ECLI:NL:RBNHO:2024:1075

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
6 februari 2024
Zaaknummer
HAA 24/279
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake maatschappelijke opvang voor alleenstaande ouder met kinderen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 6 februari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een alleenstaande ouder met vijf kinderen, heeft een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd gekregen en heeft in het verleden in asielzoekerscentra verbleven. Na een weigering van een woningaanbod door verzoekster, heeft het COA haar ontkoppeld van de gemeente Haarlem, wat leidde tot een ontruimingsprocedure. Verzoekster heeft zich op 23 januari 2024 bij de gemeente Haarlem gemeld voor opvang, maar haar aanvraag werd op 29 januari 2024 afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de gemeente Haarlem een onderzoek moet verrichten naar de ondersteuningsbehoefte van verzoekster en haar kinderen, aangezien de afwijzing van de aanvraag niet voldoende onderbouwd is. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en schorst het besluit van 29 januari 2024, waardoor verzoekster en haar kinderen gedurende de bezwaarprocedure opgevangen moeten worden. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot betaling van proceskosten aan verzoekster.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 24/279

uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 februari 2024 in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster

(gemachtigde: mr. J. Sprakel),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem

(gemachtigden: mr. [naam 1] en [naam 2] ).

Inleiding

1. Verzoekster is een alleenstaand ouder met vijf kinderen, in de leeftijd van 0 tot 9 jaar.
2. Zij heeft 12 jaar verbleven in asielzoekerscentra, de laatste periode in Katwijk.
3. Bij beschikking van 20 januari 2023 heeft verzoekster een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd gekregen.
4. Op 27 januari 2023 heeft er een huisvestingsgesprek plaatsgevonden tussen verzoekster en een locatiemedewerker van het AZC in Katwijk.
5. In februari 2023 wordt verzoekster ‘gekoppeld’ aan de gemeente Haarlem voor een woning.
6. Op 5 maart 2023 bericht het Centraal orgaan opvang asielzoekers (COA) aan verzoekster dat de gemeente Haarlem bereid is gevonden woonruimte ter beschikking te stellen.
7. Medio april 2023 wordt bij de gemeente Haarlem en de woningbouwverenigingen bekend dat verzoekster zwanger is van een tweeling. De zoekopdracht wordt dientengevolge aangepast.
8. Op 27 juli 2023 wordt de tweeling geboren.
9. Op 6 september 2023 wordt verzoekster een woning (met 4 slaapkamers) aangeboden in Haarlem.
10. Verzoekster heeft dit aanbod geweigerd, ook nadat haar meermaals is uitgelegd wat de gevolgen zullen zijn, namelijk het stopzetten van de voorzieningen (onderdak en leefgeld) door het COA.
11. Op 3 oktober 2023 bericht het COA de gemeente Haarlem over de weigering. Verzoekster wordt ‘ontkoppeld’ van de gemeente Haarlem.
12. Op 12 oktober 2023 sommeert COA verzoekster om het AZC in Katwijk te verlaten.
13. Het COA spant vervolgens een ontruimingsprocedure aan, omdat verzoekster het AZC niet wilde verlaten.
