In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 25 september 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen AirHelp Germany GmbH en KLM Cityhopper B.V. De eiseres, AirHelp, heeft een vordering ingesteld tegen de vervoerder, KLM Cityhopper, naar aanleiding van de annulering van vlucht KL1959 op 12 januari 2022. De passagier, die oorspronkelijk met deze vlucht van Amsterdam naar Zürich zou reizen, is omgeboekt naar een alternatieve vlucht en arriveerde meer dan drie uur later dan gepland. AirHelp, die de vorderingsrechten van de passagier heeft overgenomen, vordert compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie voorschrijft bij annulering van vluchten.
De vervoerder, KLM Cityhopper, heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de annulering het gevolg was van een capaciteitsreductie, wat volgens hen een buitengewone omstandigheid zou zijn. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat KLM Cityhopper niet voldoende heeft onderbouwd waarom specifiek deze vlucht moest worden geannuleerd. De rechter heeft vastgesteld dat de vervoerder niet kon aantonen dat er geen andere keuze was dan annulering van de vlucht, en heeft daarom de vordering van AirHelp toegewezen. De kantonrechter heeft KLM Cityhopper veroordeeld tot betaling van € 250,00 aan AirHelp, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de proceskosten voor rekening van de vervoerder gesteld. Dit vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.