze verklaring komt. De authenticiteit van de verklaring kan daardoor niet worden geverifieerd, en enig bewijs van betaling of bankafschrift is niet bijgevoegd. Omdat de verdachte geen redengevende verklaring voor de herkomst van het geld heeft gegeven, in combinatie met het aantreffen van het geld bij een drugslaboratorium, concludeert de rechtbank dat het niet anders kan zijn dan dat het op 17 februari 2024 bij de verdachte aangetroffen geldbedrag onmiddellijk of middellijk afkomstig is uit eigen misdrijf, namelijk het vervaardigen en handelen in drugs. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bedrag van ongeveer € 15.989,- heeft witgewassen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1
hij in de periode van 15 januari 2024 tot en met 17 februari 2024 te Rijsenhout, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, in een pand, gelegen aan of bij de [straatnaam] , aldaar opzettelijk heeft vervaardigd en bereid en bewerkt en verwerkt en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, hoeveelheden van een materiaal bevattende Clefedron (4-chloormethcathinon, 4-CMC);
2
hij op 17 februari 2024 te Rijsenhout, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, in een pand, gelegen aan of bij de [straatnaam] , aldaar opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1145 kilo Clefedron (4-chloormethcathinon, 4-CMC);
3
hij in de periode van 15 januari 2024 tot en met 17 februari 2024, te Rijsenhout, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen (meermalen) om een feit, bedoeld in het vierde en/of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en
- het opzettelijk vervaardigen,
van Clefedron (4-chloormethcathinon, 4-CMC), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende Clefedron,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid en middelen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en zijn mededaders, wisten of ernstige reden hadden om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door:
- Hardware / laboratoriumbenodigdheden (onder meer een hoeveelheid droogrekken en vrieskisten en maskers en reactieketels), welke voorwerpen benodigd zijn, althans kunnen worden gebruikt, bij/voor de bereiding en verwerking en vervaardiging van Clefedron, voorhanden/aanwezig te hebben en (daartoe)
- Een/meerdere stof(fen), te weten:
(A) een hoeveelheid (ongeveer 9025 kilo) 2-broom-4-chloorpropiofenon en
(B) een hoeveelheid (ongeveer 50 liter) Pirolicline en
(C) een hoeveelheid (ongeveer 50 liter) Valerophenone en
(D) een hoeveelheid (ongeveer 3740 liter) Methylamine en
(E) een hoeveelheid (ongeveer 400 liter) Aceton en
(F) een hoeveelheid (ongeveer 3600 liter) Dichloormethaan en
(G) een hoeveelheid (ongeveer 400 liter) zoutzuur en
(H) een hoeveelheid (ongeveer 100 liter) 3-chloropropiophenon,
voorhanden te hebben en/of op te slaan;
4
hij op 17 februari 2024 te Rijsenhout, gemeente Haarlemmermeer, een geldbedrag (ter hoogte van ongeveer 15.989 euro) voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat dat geldbedrag onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 en feit 2:
de eendaadse samenloop van
feit 1: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B en D van de Opiumwet gegeven verbod
en
feit 2: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van feit 3:
medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstig reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Ten aanzien van feit 4:
eenvoudig witwassen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek van de periode die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd de verdachte de maatregel kostenverhaal op te leggen voor een bedrag van € 97.674,56.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit de verdachte een aanzienlijk lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie geëist vanwege de samenloop van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte, first offender, is met zijn vrouw en zevenjarige dochter naar Nederland gekomen om een beter bestaan op te bouwen. Hij had de Oekraïense nationaliteit verloren en het was lastig de Poolse nationaliteit te verkrijgen. Daarom kon de verdachte in Nederland geen BSN krijgen, wat weer reden was dat hij zich nergens kon inschrijven en alleen een baantje via Facebook kon krijgen.
Ten aanzien van de maatregel kostenverhaal heeft de raadsvrouw primair verzocht het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren gelet op de bepleite vrijspraak, subsidiair omdat de vordering in het dossier niet is ondertekend. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit de vordering aanzienlijk te matigen nu uit het dossier blijkt dat hoogstwaarschijnlijk nog (veel) meer personen bij het drugslab betrokken zijn geweest.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan de grootschalige productie van 4-CMC en het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid 4-CMC. Daarnaast heeft hij zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de voorbereiding van productie van 4-CMC.
Het is algemeen bekend dat productie van synthetische drugs, en verdovende middelen in het algemeen, zeer schadelijk is voor de volksgezondheid en bovenal voor de gezondheid van de gebruikers van deze middelen. Het is wetenschappelijk aangetoond dat het frequent gebruik van harddrugs de volksgezondheid kan schaden, met name waar het geestelijke aandoeningen betreft. Bovendien bekostigen gebruikers hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen.
