In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 18 september 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen AirHelp Germany GmbH, eiseres, en British Airways Plc, gedaagde. De zaak betreft een vordering tot compensatie na de annulering van vlucht BA443 op 6 september 2022, waarbij de passagier meer dan drie uur later dan gepland in Londen aankwam. AirHelp, die het vorderingsrecht van de passagier heeft overgenomen, vordert een schadevergoeding van € 250,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie voorschrijft bij annulering van een vlucht.
De vervoerder, British Airways, betwist de vordering en stelt dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een capaciteitsreductie op Londen Heathrow, die buiten hun invloedssfeer lag. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de annulering inderdaad het gevolg was van deze omstandigheden. De rechter oordeelt dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen en dat AirHelp niet heeft betwist dat de vervoerder alles heeft gedaan om de passagier zo snel mogelijk naar de eindbestemming te vervoeren.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van AirHelp afgewezen en de proceskosten voor rekening van AirHelp gesteld, omdat zij ongelijk heeft gekregen. De proceskosten zijn vastgesteld op € 164,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.