ECLI:NL:RBNHO:2024:10769

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
21 oktober 2024
Zaaknummer
10991123 \ CV EXPL 24-758
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over betaling van facturen tussen groothandelsbedrijven in groenten en fruit met tegenvorderingen

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, gaat het om een geschil tussen twee besloten vennootschappen, Jan Stap B.V. en Cebru Beheer B.V., over de betaling van facturen voor de levering van groenten en fruit. Jan Stap vordert betaling van een bedrag van € 19.791,13 van Cebru, terwijl Cebru een tegenvordering indient van € 2.233,00. De kantonrechter heeft op 23 oktober 2024 geoordeeld dat beide partijen de gelegenheid moeten krijgen om bewijs te leveren voor hun stellingen. Jan Stap heeft in maart 2024 een vordering ingesteld, waarop Cebru schriftelijk heeft geantwoord en een tegenvordering heeft ingediend. Tijdens de zitting op 8 oktober 2024 zijn beide partijen gehoord en zijn er stukken overgelegd ter ondersteuning van hun standpunten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat Cebru het door Jan Stap geleverde fruit heeft gekocht en dat de kwaliteit voldeed aan de eisen. Er is echter onduidelijkheid over de verkoopprijzen, waarbij Jan Stap stelt dat deze vast waren, terwijl Cebru betwist dat er een vaste prijs is overeengekomen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Cebru in de gelegenheid moet worden gesteld om tegenbewijs te leveren tegen de stelling van Jan Stap dat er een vaste verkoopprijs is overeengekomen. Daarnaast is er een geschil over een grotere order van zoete aardappelen, waarbij Jan Stap betwist dat deze is besteld en geleverd. Ook hier moet Jan Stap de gelegenheid krijgen om tegenbewijs te leveren. De zaak is aangehouden voor verdere bewijslevering en zal op 20 november 2024 opnieuw worden behandeld.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: 10991123 \ CV EXPL 24-758 WD
Vonnis van 23 oktober 2024 (bij vervroeging)
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TORRES FRESH B.V.,tot 1 mei 2023 genaamd
JAN STAP B.V.,
te Barendrecht,
eisende partij,
verwerende partij tegen de tegenvordering,
hierna te noemen: Jan Stap,
gemachtigde: mr. L.M. Ravestijn,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CEBRU BEHEER B.V.,
te Zuid-Scharwoude,
gedaagde partij,
eisende partij met een tegenvordering,
hierna te noemen: Cebru,
gemachtigde: mr. H. van Lingen.

1.De zaak in het kort

In deze zaak gaat het om het volgende. Partijen hebben over en weer groenten en fruit aan elkaar verkocht en vorderen betaling van hun facturen. De kantonrechter is van oordeel dat zowel Jan Stap als Cebru de gelegenheid moeten krijgen om (tegen)bewijs te leveren. Een definitieve beslissing kan de kantonrechter nu nog niet geven.

2.De procedure

2.1.
Jan Stap heeft bij dagvaarding van 1 maart 2024 een vordering tegen Cebru ingesteld. Cebru heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend.
2.2.
Op 8 oktober 2024 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht, waarbij Cebru gebruik heeft gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.
Voorafgaand aan de zitting zijn de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van Jan Stap:- een schriftelijke reactie op de door Cebru ingestelde tegenvordering
van de zijde van Cebru:- de bij brief van 4 oktober 2024 overgelegde productie 7 en 8.

3.De feiten

3.1.
Jan Stap is een groothandelsbedrijf in de import en export van landbouwproducten.
3.2.
Cebru heeft een groente- en fruithandelsonderneming.
3.3.
Jan Stap heeft in augustus 2022 fruit aan Cebru verkocht en geleverd. Jan Stap heeft in de periode van 4 tot en met 11 augustus 2022 door middel van vier facturen in totaal een bedrag van € 19.791,13 bij Cebru in rekening gebracht.
3.4.
Cebru heeft dit bedrag niet aan Jan Stap betaald.
3.5.
Op 30 september 2022 heeft Cebru door middel van factuur 3153 ter zake van een levering van door Jan Stap bestelde zoete aardappelen een bedrag van € 1.228,50 bij Jan Stap in rekening gebracht.
3.6.
Op 7 oktober 2022 heeft Cebru door middel van factuur 3168 ter zake van een levering van zoete aardappelen een bedrag van € 18.639,00 bij Jan Stap in rekening gebracht.
3.7.
Jan Stap heeft beide factuurbedragen niet aan Cebru betaald.
3.8.
Zowel bij de verkoop van het in augustus 2022 aan Cebru geleverde fruit als bij de aankoop van de zoete aardappelen eind september/ begin oktober 2022 heeft [medewerker] (hierna: [medewerker] ) namens Jan Stap als contactpersoon opgetreden. [medewerker] is niet meer werkzaam voor Jan Stap.