Voorts blijkt uit het informatieblad van het team LFO dat productieplaatsen van (synthetische) drugs een ernstig gevaar voor de leefomgeving of voor de gezondheid van de bewoners van woningen, personeel van aangrenzende bedrijven en bezoekers vormen. In tegenstelling tot bij een professioneel laboratorium is er bij drugslaboratoria zoals in deze zaak geen sprake van professionele productiemiddelen, gekwalificeerd personeel, veilig en hygiënisch werken en volgens de geldende wet- en regelgeving opslaan en afvoeren van chemicaliën en afval. Zo kan bijvoorbeeld een reactieketel bij ondeskundig gebruik door de drukopbouw exploderen, waarna de kans op giftige dampen en een uitslaande brand aanwezig is.
De verdachte heeft kennelijk alleen gedacht aan eigen financieel gewin en zich niet bekommerd om de risico’s voor omwonenden, personen die in de buurt werken en de schadelijke gevolgen van zijn handelen voor anderen en het milieu. Daarnaast heeft de verdachte geld uit eigen misdrijf witgewassen. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging voor de integriteit van het financiële stelsel en de economie. De rechtbank rekent dit alles de verdachte zwaar aan.
Bij dergelijke feiten past geen andere straf dan een forse gevangenisstraf. Voor het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten en naar straffen die in (enigszins) vergelijkbare zaken worden opgelegd. Volgens de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting staat voor het bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en vervaardigen van harddrugs voor hoeveelheden van meer dan 20 kilo een gevangenisstraf van meer dan 50 maanden (in organisatorisch verband 72 maanden) en voor het aanwezig hebben van meer dan 20 kilo harddrugs een gevangenisstraf van meer dan 36 maanden (in organisatorisch verband 48 maanden). Daarnaast is nog sprake van voorbereidingshandelingen en witwassen van een geldbedrag. Gelet op het feit dat hier sprake is van aanzienlijk grotere hoeveelheden aangetroffen drugs dan is genoemd in de hoogste categorie van de oriëntatiepunten, maar ook van samenloop, acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf alleszins redelijk. Zij zal de verdachte dan ook conform deze eis veroordelen tot een gevangenisstraf van zes jaren. De periode die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht zal hiervan worden afgetrokken.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Maatregel kostenverhaal
De maatregel in artikel 13d van de Opiumwet maakt het mogelijk dat de kosten die ten laste van de Staat komen in verband met de vernietiging van voorwerpen die ernstig gevaar opleveren voor de leefomgeving of volksgezondheid, worden verhaald op degene die wordt veroordeeld ter zake van een strafbaar feit dat in verband staat met het voorwerp.
De rechtbank stelt vast dat aan voornoemde vereisten voor oplegging van de maatregel is voldaan. In de loods waren namelijk stoffen aanwezig die een ernstig gevaar opleveren voor de leefomgeving of voor de volksgezondheid en de Staat heeft kosten gemaakt voor vernietiging daarvan. Anders dan de raadsvrouw heeft aangevoerd, is een voorafgaand door de officier van justitie ondertekende vordering geen vereiste.
De rechtbank is van oordeel dat de kosten die zijn opgenomen in het kostenoverzicht en de factuur van Dirmar Seon B.V., totaal € 293.023,69, voldoende zijn onderbouwd en zijn aan te merken als kosten in de zin van artikel 13d van de Opiumwet. Uit het dossier blijkt tevens dat de factuur van dit bedrijf door de Staat is betaald.
De rechtbank zal daarom aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling van een derde van dat bedrag, te weten € 97.674,56, aan de Staat ter vergoeding van kosten als bedoeld in artikel 13d van de Opiumwet. Dat er ook anderen dan verdachte en zijn medeverdachten bij het drugslaboratorium betrokken zouden zijn is onvoldoende concreet geworden, zodat er geen aanleiding is om het bedrag dat verdachte moet vergoeden te verminderen.
De rechtbank zal bij het opleggen van de maatregel ook de duur van de gijzeling bepalen die, met toepassing van artikel 6:6:25 Wetboek van Strafvordering, in dit geval ten hoogste kan worden gevorderd. In dit geval is dat het maximum aantal dagen, te weten 365 dagen.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 47, 55, 57, 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht.
artikel 2, 10, 10a, 13d artikel van de Opiumwet.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder de feiten 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 3.4 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
6 (zes) jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ter vergoeding van kosten als bedoeld in artikel 13d van de Opiumwet een bedrag van
€ 97.674,56(zegge: zevenennegentigduizend zeshonderdvierenzeventig euro en zesenvijftig cent).
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste door de officier van justitie kan worden gevorderd op 365 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.S. Neervoort, voorzitter,
mr. G.F.H. Lycklama à Nijeholt en mr. B.V.A. Corstens, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. C.M.A. van der Meij,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 oktober 2024.