ECLI:NL:RBNHO:2024:10680

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
18 oktober 2024
Zaaknummer
10657691 \ CV EXPL 23-5296
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraagde vlucht en buitengewone omstandigheden

In deze zaak vorderen de passagiers compensatie van de vervoerder, TUI Airlines Nederland B.V., voor een vlucht die meer dan drie uur vertraagd was. De passagiers stellen dat zij recht hebben op compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op een vergoeding bij vertragingen van meer dan drie uur. De vervoerder voert echter aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk lange wachttijden bij de beveiliging op Schiphol, en dat hij alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op hun eindbestemming zijn aangekomen. De vervoerder heeft betoogd dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van een eerdere vlucht die ook vertraging opliep door lange wachttijden. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden en dat hij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de vertraging.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagiers afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten. De beslissing is genomen op 16 oktober 2024, waarbij de kantonrechter oordeelt dat de vervoerder niet in gebreke is gebleven en dat de passagiers geen recht hebben op compensatie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10657691 \ CV EXPL 23-5296
Uitspraakdatum: 16 oktober 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1], wonende te [plaats 1]

2. [eiser 2]wonende te [plaats 2]
3. [eiser 3]wonende te [plaats 3]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigden: [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] (Yource B.V.)
tegen
de besloten vennootschap
TUI Airlines Nederland B.V.
gevestigd te Oude Meer
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer (AKD N.V.)
De zaak in het kort
De passagiers hebben van de vervoerder compensatie gevorderd voor een meer dan drie uur vertraagde vlucht. De vervoerder voert aan dat de vertraging het gevolg was van de doorwerking van buitengewone omstandigheden, namelijk de lange wachtrijen bij de beveiliging van Schiphol. Het verweer van de vervoerder slaagt en de vordering van de passagiers wordt afgewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
- de mondelinge behandeling van 24 september 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 12 september 2022 vervoeren van Cancún International Airport, via Sangster International Airport, Montego Bay, Jamaica, naar Amsterdam-Schiphol Airport met vlucht OR825 (hierna: de vlucht).
2.2.
De passagiers zijn met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen – na vermindering van eis – dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 900,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van het incident tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 326,70 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 300,00 per passagier (artikel 7 van de Verordening).
3.3.
De vervoerder voert verweer. Hij voert aan dat de vertraging van de vlucht gevolg was (de doorwerking) van buitengewone omstandigheden. Deze konden ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen worden (artikel 5 lid 3 van de Verordening).

