ECLI:NL:RBNHO:2024:10617

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 oktober 2024
Publicatiedatum
17 oktober 2024
Zaaknummer
10934754 \ CV EXPL 24-363
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vervangende schadevergoeding na tekortkoming in nakoming koopovereenkomst vloer

In deze zaak vordert eiseres, vertegenwoordigd door Stichting Univé Rechtshulp, vervangende schadevergoeding van gedaagde partij, die een vloer heeft geleverd en gelegd. Eiseres heeft een eiken visgraat laminaatvloer gekocht, maar deze is kort na de installatie gaan opbollen. De Geschillencommissie heeft geoordeeld dat gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en heeft gedaagde verplicht de vloer te vervangen. Gedaagde heeft echter nagelaten om aan deze verplichting te voldoen, wat heeft geleid tot de huidige procedure.

Eiseres heeft in de procedure een schadevergoeding van € 3.075,07 gevorderd, vermeerderd met rente en kosten. Gedaagde erkent dat hij in eerste instantie tekort is geschoten, maar stelt dat hij pas tot vervanging hoeft over te gaan als het vochtprobleem in de woning van eiseres is opgelost. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde geen beroep kan doen op deze stelling, omdat hij niet heeft aangetoond dat hij eiseres heeft gewaarschuwd voor de ondeugdelijke ondergrond voordat de vloer werd gelegd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van de koopovereenkomst en het bindend advies van de Geschillencommissie. Eiseres heeft recht op vervangende schadevergoeding, omdat gedaagde ondanks meerdere verzoeken niet tot herstel is overgegaan. De vordering van eiseres wordt toegewezen, inclusief de wettelijke rente over het gevorderde bedrag en de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zaanstad
Zaaknummer: 10934754 \ CV EXPL 24-363
Vonnis van 17 oktober 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: Stichting Univé Rechtshulp,
tegen
[gedaagde 1],
wonende en zaakdoende te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde 1] ,
procederend in persoon.
De zaak in het kort
Eiseres heeft bij gedaagde een vloer gekocht welke door gedaagde in de woning van eiseres is gelegd. Kort nadat de vloer is gelegd, is de vloer gaan opbollen. De geschillencommissie heeft geoordeeld dat gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst en dat gedaagde de vloer moet vervangen. Omdat gedaagde dit tot op heden niet heeft gedaan, vordert eiseres in deze procedure vervangende schadevergoeding in plaats van nakoming. Deze vordering zal worden toegewezen, omdat gedaagde geen geldige reden had om niet tot vervanging van de vloer over te gaan.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- het bericht van 14 maart 2024 met productie(s) van [eiser]
- het tussenvonnis van 28 maart 2024
- de mondelinge behandeling van 20 september 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 2 december 2020 heeft [eiser] bij [gedaagde 1] een eiken, visgraat, laminaatvloer gekocht (hierna: ‘de vloer’). Uit de tussen partijen gesloten koopovereenkomst volgt dat onder de laminaatvloer een ondervloer zal worden gelegd bestaande uit ‘groene platen incl. vochtscherm’. Bij de specificatie van deze ondervloer staat verder vermeld ‘Vochtbestendig Ja’.
2.2.
Nadat [gedaagde 1] de vloer in de woning van [eiser] heeft bekeken en de vloer door de verhuurder van [eiser] is geëgaliseerd, is de vloer gelegd.
2.3.
Binnen een jaar na het leggen van de vloer, te weten op 27 september 2021, heeft [eiser] aan [gedaagde 1] laten weten dat de vloer kraakt en op sommige plekken lijkt te zweven. [gedaagde 1] stuurt vervolgens de firma [naam] bij [eiser] langs voor het uitvoeren van herstelwerkzaamheden. Nadat de firma [naam] een deel van de vloer in de hal heeft verwijderd, blijkt dat de vloer aan de onderzijde nat is en dat deze daardoor is gaan opbollen. Aan [eiser] wordt aangegeven dat eerst het vochtprobleem moet worden opgelost voordat de vloer kan worden hersteld.
