ECLI:NL:RBNHO:2024:10724

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 september 2024
Publicatiedatum
18 oktober 2024
Zaaknummer
10830145 \ CV EXPL 23-7927
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervaltermijn van vordering uit hoofde van luchtvervoer

In deze zaak oordeelt de kantonrechter dat de vervaltermijn van artikel 8:1835 BW is verstreken. De passagiers hebben met de vervoerder, Swiss International Air Lines AG, een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Curitiba via São Paulo en Zürich naar Amsterdam op 20 en 21 augustus 2021. Door overboeking van de vlucht van São Paulo naar Zürich is de toegang tot de vlucht ontzegd, waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht naar Amsterdam hebben gemist. De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd, maar de vervoerder heeft niet uitbetaald. De passagiers vorderen een bedrag van € 3.600,- plus rente en kosten, gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004. De kantonrechter stelt vast dat de vordering is ingediend na de vervaldatum van 22 augustus 2023, waardoor de passagiers niet-ontvankelijk zijn in hun vordering. De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, die ook veroordeeld worden tot betaling van nakosten. Het vonnis is gewezen door kantonrechter S. Kleij op 18 september 2024.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10830145 \ CV EXPL 23-7927
Uitspraakdatum: 18 september 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2.
[eiser 2],
beiden pro se en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger voor hun minderjarige kinderen
[minderjarige 1],
[minderjarige 2]en
[minderjarige 3].
3.
[eiser 3],
allen wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V.
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Swiss International Air Lines AG
gevestigd te Bazel (Zwitserland)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.C.C.M. Bootsman en mr. F.B. Mahabali
De zaak in het kort
In deze zaak oordeelt de kantonrechter dat de vervaltermijn van artikel 8:1835 BW is verstreken.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 20 en 21 augustus 2021 vervoeren van Curitiba (Brazilië) via São Paulo (Brazilië) en Zürich (Zwitserland) naar Amsterdam Schiphol Airport met de vluchtcombinatie G3 1125, LX93 en LX734.
2.2.
De vlucht LX93 van São Paulo naar Zürich (hierna: de vlucht) was overboekt, als gevolg waarvan de passagiers de toegang tot de vlucht is ontzegd. Dit heeft ertoe geleid dat de passagiers niet in Zürich zijn gearriveerd. De passagiers hebben daardoor hun aansluitende vlucht naar Amsterdam gemist.
2.3.
De passagiers zijn omgeboekt op vlucht KL792, waarmee de passagiers vanuit São Paulo rechtstreeks naar Amsterdam zijn gevlogen.
2.4.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.5.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 3.600,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 586,85 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten.
3.2.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de instapweigering moet compenseren met een bedrag van € 600,- per passagier (artikel 7 van de Verordening).
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat zij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Het gaat in onderhavig geval om een vordering ter zake van een overeenkomst van luchtvervoer in de zin van artikel 8:1390 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Deze vaststelling is onder meer van belang omdat artikel 8:1835 BW bepaalt dat iedere vordering uit hoofde van een dergelijke overeenkomst vervalt door verloop van twee jaren, welke termijn aanvangt met de dag volgend op de dag van aankomst van het luchtvaartuig ter bestemming of de dag waarop het luchtvaartuig had moeten aankomen of van de onderbreking van het luchtvervoer. Een vervaltermijn kan (anders dan een verjaringstermijn) niet worden gestuit.
4.3.
In dit geval zijn de passagiers op 21 augustus 2021 op hun eindbestemming gearriveerd. De datum waarop de termijn van twee jaren gaat lopen is (dus) 22 augustus 2021. Daarmee staat vast dat de laatste dag waarop de passagiers de vordering hadden kunnen indienen 22 augustus 2023 is. Dat is immers de laatste dag voordat de twee jarentermijn is verlopen. De dagvaarding is uitgebracht op 24 november 2023. Dit betekent dat de vordering ná de vervaldatum is ingediend. De passagiers zijn daarom niet-ontvankelijk in hun vordering. Aan de inhoudelijke verweren komt de kantonrechter niet toe.
4.4.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij niet-ontvankelijk zijn in hun vordering. Daarbij worden de passagiers ook veroordeeld tot betaling van nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de vervoerder worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart de passagiers niet-ontvankelijk in hun vordering;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 542‬,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 135,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
verklaart dit vonnis – voor wat de proceskostenveroordeling betreft – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Kleij, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter