ECLI:NL:RBNHO:2024:10618

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 oktober 2024
Publicatiedatum
17 oktober 2024
Zaaknummer
11010478 \ CV EXPL 24-658
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadestaatprocedure na non-conformiteit van een auto met fabrieksgarantie

In deze zaak, die zich afspeelt in de Rechtbank Noord-Holland, betreft het een schadestaatprocedure die volgt op een eerdere procedure waarin is geoordeeld dat de gedaagde partij aansprakelijk is voor de schade die de eiser heeft geleden door de aankoop van een auto die niet aan de overeenkomst voldeed. De kantonrechter heeft op 17 oktober 2024 geoordeeld dat de schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld en heeft deze geschat op € 10.000,00. De eiser, vertegenwoordigd door mr. R.D. Woltinge, had een vordering ingesteld tegen Autobedrijf [naam] B.V., vertegenwoordigd door mr. J.M. Wagenaar, en vorderde in totaal € 59.254,21, inclusief rente en kosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de auto, een BMW M3, non-conform was omdat deze niet met fabrieksgarantie was geleverd, wat in een eerder vonnis is vastgesteld. De kantonrechter heeft de schade geschat op basis van de aannemelijkheid dat het ontbreken van de fabrieksgarantie de waarde van de auto negatief heeft beïnvloed. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 10.000,00 aan de eiser, evenals buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De kosten van de procedure zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zaanstad
Zaaknummer: 11010478 \ CV EXPL 24-658
Vonnis van 17 oktober 2024
in de zaak van
[eiser],
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. R.D. Woltinge,
tegen
de besloten vennootschap
AUTOBEDRIJF [naam] B.V.,
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [naam] ,
gemachtigde: mr. J.M. Wagenaar
De zaak in het kort
De zaak betreft een schadestaatprocedure die volgt op een eerder tussen partijen gevoerde procedure. In die procedure is geoordeeld dat gedaagde aansprakelijk is voor de schade die eiser heeft geleden doordat de auto die hij van gedaagde heeft gekocht niet aan de overeenkomst beantwoordt. Omdat de schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, schat de kantonrechter de schade op € 10.000,00. Gedaagde wordt veroordeeld tot betaling daarvan.

1.De procedure

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 20 maart 2024 een vordering tegen [naam] ingesteld. [naam] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 23 september 2024 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten, mede aan de hand van pleitaantekeningen, naar voren hebben gebracht.
1.3.
Partijen hebben op de zitting afgesproken nog met elkaar in overleg te gaan en te proberen alsnog tot een minnelijke oplossing te komen. Op 2 oktober 2024 heeft de gemachtigde van [eiser] de kantonrechter echter laten weten dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt, waarna vonnis is bepaald.