2.4.
Omdat er volgens [eiser] geen sprake is van een vochtprobleem wendt zij zich tot de Geschillencommissie Afbouw. In opdracht van deze geschillencommissie heeft een deskundige op 25 mei 2022 de vloer bekeken. Ondanks dat [gedaagde 1] hiervoor ook was uitgenodigd, is hij niet verschenen. In het nadien door de deskundige opgestelde rapport is, voor zover van belang, het volgende opgenomen.
‘De ondergrond en ondervloer heeft deskundige waar mogelijk onderzocht, door het verwijderen van een deurmat, een gedeelte van de laminaatvloer en gedeelte ondervloer. Hierbij is vastgesteld dat de ondergrond (hout) én de ondervloerplaat (vezelplaat) erg vochtig is (…). Ter controle heeft deskundige de kruipruimte geïnspecteerd: hierbij is vastgesteld dat er water in de kruipruimte staat: dit is geen vreemd verschijnsel in een kruipruimte, maar is in deze kwestie dus de oorzaak van het optrekkende vocht (…).
Bij het controleren van de bovengenoemde zaken heeft deskundige vastgesteld dat er geen dampwerende folie onder de vezelplaat-ondervloer is gelegd. Dit had wel gemoeten om in ieder geval de volgende redenen:
(…)
Bovenstaande zaken hebben gebreken veroorzaakt: optrekkend vocht zonder het aanbrengen van een vochtscherm onder de ondervloer van het laminaat is funest voor de stabiliteit van de gelegde vloer.(…) Door vochtinwerking in de ondervloer en in de laminaatvloer, is de gehele vloer instabiel geworden en is derhalve gaan veren. Door de vering ontstaat frictie in het kliksysteem, waardoor het veren en kraken verergerd; na verloop van tijd ontstaan naden en zullen plankjes uit het kliksysteem komen. Al deze zaken zijn in deze kwestie aan de orde.
Verdere waarnemingen betreffen het vastliggen van de laminaatvloer tegen obstakels. In een aantal gevallen is deskundige van mening dit wellicht door het uitzetten van het laminaat is gekomen, maar in een aantal gevallen is meetbaar gebleken dat er nooit voldoende zwelruimte aanwezig is geweest’.
Op basis van zijn bevindingen komt de deskundige tot de conclusie dat de vloer en ondervloer onherstelbaar zijn beschadigd.
2.5.
Naar aanleiding van het rapport van de deskundige komt de Geschillencommissie in haar bindend advies van 29 augustus 2022 tot de volgende beslissing:
‘Verplicht de ondernemer tot een juiste nakoming van wat partijen zijn overeengekomen, te weten het leggen van de overeengekomen vloer met toebehoren waaronder een ondervloer en een vochtscherm, en zulks na verwijdering van de “oude” beschadigde vloer, zonder dat de consument daarvoor (extra) kosten in rekening mogen worden gebracht.’
2.6.
Ondanks meerdere verzoeken daartoe van [eiser] is [gedaagde 1] tot op heden niet tot herstel van de vloer overgegaan.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde 1] tot betaling van € 3.075,07, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[eiser] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde 1] tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten koopovereenkomst en in de nakoming van het bindend advies van de geschillencommissie. Ondanks vele verzoeken om een nieuwe vloer te leggen, heeft [gedaagde 1] dat nagelaten. In plaats van nakoming maakt [gedaagde 1] daarom aanspraak op vervangende schadevergoeding. De schade bestaat uit de kooprijs die [eiser] voor de vloer aan [gedaagde 1] heeft betaald.
3.3.
[gedaagde 1] voert verweer. Hij erkent weliswaar dat hij in eerste instantie tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en dat hij de vloer moet vervangen, maar hij stelt zich op het standpunt dat hij pas tot vervanging van de vloer over hoeft te gaan op het moment dat het vochtprobleem is verholpen.

