In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, heeft de besloten vennootschap Trappenstore B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij, die in persoon procedeerde. De vordering betreft de nakoming van een overeenkomst voor de productie, levering en montage van een houten trap. De gedaagde heeft de betaling van de factuur van € 6.733,65 opgeschort, omdat zij stelt dat de trap niet goed is gemonteerd en daardoor gebrekkig is. De procedure begon met een dagvaarding op 7 februari 2024, gevolgd door een herstelexploot en een conclusie van antwoord. De mondelinge behandeling vond plaats op 6 september 2024.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat Trappenstore de trap heeft geproduceerd en gemonteerd, en dat de gedaagde onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar claim dat de trap niet stevig genoeg is bevestigd. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde geen recht heeft op opschorting van de betaling, omdat niet is aangetoond dat de trap gebrekkig is. De vordering van Trappenstore wordt toegewezen, inclusief de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 711,68. De totale te betalen som door de gedaagde bedraagt € 7.445,63, inclusief proceskosten van € 1.474,39.
De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van het toegewezen bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit vonnis is uitgesproken door mr. M.W. Koenis op 16 oktober 2024.