2.De feiten

2.1.
De onderhavige procedure betreft een schadestaatprocedure. In de hoofdzaak tussen partijen heeft de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland locatie Zaanstad op 23 juni 2022 een vonnis gewezen. Dit vonnis heeft kracht van gewijsde.
2.2.
In het vonnis van 23 juni 2022 heeft de kantonrechter voor recht verklaard dat de BMW M3 (hierna: ‘de auto’) die [eiser] op of omstreeks 6 juni 2020 van [naam] heeft gekocht non-conform is. Dit omdat de auto, in tegenstelling tot hetgeen op de aankoopfactuur stond, niet is geleverd met fabrieksgarantie. Ten aanzien van de als gevolg van deze non-conformiteit geleden dan wel te lijden schade heeft de kantonrechter in het vonnis als volgt overwogen.
‘Aangezien eventuele schade als gevolg van deze non-conformiteit zich pas voordoet op het moment dat [eiser] een beroep doet op de garantie en niet duidelijk is in hoeverre het ontbreken van de fabrieksgarantie de waarde van de auto verminderd, zal de gegrondheid en de hoogte van de schade in een schadestaatprocedure moeten worden beoordeeld.’
2.3.
De in het vonnis weergegeven feiten worden in de deze procedure eveneens als vaststaand aangenomen en als ingelast beschouwd.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert veroordeling van [naam] tot betaling van € 59.254,21, vermeerderd met rente en kosten. Het gevorderde bedrag bestaat uit een hoofdsom van € 53.000,00, buitengerechtelijke incassokosten van € 1.305,00, wettelijke rente tot en met 13 maart 2024 van € 4.749,56 en expertisekosten van € 199,65.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat uit het rapport van de door hem inschakelde deskundige volgt dat de waarde van de auto, als gevolg van de non-conformiteit, met € 53.000,00 in waarde is verminderd. [naam] dient dit bedrag daarom als zijnde schadevergoeding aan [eiser] te betalen. Omdat hij dit tot op heden niet heeft gedaan, is [naam] ook wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd. Daarnaast dient [naam] de kosten te betalen die [eiser] heeft gemaakt om de schade vast te kunnen stellen, en de proces- en nakosten.
3.3.
[naam] betwist dat [eiser] als gevolg van het ontbreken van de fabrieksgarantie schade heeft geleden, aangezien niet is gebleken dat [eiser] een beroep heeft gedaan op de fabrieksgarantie. Daarnaast betwist [naam] dat de auto als gevolg van het ontbreken van de fabrieksgarantie met € 53.000,00 in waarde is gedaald. Volgens [naam] is de door [eiser] geraadpleegde deskundige bij het bepalen van de waardevermindering ten onrechte uitgegaan van een inruilwaarde in plaats van de taxatiewaarde. Daar komt bij dat uit het rapport van de door [naam] zelf geraadpleegde deskundige juist volgt dat het ontbreken van fabrieksgarantie geen invloed heeft gehad op de waarde van de auto.