4.De beoordeling

4.1.
Vast staat dat [gedaagde 1] tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten koopovereenkomst. Dit volgt uit het rapport van de deskundige en het daarop volgende bindend advies van de geschillencommissie. Het bindend advies van de geschillencommissie ontbrak bij de dagvaarding, maar [eiser] heeft deze op de zitting alsnog overgelegd. De beslissing staat in de dagvaarding geciteerd (onder 11) en uit de overgelegde stukken volgt dat [gedaagde 1] bekend is met deze uitspraak.
4.2.
[gedaagde 1] erkent in zijn conclusie van antwoord dat er bij het leggen van de vloer een fout is gemaakt en dat dit hersteld moet worden. [gedaagde 1] stelt zich echter op het standpunt dat hij pas tot herstel over hoeft te gaan als de vochtproblemen in de woning van [eiser] zijn verholpen. Met betrekking tot het vochtprobleem verwijst [eiser] naar de bevindingen van de deskundige. Dit betoog faalt en dat wordt als volgt toegelicht.
4.3.
[gedaagde 1] heeft ter onderbouwing van zijn standpunt dat hij de vloer pas opnieuw hoeft te leggen als het vochtprobleem is verholpen verwezen naar de artikelen 5 lid 3 en 6 lid 8 van de Algemene consumentenvoorwaarden voor het afbouwbedrijf in Nederland die volgens [gedaagde 1] op de met [eiser] gesloten overeenkomst van toepassing zijn. In deze artikelen is kort gezegd bepaald dat een ondernemer verplicht is een consument te wijzen op onjuistheden in de opgedragen werkzaamheden, waaronder het werken op een ondeugdelijke ondergrond en dat een consument het risico draagt voor schade die ontstaat door onjuistheden in de opgedragen werkzaamheden. De kantonrechter oordeelt echter dat [gedaagde 1] in dit geval geen beroep op deze bepalingen kan doen. Deze bepalingen zien namelijk op de situatie dat de initiële overeenkomst nog moet worden nagekomen. Voordat een ondernemer aan de opdracht begint moet hij de consument waarschuwen voor een eventuele ondeugdelijke ondergrond en mocht een consument ondanks die waarschuwing willen dat het werk toch wordt uitgevoerd, dan is de consument daarvoor aansprakelijk. Dat [gedaagde 1] [eiser] voordat hij de vloer legde heeft gewaarschuwd dat de ondergrond niet geschikt was is volgt nergens uit.
4.4.
In dit geval ligt er een duidelijk bindend advies (zie 2.5). Bij dit advies zijn de bevindingen van de deskundige betrokken. Ook heeft [gedaagde 1] zijn visie kunnen geven (na kennisneming van het rapport). Uit het rapport van de deskundige volgt dat optrekkend vocht niet de enige oorzaak van het opbollen van de vloer is geweest. In het rapport van de deskundige staat namelijk dat water in een kruipruimte niet vreemd is en dat dit dus vaker voorkomt. De deskundige wijt de problemen met name aan het ontbreken van een vochtscherm en het te strak leggen van de vloer. Als onvoldoende betwist staat vast dat [gedaagde 1] op deze punten is tekort geschoten. Ook staat vast dat [gedaagde 1] het bindend advies, kort gezegd strekkende tot het kosteloos leggen van een nieuwe vloer met toebehoren, niet is nagekomen.
4.5.
Doordat [gedaagde 1] ondanks sommaties daartoe de vloer niet heeft vervangen, was [eiser] gerechtigd haar vordering tot nakoming om te zetten in een vordering tot vervangende schadevergoeding. [1]
4.6.
[eiser] heeft de door haar geleden schade begroot op de kosten die zij aan [gedaagde 1] heeft betaald voor het laten leggen van de vloer, te weten € 3.075,07. [gedaagde 1] heeft de hoogte van het gevorderde bedrag niet weersproken en het bedrag komt de kantonrechter niet onredelijk voor. De vordering van [eiser] zal daarom worden toegewezen. Omdat [gedaagde 1] in verzuim is, is hij tevens wettelijke rente verschuldigd. Omdat [eiser] in de dagvaarding niet heeft vermeld vanaf welke datum zij wettelijke rente vordert, zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf de dag dat de dagvaarding is betekend.
4.7.
[gedaagde 1] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Wel ziet de kantonrechter aanleiding de door [eiser] gevorderde verschotten voor het raadplegen van het BRP, het beslagregister en het handelsregister te matigen, omdat de gevorderde tarieven niet overeenkomen met de daarvoor geldende tarieven. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
140,83
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
476,00
(2 punten × € 238,00)
- nakosten
119,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
983,83
4.2.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde 1] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 3.057,07, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag, met ingang van 2 februari 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde 1] in de proceskosten van € 983,83, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde 1] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. Lourens en in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2024.
51024/MdV

Voetnoten

1.Artikel 6:87 Burgerlijk Wetboek (BW)