ECLI:NL:RBNHO:2024:10684

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
18 oktober 2024
Zaaknummer
10958464 \ CV EXPL 24-1465
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van overeenkomst tot productie, levering en montage van een trap met beroep op opschorting vanwege gestelde gebrekkigheid

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, heeft de besloten vennootschap Trappenstore B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij, die in persoon procedeerde. De vordering betreft de nakoming van een overeenkomst voor de productie, levering en montage van een houten trap. De gedaagde heeft de betaling van de factuur van € 6.733,65 opgeschort, omdat zij stelt dat de trap niet goed is gemonteerd en daardoor gebrekkig is. De procedure begon met een dagvaarding op 7 februari 2024, gevolgd door een herstelexploot en een conclusie van antwoord. De mondelinge behandeling vond plaats op 6 september 2024.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat Trappenstore de trap heeft geproduceerd en gemonteerd, en dat de gedaagde onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar claim dat de trap niet stevig genoeg is bevestigd. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde geen recht heeft op opschorting van de betaling, omdat niet is aangetoond dat de trap gebrekkig is. De vordering van Trappenstore wordt toegewezen, inclusief de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 711,68. De totale te betalen som door de gedaagde bedraagt € 7.445,63, inclusief proceskosten van € 1.474,39.

De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van het toegewezen bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit vonnis is uitgesproken door mr. M.W. Koenis op 16 oktober 2024.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 10958464 \ CV EXPL 24-1465
Vonnis van 16 oktober 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Trappenstore B.V.
gevestigd te Dokkum,
eisende partij
hierna te noemen: Trappenstore
gemachtigde: mr. J. Jelsma (Arie Brink Advocaten)
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
gedaagde partij
hierna te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 7 februari 2024;
- het herstelexploot van 14 februari 2024;
- de conclusie van antwoord van 20 februari 2024;
- de mondelinge behandeling van 6 september 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Trappenstore is een onderneming op het gebied van het maken en plaatsen van trappen.
2.2.
In de zomer van 2022 is [gedaagde] met Trappenstore overeengekomen dat Trappenstore tegen betaling een voor haar op maat gemaakte houten trap zou leveren en plaatsen voor een kelder in een pand in [plaats].
2.3.
Trappenstore heeft in het voorjaar bij [gedaagde] metingen verricht, vervolgens heeft zij de trap gemaakt en een monteur van Trappenstore is op 23 september 2022 bij [gedaagde] langs geweest om deze te plaatsen.
2.4.
De trap is een massieve houten trap die steunt op de vloer en aan de bovenzijde aan een betonvloer is vastgezet. De trap is geplaatst tegen een zogenaamde ‘metalstud-wand’. Deze gipswand staat voor een dragende betonnen muur. Tussen de metalstud-wand en de dragende muur bevindt zich een vocht isolerende folie.
2.5.
Bij het plaatsen van de trap heeft de monteur van Trappenstore de trap voorzien van stutten. Ongeveer een week na het plaatsen van de trap is de heer [betrokkene], mede-eigenaar van Trappenstore, bij [gedaagde] langs geweest naar aanleiding van een klacht van [gedaagde] over de wijze waarop de trap aan de metastudwand is gemonteerd. Daarbij zijn de stutten weggehaald en is purschuim aangebracht.
2.6.
Per e-mail van 19 februari 2024 heeft [bedrijf] B.V. (hierna: [bedrijf]) [gedaagde] als volgt bericht:
“Op 10 maart 2023 heb ik[…]
geconstateerd dat de trap ondeugdelijk is bevestigd aan een metalstudwand. Deze bevestiging is niet stevig genoeg. Om de trap stevig te kunnen bevestigen i[s]
het mijns inziens noodzakelijk hiervoor stevig balkhout te plaatsen in de voorzetwand zodat de trapboom aan het balkhout gemonteerd kan worden.”
2.7.
[gedaagde] heeft de factuur van Trappenstore niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
Trappenstore vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 6.733,65, vermeerderd met rente en kosten. Zij legt aan deze vordering ten grondslag dat zij haar verplichtingen uit de overeenkomst correct is nagekomen en [gedaagde] niet. [gedaagde] heeft namelijk niet betaald.
3.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering. Zij stelt in de kern dat zij niet hoeft te betalen omdat de trap niet goed is gemonteerd.