4.De beoordeling

4.1.
Voor de beantwoording van de vraag of [eiser] als gevolg van de non-conformiteit van de auto schade heeft geleden, moet eerst worden vastgesteld hoe het eerdere vonnis van 23 juni 2022 moet worden uitgelegd.
4.2.
Anders dan [naam] heeft betoogd, is de kantonrechter van oordeel dat het eerdere vonnis niet zo beperkt moet worden uitgelegd dat [eiser] alleen aanspraak kan maken op schadevergoeding indien hij daadwerkelijk gebruik had willen maken van de fabrieksgarantie. De kantonrechter is van oordeel uit het vonnis van 23 juni 2022 volgt dat er ook sprake kan zijn van schade als de auto als gevolg van het ontbreken van de fabrieksgarantie in waarde is verminderd. Dit laatste heeft zich volgens [eiser] voorgedaan.
4.3.
Om vast te kunnen stellen of de auto als gevolg van het ontbreken van de fabrieksgarantie in waarde is verminderd, moet worden gekeken worden naar het moment van de koop en/of de levering. Er moet dus een vergelijking worden gemaakt tussen de waarde die de auto op dat moment had met fabrieksgarantie en de waarde zonder fabrieksgarantie. In die vergelijking kan ook worden betrokken de prijs die [eiser] heeft betaald voor de auto met fabrieksgarantie en de prijs die hij naar redelijke verwachting zou hebben betaald zonder fabrieksgarantie.
4.4.
De stelling van [naam] dat [eiser] op het moment van de koop wist of had moeten begrijpen dat de auto geen fabrieksgarantie meer had, gaat niet op. In het vonnis van 23 juni 2022 is immers al geoordeeld dat [eiser] erop mocht vertrouwen dat de auto met fabrieksgarantie zou worden geleverd en dat vonnis heeft gezag van gewijsde, waarmee dat oordeel ook vast staat.
4.5.
De kantonrechter stelt voorop dat hij het aannemelijk acht dat het ontbreken van de fabrieksgarantie de waarde en prijs van de auto ten tijde van koop en/of levering negatief beïnvloedt. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat een auto met garantie doorgaans een hogere waarde en een hogere prijs heeft dan een auto zonder garantie. Het is echter niet goed mogelijk om de exacte hoogte van deze waardedaling vast te stellen, omdat voldoende gegevens daarover ontbreken. Daarbij is ook van belang dat het gaat het om een auto uit een hoge prijsklasse en met bijzondere kenmerken, en die auto voornamelijk aan liefhebbers van dit specifieke model en type wordt verkocht.
4.6.
Ter onderbouwing van hun standpunt over de waardevermindering of het ontbreken daarvan hebben beide partijen een deskundigenrapport overgelegd. Naar het oordeel van de kantonrechter kunnen beide rapporten niet als basis dienen voor het vaststellen van de waardevermindering.
4.7.
De deskundige die [eiser] heeft geraadpleegd, heeft de waardebepaling in feite uitsluitend gebaseerd op één bod van een BWM-dealer. Een dergelijk incidenteel bod kan echter geen maatstaf zijn om de waarde van de auto te bepalen, omdat zo’n bod uit de aard daarvan (ver) onder de daadwerkelijke waarde zal liggen en niets zegt over de werkelijke waarde van de auto. Verder is niet duidelijk hoe de deskundige van [eiser] tot de door hem getaxeerde waarde met fabrieksgarantie is gekomen en een deugdelijke onderbouwing daarvan ontbreekt. Die waarde komt overigens ook niet overeen met de koopprijs die [eiser] heeft betaald.
4.8.
Ook het rapport van de door [naam] geraadpleegde deskundige biedt onvoldoende aanknopingspunten om de waardevermindering vast te stellen. Dit omdat die deskundige de onderhoudshistorie en de (goede) staat van de auto als uitgangspunt neemt voor de conclusie dat er geen sprake is van een waardedaling. De onderhoudshistorie en de staat van de auto is echter niet van belang voor de vraag wat de waardevermindering van de auto is als gevolg van het ontbreken van fabrieksgarantie. Verder blijkt uit de door [naam] overgelegde verkoopadvertenties van soortgelijke auto’s dat de waarde en prijs daarvan grote verschillen vertonen.
4.9.
De kantonrechter moet de schade dus schatten, omdat die schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld. Er is geen reden voor het benoemen van een deskundige, omdat gelet op het voorgaande niet valt te verwachten dat een rapport van een deskundige zal (kunnen) bijdragen aan het vaststellen van de daadwerkelijke schade. De kantonrechter zal daarom gebruiken maken van zijn bevoegdheid om de schade te schatten. [1] Zoals hiervoor al is overwogen, acht de kantonrechter het aannemelijk dat de auto door het ontbreken van de fabrieksgarantie een lagere waarde heeft dan de auto met fabrieksgarantie. Ook is aannemelijk dat de kans bestaat dat [eiser] minder voor de auto had betaald indien [naam] de auto zonder fabrieksgarantie had verkocht. De kantonrechter zal die waardevermindering en daarmee de schade schatten op een bedrag van € 10.000,00. De kantonrechter ziet in de stukken en de standpunten van partijen geen aanknopingspunten om de waarde en de schade op een hoger of lager bedrag te schatten.
4.10.
De conclusie is dat [naam] zal worden veroordeeld tot betaling van € 10.000,00 aan [eiser] .
4.11.
[eiser] heeft verder aanspraak gemaakt op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. Omdat de vordering van [eiser] gedeeltelijk wordt toegewezen en voldoende vaststaat dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht, worden de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen tot het in het Besluit bepaalde wettelijke tarief op basis van de toegewezen hoofdsom, wat neerkomt op een bedrag van € 1.058, 75 inclusief btw. Ten aanzien van de rente geldt dat de verschenen rente is berekend over de gehele vordering en daardoor te hoog is. [naam] moet wel wettelijke rente over het toegewezen bedrag betalen. De kantonrechter zal [naam] daarom veroordelen tot betaling van de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding.
4.12.
Tot slot heeft [eiser] aanspraak gemaakt op vergoeding van de door hem gemaakte expertisekosten. Dit deel van de vordering zal worden afgewezen. Op grond van de wet kunnen redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid weliswaar voor vergoeding als vermogensschade in aanmerking komen, maar in dit geval heeft het deskundigenrapport niet bijgedragen aan het vaststellen van de schade. [2] De kosten komen daardoor niet voor vergoeding door [naam] in aanmerking.
4.13.
Omdat beide partijen gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [naam] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 11.058,75, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 20 maart 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen en in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2024.
51024/MdV

Voetnoten

1.Art. 6:97 BW.
2.Art. 6:96 lid 2, aanhef en onder b, BW.