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden.
4.3.
Volgens de vervoerder maakte de vlucht in kwestie onderdeel uit van de rotatievlucht Amsterdam – Cancún – Montego Bay – Amsterdam (vluchtnummers OR1825 en OR825). Vlucht OR1825 van Amsterdam naar Cancún kreeg te maken met lange wachtrijen op Schiphol vanwege een tekort aan beveiligingspersoneel. Op het moment waarop de gate normaal gesproken zou sluiten, waren er nog maar 30 van de 300 passagiers aan boord. Daarop heeft de vervoerder besloten het ‘boarden’ uit te stellen en te wachten op de passagiers. Hierdoor is vlucht OR1825 met een vertraging van 3 uur en 44 minuten vertrokken. Deze vertraging werkt door op de vlucht in kwestie. Deze is uiteindelijk uitgevoerd met een vertraging van 3 uur en 13 minuten, aldus de vervoerder.
4.4.
De passagiers betwisten dit. Zij voeren aan dat het de vervoerder vrij stond om niet op de ontbrekende passagiers te wachten en zo de vlucht zonder vertraging uit te voeren. Daarnaast voeren zij – samengevat – aan dat de vervoerder al ver voor de vluchtdatum bekend was met de problemen op Schiphol. Luchtvaartmaatschappijen hadden regelmatig overleg met Schiphol en waren zelf verantwoordelijk voor het verminderen van het aantal passagiers. Dit heeft de vervoerder onvoldoende gedaan. Ook de vlucht in kwestie was vrijwel volgeboekt. Daarom had de vervoerder zelf invloed op de problematiek op Schiphol, aldus de passagiers.
4.5.
De vervoerder brengt hier tegenin dat hij ook niet tijdig had kunnen vertrekken als hij zou hebben besloten om niet te wachten op de ontbrekende passagiers. De bagage van deze passagiers was namelijk al aan boord van het vliegtuig. Om veiligheidsredenen is het wettelijk niet toegestaan om te vertrekken met bagage aan boord van passagiers die zelf niet meevliegen. Daarom had de vervoerder in dat geval deze bagage van boord moeten halen. Door de chaos op Schiphol was ook de planning van de bagageafhandelaars verstoord. Het verwijderen van de bagage zou dus ook geruime tijd in beslag nemen, zodat de vertraging hierdoor niet voorkomen zou zijn. Daarnaast voert de vervoerder – samengevat – aan dat hij wel degelijk allerlei maatregelen heeft genomen om het aantal passagiers dat via Schiphol zou reizen te verminderen. Daarbij kreeg hij taakstellingen van Schiphol voor het aantal te verminderen passagiers. Deze taakstellingen waren niet op vlucht- maar op vlootniveau, zodat het mogelijk is dat de vlucht ondanks de capaciteitsvermindering vrijwel volgeboekt was. Hij heeft alles op alles gezet om aan deze taakstellingen te voldoen, zoals het annuleren en omleiden van vluchten. In augustus 2022 gaf Schiphol aan dat de problemen onder controle zouden zijn, maar dat bleek in september 2022 niet het geval. Daarom was de problematiek op Schiphol onverwacht en had hij daar geen invloed op, aldus de vervoerder.
4.6.
De kantonrechter overweegt dat niet in geschil is dat de vertraging van de voorgaande vlucht OR1825 het gevolg was van de lange wachtrijen op Schiphol. Tussen partijen is slechts in geschil of deze oorzaak geldt als een buitengewone omstandigheid. De kantonrechter oordeelt dat het beroep van de vervoerder hierop slaagt. Hij heeft het betoog van de passagiers dat hij er ook voor had kunnen kiezen om niet op alle passagiers te wachten, gemotiveerd weersproken door te stellen dat het uitladen van de bagage van de ontbrekende passagiers ook gepaard zou zijn gegaan met langdurige vertraging. De passagiers hebben dat niet weersproken. Daarmee heeft de vervoerder voldoende aannemelijk gemaakt dat hij niet zonder vertraging kon vertrekken en daarop geen daadwerkelijke invloed op kon uitoefenen.
4.7.
De vervoerder heeft eveneens voldoende aannemelijk gemaakt dat de problematiek op Schiphol op de vluchtdatum niet zodanig voorzienbaar was dat de vlucht in kwestie al proactief geannuleerd had moeten worden – nog afgezien van de vraag of dit in het belang van de passagiers was geweest – en dat hij zich steeds aan de taakstellingen van Schiphol tot vermindering van het aantal passagiers heeft gehouden. Daarom leidt dit niet tot de conclusie dat de vervoerder zelf invloed kon uitoefenen op de lange wachtrijen op Schiphol en moet worden geoordeeld dat de vertraging van vlucht OR1825 het gevolg was van buitengewone omstandigheden.
4.8.
Volgens de vervoerder werkt de vertraging van vlucht OR1825 door op de vlucht in kwestie. De passagiers hebben dit niet (gemotiveerd) betwist. Daarom staat eveneens vast dat de vertraging van vlucht OR1825 doorwerkt op de vlucht in kwestie en de vertraging van de vlucht in kwestie het gevolg was van buitengewone omstandigheden.
4.9.
Resteert de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging als gevolg van de buitengewone omstandigheden te voorkomen. De vervoerder stelt in dit verband dat hij geen invloed kon uitoefenen op de wachtrijen op Schiphol en dat hij alles op alles heeft gezet om de vlucht uiteindelijk zo snel mogelijk uit te voeren.
4.10.
De kantonrechter oordeelt dat het betoog van de vervoerder slaagt. Niet valt in te zien wat er onder de gegeven omstandigheden meer of anders van de vervoerder kon worden verwacht. De passagiers hebben dit ook niet weersproken.
4.11.
De slotsom is dat het verweer van de vervoerder slaagt. De vertraging van de vlucht was het gevolg van buitengewone omstandigheden. Daarom zal de gevorderde compensatie worden afgewezen.
4.12.
De passagiers zullen in het ongelijk worden gesteld. Daarom zullen zij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, als betekening plaatsvindt, met de kosten van betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 612,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder
en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 102,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,te vermeerderen, als betekening plaatsvindt, met de kosten van betekening van dit vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis – voor wat de proceskostenveroordeling betreft – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter