ECLI:NL:RBNHO:2024:10651

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 oktober 2024
Publicatiedatum
17 oktober 2024
Zaaknummer
C/15/357480 / JU RK 24-1464
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige na positieve ontwikkelingen in gesloten jeugdhulp

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 10 oktober 2024 een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor een minderjarige, geboren in Indonesië. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige, die sinds medio januari 2024 in een gesloten accommodatie verblijft, positieve ontwikkelingen heeft doorgemaakt. De minderjarige heeft deelgenomen aan individuele gesprekken en een ambulant traject, en heeft erkend een probleem met drugs te hebben. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de relatie tussen de moeder en de minderjarige is verstoord. De gecertificeerde instelling, De Jeugd- & Gezinsbeschermers, heeft verzocht om een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing, met het oog op de voortzetting van de hulpverlening en de ontwikkeling van de minderjarige. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling op 10 oktober 2024 gehouden, waarbij de minderjarige, de ouders en vertegenwoordigers van de GI aanwezig waren. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige, en heeft de machtiging verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling tot 15 juni 2025. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/357480 / JU RK 24-1464
Datum uitspraak: 10 oktober 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers,
hierna te noemen de GI,
gevestigd in Alkmaar,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] , Indonesië,
hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats] ,
advocaat mr. C.C. Sneper, te Baarn,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 2 oktober 2024;
  • het e-mailbericht met stelbericht van de advocaat van de moeder, mr. C.C. Sneper, van 7 oktober 2024;
  • het e-mailbericht met bijlagen van de moeder van 7 oktober 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 10 oktober 2024 bij [gesloten accommodatie voor jeugdhulp] , te [plaats] (hierna te noemen: [gesloten accommodatie voor jeugdhulp] ). Daarbij waren aanwezig:
  • [de minderjarige] ;
  • de moeder;
  • de vader, die telefonisch aanwezig was bij de zitting;
  • [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI;
  • [mentor] en [mentor] , mentoren van [de minderjarige] bij [gesloten accommodatie voor jeugdhulp] ;
  • [gedragswetenschapper] , gedragswetenschapper, en [stagiaire-gedragswetenschapper] stagiaire-gedragswetenschapper, beiden werkzaam bij [gesloten accommodatie voor jeugdhulp] .
1.3.
[de minderjarige] heeft voorafgaand aan de zitting, in het bijzijn van haar mentor [mentor] , eerst apart met de kinderrechter een gesprek gehad.
1.4.
De advocaat van de moeder, mr. C.C. Sneper, is – zonder afzegging – niet ter zitting verschenen.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 15 juni 2023 [de minderjarige] onder toezicht gesteld. Deze ondertoezichtstelling is nadien steeds verlengd, voor het laatst bij beschikking van 8 mei 2024 tot 15 juni 2025.
2.3.
De kinderrechter heeft bij beschikking 17 januari 2024 een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend voor [de minderjarige] . Vervolgens is tweemaal aansluitend een machtiging gesloten jeugdhulp verleend, bij beschikking van 25 januari 2024 tot 14 mei 2024 en bij beschikking van 8 mei 2024 tot 14 oktober 2024.
2.4.
Op basis van voornoemde machtiging verblijft [de minderjarige] bij [gesloten accommodatie voor jeugdhulp] .

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt op 2 oktober 2024 een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van 4 weken en aansluitend de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
Ter onderbouwing van het verzoek heeft de GI het volgende naar voren gebracht. [de minderjarige] heeft tijdens de opname in [gesloten accommodatie voor jeugdhulp] een verandering laten zien. [de minderjarige] is gestart met individuele gesprekken bij de Opvoedpoli en met een ambulant traject van Wij zijn BROER! (hierna WZB). Vanuit de Opvoedpoli is er een start gemaakt met Relationele Gezinstherapie. Dit traject is tijdelijk stil komen te liggen vanwege de systeemtherapie en de intensiviteit van WZB. [de minderjarige] heeft in de afgelopen periode stappen gezet, zo erkent zij inmiddels dat zij een probleem heeft met drugs. De komende periode moet uitwijzen hoe weerbaar [de minderjarige] is op het moment dat zij op een open groep verblijft en dus makkelijker toegang kan hebben tot middelen. De verloven bij de vader verlopen goed. Bij de moeder is dit wisselend. [de minderjarige] heeft in de afgelopen maanden dusdanige stappen gemaakt dat een doorstroom naar een open groep de meest passende stap lijkt te zijn. [de minderjarige] heeft ondersteuning nodig om de ingezette hulpverlening te continueren en mogelijke vervolgtrajecten in zetten. De onderlinge relatie tussen de moeder en [de minderjarige] is vooralsnog dusdanig verstoord dat het belangrijk is dat eerst systeemtherapie wordt ingezet om deze relatie te herstellen voordat een thuisplaatsing mogelijk zou kunnen zijn. De vader is op dit moment lichamelijk en mentaal niet in staat om de volledige zorg voor [de minderjarige] op zich te nemen. De GI is de afgelopen maanden op zoek geweest naar passende groep en heeft op 30 september 2024 een bericht ontvangen van Levazorg dat zij een plek hebben voor [de minderjarige] op een open groep in [plaats] .
3.3.
Ter zitting heeft de GI hier aan toegevoegd dat Levazorg intern onderwijs aanbiedt en dat van daaruit zal worden gekeken welk onderwijs [de minderjarige] zal gaan volgen.

4.De standpunten

4.1.
[de minderjarige] heeft tijdens het gesprek met de kinderrechter verteld dat zij liever op een open groep wordt geplaatst, dan dat ze weer thuis bij de moeder gaat wonen. Dit vindt zij erg moeilijk om tegen haar moeder te zeggen. [de minderjarige] heeft een intake gehad bij Levazorg en ziet haar plaatsing op de open groep wel zitten. Wel vindt zij het belangrijk dat er een goed dagbestedingsprogramma zal zijn. [de minderjarige] zal eind oktober het traject van WZB afronden.
4.2.
De moeder is het niet eens met het verzoek. Ter zitting is door de moeder naar voren gebracht dat het niet altijd goed is gegaan met [de minderjarige] tijdens haar plaatsingen op de open en gesloten groep. De moeder wil daarom graag dat [de minderjarige] thuis komt wonen.
4.3.
De vader is het eens met het verzoek. Door de vader is telefonisch naar voren gebracht dat hij denkt dat [de minderjarige] veel kan leren op de open groep. De vader verwacht dat het bij een thuisplaatsing snel weer fout zal gaan.
4.4.
Door de gedragswetenschapper van [gesloten accommodatie voor jeugdhulp] is ter zitting naar voren gebracht dat [de minderjarige] in de geslotenheid van [gesloten accommodatie voor jeugdhulp] voldoende stappen heeft gemaakt en al geruime tijd klaar is voor een vervolgplek op een open groep. Het wachten was op een geschikte plek voor [de minderjarige] . Deze is nu gevonden. [gesloten accommodatie voor jeugdhulp] zal nog geruime tijd ambulant betrokken blijven, zodat [de minderjarige] contact kan blijven houden met haar mentor en co-mentor. Ook de gezinscoach kan betrokken blijven voor de ouders.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).
5.2.
De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt. De kinderrechter stelt vast dat [de minderjarige] een positieve verandering heeft laten zien. [de minderjarige] heeft sinds medio januari 2024 bij [gesloten accommodatie voor jeugdhulp] verbleven, vanwege haar destructieve gedrag waarbij zij zichzelf in gevaarlijke situaties bracht. Tijdens haar plaatsing bij [gesloten accommodatie voor jeugdhulp] heeft [de minderjarige] zich ontwikkeld. Zij volgt onderwijs, heeft goed contact met de groepsbegeleiding en staat open voor de adviezen die zij haar geven. Ook heeft [de minderjarige] zich goed ingezet voor het intensieve traject van WZB, hoe lastig dit soms ook is geweest voor haar. Gelet op deze ontwikkelingen is [de minderjarige] toe aan de overplaatsing naar een open groep. Het is noodzakelijk dat de positieve ontwikkeling tijdens haar verblijf op de open groep bij Levazorg wordt gecontinueerd en versterkt. Tijdens de zitting is gebleken dat [de minderjarige] hier gemotiveerd voor is. Op dit moment ontvangt [de minderjarige] passende hulpverlening en begeleiding en de kinderrechter acht het positief dat een deel hiervan ook tijdens de open plaatsing betrokken zullen blijven. Tevens acht de kinderrechter het van belang dat er een passende dagbesteding zal komen voor [de minderjarige] . Tot slot dient er hulpverlening te komen gericht op het herstellen van de ingewikkelde relatie tussen [de minderjarige] en de moeder. Op dit moment lijkt de moeder zich er onvoldoende van bewust welk effect zij in woord en daad heeft op [de minderjarige] . De kinderrechter acht het dan ook van belang dat de moeder zal proberen te komen tot het accepteren van de uithuisplaatsing van [de minderjarige] op de open groep. Dit is op dit moment namelijk beter voor [de minderjarige] .
5.3.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 15 juni 2025.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] , in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 10 oktober 2024 tot 15 juni 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2024 door mr. A.S. van Leeuwen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. S.B. Kuvel als griffier, en op schrift gesteld op 15 oktober 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.