4.De beoordeling

4.1.
Vast staat dat Trappenstore de trap heeft gemaakt, geplaatst en gemonteerd. Als door Trappenstore onvoldoende weersproken staat tevens vast dat de metalstud-wand op het moment van inmeten van de trap al reeds was geplaatst. Partijen twisten alleen nog over de vraag of de trap voldoende stevig is gemonteerd. Volgens [gedaagde] is dit niet het geval. De kantonrechter begrijpt dat zij daarom een beroep doet op opschorting van de betaling van het factuurbedrag.
4.2.
Om een geslaagd beroep op opschorting te doen, moet er sprake zijn van een opeisbare tegenvordering van [gedaagde] op Trappenstore. De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde] in dit verband stelt dat zij aanspraak maakt op het herstel van de trap. Op grond van de hoofdregel van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is het aan [gedaagde] om te onderbouwen en, zo nodig, te bewijzen dat de trap onvoldoende stevig is en hersteld moet worden. Dit betekent dat als niet vast komt te staan dat de trap onvoldoende stevig is, de vordering van Trappenstore zal worden toegewezen.
4.3.
Volgens [gedaagde] blijkt het gebrek aan stevigheid van de montage van de trap uit een uitlating van de monteur van Trappenstore die de trap heeft geplaatst, inhoudende dat de trap voor voldoende stevigheid aan de betonnen dragende muur moest worden bevestigd, uit het e-mailbericht van 19 februari 2024 van [bedrijf], uit foto’s van de trap en uit de correspondentie tussen haar en Trappenstore.
4.4.
Trappenstore betwist dat de trap niet stevig genoeg is en hersteld moet worden. Zij heeft er in dit verband op de zitting op gewezen dat de trap een massief houten constructie heeft, aan de bovenkant is vastgezet aan een betonnen vloer en overigens rust op de vloer onder de trap. De krachten op de trap werken vooral verticaal en niet horizontaal. Daarom is de bevestiging aan de metalstudwand niet nodig voor het dragend vermogen van de trap. De trap draagt in wezen zichzelf en staat vast. Bovendien is de trap met behulp van purschuim en hollewandpluggen met schroeven aan de metalstudwand vastgezet. Deze pluggen kunnen ongeveer 70 kg per stuk dragen. Het purschuim is ook aangebracht als afwerking omdat de muur schuin wegloopt van de trap, aldus Trappenstore.
4.5.
Gelet op het uitgebreide betoog van Trappenstore, heeft [gedaagde] onvoldoende gesteld dat de trap niet voldoende stevig is geplaatst. Trappenstore heeft weersproken dat haar monteur heeft verklaard zoals door [gedaagde] is betoogd, waarmee deze verklaring niet is komen vast te staan. De correspondentie met Trappenstore biedt evenmin voldoende steun aan dit betoog van [gedaagde]. De e-mail van [bedrijf] bevat geen enkele onderbouwing van zijn conclusie dat de bevestiging van de trap niet stevig genoeg is. [gedaagde] heeft op de zitting verklaard dat de gestelde gebreken niet op de foto’s te zien zijn, dat het pand inmiddels is verkocht en dat de nieuwe eigenaars geen klachten hebben over de trap.
4.6.
De slotsom is dat niet is gebleken dat de trap onvoldoende stevig is. Daarom kan [gedaagde] geen beroep doen op opschorting. De vordering tot betaling van de openstaande factuur vermeerderd met wettelijke rente van Trappenstore zal daarom worden toegewezen.
4.7.
Trappenstore vordert voorts vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. Het verzuim is op of na 1 juli 2012 ingetreden. De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] een consument is (een natuurlijk persoon die niet heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf). Daarom moet de kantonrechter controleren of is voldaan aan de dan geldende extra eisen voor de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten (artikel 6:96 leden 5 en 6 BW). Trappenstore heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt € 711,68 toegewezen.
4.8.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
6.733,95
- buitengerechtelijke incassokosten
711,68
+
totaal
7.445,63
4.9.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Trappenstore worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,39
- griffierecht
524,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
Totaal
1.474,39
4.10.
De gevorderde wettelijke handelsrente over de proceskosten is niet toewijsbaar. Trappenstore heeft niet gesteld dat het ging om een handelsovereenkomst. Daarom zal de wettelijke rente over de proceskosten worden toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Trappenstore te betalen een bedrag van € 7.445,63, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 7 oktober 2022, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.474,39, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. Koenis en in het openbaar uitgesproken op16 oktober 2024.