4.Het geschil

de vordering
4.1.
Jan Stap vordert dat de kantonrechter Cebru veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 19.791,13, te vermeerderen met rente en kosten.
4.2.
Jan Stap voert hiertoe aan, kort gezegd, dat Cebru moet betalen voor het door Jan Stap aan Cebru verkochte en geleverde fruit.
4.3.
Cebru voert verweer op, kort gezegd, de navolgende gronden.
Partijen zijn geen vaste verkoopprijs voor het fruit overeengekomen. Cebru heeft het fruit “in commissie” van Jan Stap gekocht. Cebru zou een afnemer zoeken voor het door Jan Stap verkochte en geleverde fruit. De door Cebru aan Jan Stap te betalen koopsom is afhankelijk van de prijs waarvoor Cebru het fruit aan deze afnemer heeft doorverkocht. De op de facturen gemelde prijzen, zijn slechts richtprijzen.
Cebru heeft deze afspraken gemaakt met [medewerker] , die destijds als contactpersoon namens Jan Stap heeft opgetreden. Voordat [medewerker] voor Jan Stap werkzaam was, heeft Cebru al verschillende malen op deze basis zaken met [medewerker] gedaan.
Gelet op de verkoopprijzen die Cebru met de door haar gevonden afnemer (Fresh 2 You B.V.) heeft afgesproken, dient de door Jan Stap van Cebru gevorderde koopsom te worden verminderd/gecrediteerd met een bedrag van € 5.378,00.
Daarbij komt dat Cebru op 30 september 2022 voor een totaalbedrag van € 19.867,50 aan zoete aardappelen aan Jan Stap heeft verkocht. Jan Stap heeft dit bedrag niet aan Cebru betaald. Dit bedrag dient bij wijze van verrekening in mindering te worden gebracht op de koopsom die Cebru aan Jan Stap verschuldigd is.
de tegenvordering
4.4.
Cebru vordert dat de kantonrechter Jan Stap veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 2.233,00.
4.5.
Cebru voert daartoe aan dat na de verrekening er nog een door Jan Stap aan Cebru te betalen bedrag van € 2.233,23 resteert.
4.6.
Jan Stap voert verweer tegen de tegenvordering.
Jan Stap schort de betaling van de door Cebru verzonden factuur 3153 van € 1.228,50 op in verband met de niet-betaling door Cebru voor het door Jan Stap geleverde fruit. Jan Stap wenst dit bedrag te verrekenen met haar openstaande vordering op Cebru.
Daarnaast betwist Jan Stap dat zij de met factuur 3168 in rekening gebrachte zoete aardappelen bij Cebru heeft besteld en geleverd heeft gekregen. Het door middel van deze factuur in rekening gebrachte bedrag van € 18.639,00 is Jan Stap niet verschuldigd.

5.De beoordeling

de vordering
5.1.
Vast staat dat Cebru het door Jan Stap aan haar geleverde en bij haar in rekening gebrachte fruit van Jan Stap heeft gekocht. Ook staat vast dat de kwaliteit van het geleverde fruit voldeed aan de redelijkerwijs daaraan te stellen eisen.
5.2.
Dit brengt mee dat Cebru, behoudens eventuele verrekeningen en crediteringen, gehouden is Jan Stap te betalen. De kantonrechter moet daarom vaststellen welke (ver)koopprijzen partijen zijn overeengekomen. Partijen verschillen hierover van mening.
5.3.
Jan Stap stelt dat de op de facturen gemelde prijzen “vaste bedragen” zijn. Cebru brengt hier tegenin dat de op de facturen vermelde prijzen, richtprijzen zijn. De definitieve prijzen zouden afhangen van de prijzen waarvoor Cebru het fruit aan Fresh 2 You B.V. had doorverkocht. Cebru beroept zich hiertoe op mondelinge afspraken die zij stelt te hebben gemaakt met [medewerker] . Anders dan Jan Stap is de kantonrechter van oordeel dat dit betoog van Cebru moet worden beschouwd als een gemotiveerde betwisting van de door Jan Stap aan haar vordering ten grondslag gelegde stelling dat partijen een vaste verkoopprijs zijn overeengekomen. Van een bevrijdend verweer is geen sprake.
5.4.
Omdat Jan Stap ter onderbouwing van haar vordering zich beroept op overeengekomen “vaste verkoopprijzen” en Cebru deze gestelde verkoopprijzen betwist, rust op haar de last deze prijzen te bewijzen [1] .
5.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter staat mede op basis van het door Jan Stap overgelegde bewijsmateriaal voorshands vast dat partijen een vaste verkoopprijs zijn overeengekomen. Tegen deze voorshandse aanname staat tegenbewijs open en Cebru zal in de gelegenheid worden gesteld dit tegenbewijs te leveren. De kantonrechter zal hieronder uitleggen waarop dit oordeel is gebaseerd.
5.6.
Vast staat dat vaste verkoopprijzen in beginsel binnen de branche van partijen niet ongebruikelijk zijn.
Daarbij komt dat uit de orderbevestigingen en de facturen van Jan Stap blijkt dat zij uit is gegaan van vaste verkoopprijzen. Deze stukken zijn hierover duidelijk. Op beide stukken staan de prijzen vermeld van het fruit dat tussen partijen is verkocht en geleverd. Dat het hierbij gaat om richtprijzen waarbij de definitieve prijzen achteraf zouden worden vastgesteld, staat op deze stukken nergens vermeld.
Dat Cebru, die niet heeft betwist deze stukken te hebben ontvangen, niet (aantoonbaar) heeft geprotesteerd tegen de op die stukken vermelde (vaste) prijzen, is voor de kantonrechter reden om op voorhand aan te nemen dat partijen van een vaste verkoopprijs zijn uitgegaan.
5.7.
De kantonrechter ziet aanleiding om Cebru in de gelegenheid te stellen om tegenbewijs te leveren tegen de op voorhand als vaststaand aangenomen stelling dat partijen vaste verkoopprijzen zijn overeengekomen. Aanleiding hiervoor is dat een schriftelijke verklaring van [medewerker] door Jan Stap niet is overgelegd, terwijl op de mondelinge behandeling is gebleken dat Jan Stap– anders dan Cebru – recentelijk contact met [medewerker] heeft gehad en wel over een dergelijke verklaring beschikt. Dit terwijl [medewerker] als enig contactpersoon namens Jan Stap heeft opgetreden en als onbetwist vast staat dat Cebru vóór augustus 2022 zaken met [medewerker] heeft gedaan op basis van richtprijzen in plaats van vaste prijzen. De kantonrechter zal de zaak naar de rol verwijzen voor een akte aan de zijde van Cebru over de aan haar geboden gelegenheid tot leveren van tegenbewijs.
5.8.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
de tegenvordering
5.9.
De tegenvordering ziet op een (gestelde) verkoop en levering van zoete aardappelen. Vast staat dat Jan Stap een proefbestelling bij Cebru heeft geplaatst en dat Jan Stap daarna aan de hand van de bevindingen van de proefbestelling mogelijk een grotere order zou plaatsen. Dit volgt uit de verklaringen die hierover op de mondelinge behandeling zijn afgelegd. De proefbestelling is geleverd en de hierop ziende factuur heeft Jan Stap ontvangen, maar niet betaald. Ook staat vast dat [medewerker] namens Jan Stap bij de bestelling(en) betrokken is geweest.
5.10.
Het verschil van mening tussen partijen gaat over de eventuele grotere order. Jan Stap betwist de gefactureerde, grotere partij zoete aardappelen te hebben besteld. Ook betwist zij dat deze partij zoete aardappelen aan haar is geleverd. Omdat Cebru ter onderbouwing van haar vordering zich beroept op de bestelling en de levering en Jan Stap deze allebei betwist, rust op Cebru de last deze te bewijzen [2] .
5.11.
Naar het oordeel van de kantonrechter staat mede op basis van het door Cebru overgelegde bewijsmateriaal voorshands vast dat Jan Stap de grotere order zoete aardappelen bij Cebru heeft besteld en dat Cebru deze partij aan Jan Stap heeft geleverd.
De kantonrechter zal hieronder uitleggen waarop dit oordeel is gebaseerd.
5.12.
In de eerste plaats heeft Jan Stap niet duidelijk gemaakt om welke redenen zij uiteindelijk zou hebben afgezien van het plaatsen van de grotere order. Dat de zoete aardappelen die als proefbestelling bij Jan Stap zijn afgeleverd, niet voldeden, heeft Jan Stap niet gesteld. Een andere reden voor het niet plaatsen van de grotere order, heeft Jan Stap evenmin genoemd. In dat kader vindt de kantonrechter van belang dat op de mondelinge behandeling is gebleken dat Jan Stap recentelijk nog contact met [medewerker] heeft gehad, maar hierover kennelijk geen opheldering heeft verkregen.
5.13.
Daarbij komt dat het door Cebru overgelegde formulier “Douane wegvoeringsexemplaar [3] en de door Cebru overgelegde factuur van de door haar ingeschakelde vervoerder (CSI Fresh) met bijlagen [4] erop duiden dat Cebru uitvoering heeft gegeven aan de grotere order.
5.14.
Uit het formulier “Douane wegvoeringsexemplaar” valt, zoals Cebru onweersproken heeft toegelicht, af te leiden dat de douane op 3 oktober 2022 een partij zoete aardappelen (3600 Colli/ 21600 kg) aan CSI Fresh, heeft afgegeven. Deze hoeveelheid komt overeen met de hoeveelheid die op factuur 3168 staat vermeld.
5.15.
De bijlage bij de door CSI Fresh aan Cebru verzonden factuur duidt erop dat CSI Fresh een levering bij Jan Stap heeft gedaan. Uit de code
“CXRU1260097”,die staat vermeld op zowel de bijlage bij de factuur van CSI Fresh als op het eerdergenoemde formulier met aanhef “Douane wegvoeringsexemplaar”, lijkt daarnaast te volgen dat CSI Fresh de op 3 oktober 2022 door de douane aan haar afgegeven partij order zoete aardappelen (3600 Colli/ 21600 kg) aan Jan Stap heeft afgeleverd.
5.16.
De kantonrechter ziet aanleiding om Jan Stap in de gelegenheid te stellen om tegenbewijs te leveren tegen de op voorhand als vaststaand aangenomen stelling dat Jan Stap de grotere order zoete aardappelen bij Cebru heeft besteld en geleverd heeft gekregen. Aanleiding hiervoor is dat alle stukken waar de kantonrechter het voorshandse oordeel op baseert, afkomstig zijn uit de administratie van Cebru en/of de door haar ingeschakelde CSI Fresh. De kantonrechter vindt het voor een goede rechtsbedeling noodzakelijk dat Jan Stap de gelegenheid krijgt om deze voorshandse aanname van de kantonrechter te kunnen ontzenuwen door middel van stukken of verklaringen die in haar eigen domein liggen. De kantonrechter zal de zaak naar de rol verwijzen voor een akte aan de zijde van Jan Stap over de aan haar geboden gelegenheid tot leveren van tegenbewijs.
5.17.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

6.De beslissing

De kantonrechter
de vordering
6.1.
stelt Cebru in de gelegenheid om tegenbewijs te leveren tegen de op voorhand als vaststaand aangenomen stelling dat partijen een vaste verkoopprijs zijn overeengekomen;
6.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van woensdag 20 november 2024 voor uitlating door Cebru of zij tegenbewijs wilt leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
6.3.
bepaalt dat, als Cebru geen bewijs door het horen van getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, zij die stukken dan direct in het geding moet brengen,
6.4.
bepaalt dat, als Cebru getuigen wil laten horen, zij de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun gemachtigde in de maanden december 2024 tot en met april 2025 dan direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
6.5.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de zitting van
mr. D.D.M. Hazeu, in het gerechtsgebouw te Alkmaar, Kruseman van Eltenweg 2,
6.6.
bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
6.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
de tegenvordering
6.8.
stelt Jan Stap in de gelegenheid om tegenbewijs te leveren tegen de op voorhand als vaststaand aangenomen stelling dat dat Jan Stap de grotere order zoete aardappelen bij Cebru heeft besteld en geleverd heeft gekregen;
6.9.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van woensdag 20 november 2024 om 10:30 uur voor uitlating door Jan Stap of zij tegenbewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
6.10.
bepaalt dat, als Jan Stap geen bewijs door het horen van getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, zij die stukken dan direct in het geding moet brengen,
6.11.
bepaalt dat, als Jan Stap getuigen wil laten horen, zij de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun gemachtigde in de maanden december 2024 tot en met april 2025 dan direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
6.12.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de zitting van
mr. D.D.M. Hazeu, in het gerechtsgebouw te Alkmaar, Kruseman van Eltenweg 2,
6.13.
bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
6.14.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.D.M. Hazeu en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2024.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
2.Dit volgt uit artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
3.Zie productie 7 van Cebru
4.Zie productie 8 van Cebru