14. Op 15 december 2023 heeft de kantonrechter het COA in het gelijk gesteld, waardoor verzoekster het AZC heeft moeten verlaten. Daarna heeft verzoekster met haar kinderen enige tijd in haar netwerk kunnen verblijven. Op 23 januari 2024 heeft verzoekster zich (via de stichting Steunpunt) bij de gemeente Haarlem gemeld voor opvang.
15. Tot 11 januari 2024 verblijven verzoekster en haar kinderen in het AZC te Katwijk.
16. In de periode van 11 tot 19 januari 2024 verblijven verzoekster en haar kinderen in Den Helder en Den Haag. In deze periode heeft verzoekster zich tweemaal gemeld bij de gemeente Den Haag voor opvang en tweemaal bij de gemeente Leiden.
17. Op 19 januari 2024 meldt verzoekster zich bij de gemeente Haarlem. Verzoekster en haar kinderen ontvangen opvang voor het weekend.
18. Op 23 januari 2024 wordt door verzoekster een spoedaanvraag voor opvang gedaan.
19. Bij besluit van 29 januari 2024 heeft verweerder de aanvraag afgewezen.
20. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzoekt een voorlopige voorziening te treffen door verweerder op te dragen verzoekster en haar vijf kinderen op te vangen voor de duur van de bezwaarprocedure en tot tenminste zes weken daarna. Verzoekster voert aan dat de omstandigheid dat haar een woning is toegewezen niet betekent dat zij zelfredzaam is. Verzoekster voert verder aan dat de kinderen per definitie kwetsbaar zijn en bescherming nodig hebben.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wettelijk kader
21. In artikel 1, eerste lid, van de Wet maatschappelijk ondersteuning 2015 (Wmo 2015) is bepaald dat onder opvang wordt verstaan onderdak en begeleiding voor personen die de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
22. In artikel 2.3.2 van de Wmo 2015 is – voor zover hier van belang – bepaald dat verweerder naar aanleiding van een melding de ondersteuningsbehoefte onderzoekt.
23. In artikel 2.3.3 van de Wmo 2015 is bepaald dat in spoedeisende gevallen, daaronder begrepen de gevallen waarin terstond opvang noodzakelijk is, verweerder onverwijld beslist tot verstrekking van een tijdelijke maatwerkvoorziening, in afwachting van de uitkomst van het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2 van de Wmo 2015.
24. In artikel 2.3, eerste lid, van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlem 2023 (Verordening) staat dat verweerder, binnen zes weken na de melding, een onderzoek uitvoert, zoals bepaald in de wet. Dit onderzoek is niet nodig als de situatie al voldoende bekend is door eerdere meldingen of onderzoeken.
25. In artikel 11.1, eerste lid, van de Verordening zijn de criteria voor de maatschappelijke opvang neergelegd. Een cliënt kan in aanmerking komen voor maatschappelijke opvang als deze:
- feitelijk dakloos is én
- geen mogelijkheden heeft om met hulp uit het sociaal netwerk in alternatieve huisvesting te voorzien én
- ondersteuning nodig heeft in het zich op eigen kracht handhaven in de samenleving.
Standpunt verweerder
26. In het besluit van verweerder van 29 januari 2024 wordt de afwijzing van de spoedaanvraag voor opvang als volgt gemotiveerd:

