In deze zaak vorderen de passagiers compensatie van de vervoerder, TUI Airlines Nederland B.V., voor een vlucht die meer dan drie uur vertraagd was. De passagiers stellen dat zij recht hebben op compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op een vergoeding bij vertragingen van meer dan drie uur. De vervoerder voert echter aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk lange wachttijden bij de beveiliging op Schiphol, en dat hij alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op hun eindbestemming zijn aangekomen. De vervoerder heeft betoogd dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van een eerdere vlucht die ook vertraging opliep door lange wachttijden. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden en dat hij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de vertraging.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagiers afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten. De beslissing is genomen op 16 oktober 2024, waarbij de kantonrechter oordeelt dat de vervoerder niet in gebreke is gebleven en dat de passagiers geen recht hebben op compensatie.