‘Motivering

Opvang onder de Wmo 2015 is bedoeld voor personen die dakloos- en niet zelfredzaam zijn, al dan niet in verband met huiselijk geweld. In uw geval is niet gebleken dat u niet zelfredzaam bent. Het feit dat u geen woning heeft op dit moment maakt dat niet anders. Immers is de Wmo 2015 niet bedoeld om een oplossing te bieden voor de schaarste op de woningmarkt. Het feit dat aan u een woning is aangeboden, biedt bewijs voor het feit dat u zelfredzaam bent. U bent dakloos geworden doordat u de aangeboden geschikte woning heeft geweigerd. U kreeg deze woning aangeboden omdat u, als statushouder, vanuit het COA gekoppeld werd aan de gemeente Haarlem. Sinds 3 oktober 2023 bent u niet meer gekoppeld aan Haarlem. De voorziening opvang als bedoeld in de Wmo 2015 kan geen uitkomst bieden. Uw situatie valt immers buiten de Wmo 2015.’
Spoedaanvraag
27. Nu verweerder ter zitting de noodzaak van opvang niet heeft bestreden ziet de voorzieningenrechter de – ter zitting gedane – toezegging van verweerder voor opvang zorg te dragen als invulling van het bepaalde in artikel 2.3.3. van de Wmo 2015, dus als het verstrekken van een tijdelijke maatwerkvoorziening, zoals is verzocht in de spoedaanvraag van 23 januari 2024.
Onderzoek
28. Toekenning van een tijdelijke maatwerkvoorziening als hier aan de orde laat echter onverlet dat verweerder verder uitvoering dient te geven aan de melding om maatschappelijke ondersteuning in de vorm van opvang. Toekenning van een tijdelijke maatwerkvoorziening geschiedt immers in spoedeisende gevallen, waarin het voor de afwikkeling van de melding benodigde onderzoek van artikel 2.3.2 van de Wmo niet kan worden afgewacht.
29. Verweerder stelt zich klaarblijkelijk op het standpunt dat een onderzoek achterwege kan worden gelaten, nu vaststaat dat verzoekster zelfredzaam is. Dat betoog kan de voorzieningenrechter niet goed volgen. In artikel 2.3, eerste lid, van de Verordening staat immers dat een dergelijk onderzoek slechts achterwege kan worden gelaten als de situatie al voldoende bekend is door eerdere meldingen of onderzoeken. Gesteld, noch gebleken is dat dit het geval is. De enkele weigering om een woning te accepteren valt daar in ieder geval niet onder.
30. Om te kunnen beoordelen of verzoekster en haar kinderen in aanmerking kunnen komen voor maatschappelijke opvang zal verweerder een onderzoek moeten verrichten, overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.3. van de Verordening en artikel 2.3.2 van de Wmo 2015. De voorzieningenrechter merkt hierbij op dat dit onderzoek, zo nodig, meer moet inhouden dan het op basis van een gesprek invullen van de zelfredzaamheidsmatrix.
31. De voorzieningenrechter benadrukt dat bij dit onderzoek het belang van de kinderen voorop dient te staan. Wat er ook zij van de beslissingen van verzoekster, de kinderen treft daarvan geen enkel verwijt, terwijl juist zij in een kwetsbare positie verkeren gezien hun nog (zeer) jonge leeftijd.
Binding met Haarlem
32. De voorzieningenrechter overweegt verder dat de vraag die verweerder opwerpt of Haarlem wel de meest aangewezen plaats is verzoekster op te vangen in beginsel geen rol speelt. Dat volgt niet alleen uit de wet, maar ook de Verordening en uit Uitvoeringsregels maatwerkvoorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlem 2023. In de uitvoeringsregels staat dat verweerder zich conformeert aan het convenant “Landelijke toegankelijkheid Maatschappelijke Opvang” van de VNG. Dat betekent dat dakloze cliënten – ongeacht uit welke gemeente zij komen – zich bij de centrumgemeente kunnen melden.
Als uit onderzoek blijkt dat de maatschappelijke opvang het beste in een andere centrumgemeente kan plaatsvinden, wordt de cliënt warm overgedragen.
33. Indien verweerder op basis van het in te zetten onderzoek tot de conclusie zou komen dat verzoekster behoort tot de doelgroep van maatschappelijke opvang, kan de vraag waar verzoekster het best kan worden opgevangen wel aan de orde komen, maar ook dan kan verweerder niet volstaan met een verwijzing naar een andere gemeente.
Conclusie
34. Voor zover verweerder het besluit van verweerder van 29 januari 2024 tot afwijzing van de aanvraag om opvang heeft gebaseerd op het standpunt dat verzoekster zelfredzaam zou zijn, kan dat dus op dit moment nog niet worden gevolgd. Daarvoor ontbreekt namelijk een deugdelijke onderbouwing van die conclusie. Van de persoonlijke situatie van verzoekster is weinig meer bekend dan wat hiervoor is vermeld. Daaruit valt niet de conclusie te trekken dat zijn zelfredzaam is. Verweerder zal dus het nader onderzoek moeten verrichten, zoals hiervoor is beschreven.

Conclusie en gevolgen

35. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het besluit van 29 januari 2024 is geschorst tot twee weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar en bepaalt dat verzoekster en haar kinderen gedurende die periode worden opgevangen.
36. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst moet verweerder het griffierecht aan verzoekster vergoeden. Daarom krijgt verzoekster ook een vergoeding van haar proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoekster een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 875,00. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.750,00.
37. Daarbij overweegt de voorzieningenrechter dat het oordeel een voorlopig karakter heeft en de rechtbank niet bindt in een (eventueel) bodemgeding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het primaire besluit tot twee weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- bepaalt dat verzoekster en haar kinderen gedurende die periode worden opgevangen;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 51,00 aan verzoekster moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750,00 aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Jurgens, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.H. Bosveld, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.