ECLI:NL:RBNHO:2024:10613

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 oktober 2024
Publicatiedatum
17 oktober 2024
Zaaknummer
C/15/349550 / JU RK 24-330
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

Op 10 oktober 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in Syrië. De zaak betreft de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers, die verzocht om de machtiging te verlengen vanwege zorgelijke signalen rondom de minderjarige. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige, die momenteel verblijft bij een jeugdhulpaanbieder, in het verleden problemen heeft vertoond, waaronder weglopen en onveilige situaties. De ouders van de minderjarige steunen het verzoek van de GI en zijn bezorgd over de invloed van de minderjarige op hun andere kinderen. De kinderrechter heeft op basis van de ingediende stukken en de mondelinge behandeling geoordeeld dat de verlenging van de machtiging noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 11 mei 2025, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar is bij voorraad. De beslissing is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/349550 / JU RK 24-330
Datum uitspraak: 10 oktober 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermerste Alkmaar,
hierna te noemen de GI,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] , Syrië,
hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats] ,
advocaat mr. M. van der Himst te Den Helder,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats] ,
advocaat mr. M. van der Himst te Den Helder.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 19 februari 2024;
  • de beschikking van 11 april 2024;
- het bericht van de GI met bijlagen van 10 september 2024.
1.2.
Op 10 oktober 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
  • de vader en de moeder met hun advocaat mr. M. van der Himst en een tolk in de Syrische taal, [tolk] ;
  • [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI.
1.3.
Gelet op haar leeftijd heeft de kinderrechter [de minderjarige] vooraf per brief naar haar mening gevraagd. [de minderjarige] heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] verblijft bij [accommodatie jeugdhulpaanbieder] van jeugdhulpaanbieder Levvel.
2.3.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 11 mei 2023 [de minderjarige] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is nadien verlengd bij beschikking van 11 april 2024 verlengd tot 11 mei 2025.
2.4.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 30 januari 2024 de machtiging verleend [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. Deze maatregel is nadien verlengd bij beschikking van 11 april 2024 tot 11 oktober 2024, waarbij het resterende deel van het verzoek is aangehouden tot de pro forma datum van 20 september 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
Ter onderbouwing van het verzoek heeft de GI het volgende naar voren gebracht. In de eerste periode van [de minderjarige] bij [accommodatie jeugdhulpaanbieder] had zij veel boosheid en weerstand richting hulpverlening. Gedurende het proces is gezien dat [de minderjarige] zich opener begon op te stellen richting de mentoren, een vertrouwensband wist op te bouwen met haar groepsgenoten en zich hield aan gemaakte afspraken. [de minderjarige] volgt onderwijs waardoor haar Nederlandse taal vooruit is gegaan, op het gebied van luisteren en spreken. In juli was de GI positief en hoopvol naar aanleiding van de mooie stappen die [de minderjarige] had gemaakt. De GI gaf toestemming voor een opbouw in verlof om tijdens de zomervakantie meer thuis te zijn, zodat er na de zomervakantie toegewerkt kon worden naar een definitieve thuisplaatsing bij de ouders. Tijdens de zomervakantie is [de minderjarige] echter weggelopen van huis en niet
teruggekeerd op de groep. [de minderjarige] is met een jongen meegegaan naar Duitsland en heeft een aantal dagen verbleven in een hotel. Een hulpverlener van [accommodatie jeugdhulpaanbieder] heeft [de minderjarige] uit Hamburg opgehaald. De GI heeft zorgen om het netwerk waar [de minderjarige] zich in begeeft en dat zij wordt blootgesteld aan grensoverschrijdend gedrag. Daarnaast schat de GI risico’s op eergerelateerd geweld nog altijd aanwezig. De signalen die de GI nu ontvangt over de positionering van [de minderjarige] op sociale media in combinatie met de mogelijke kans op grensoverschrijdend gedrag zijn zorgwekkend. [de minderjarige] is niet open en eerlijk over haar bewegingen en verblijfplaatsen tijdens haar periode in Duitsland. De GI ziet in al het bovenstaande een terugval bij [de minderjarige] . De GI acht het van belang dat [de minderjarige] de aankomende maanden bij [accommodatie jeugdhulpaanbieder] zal verblijven en acht een thuisplaatsing van [de minderjarige] niet verantwoord.
3.3.
Ter zitting is hier door de GI aan toegevoegd dat er de komende tijd moet worden gekeken waar [de minderjarige] zal gaan wonen vanaf haar meerderjarigheid. Er zal moet blijken of een terugkeer naar huis nog aan de orde is, of dat er gelet op het behoud van de huidige thuissituatie, moet worden toegewerkt naar een andere perspectief biedende plek.

4.Het standpunt van de ouders

4.1.
De ouders zijn het eens met het verzoek. Ter zitting is door en namens de ouders naar voren gebracht dat de ouders volledig achter de plaatsing van [de minderjarige] bij [accommodatie jeugdhulpaanbieder] staan. Als [de minderjarige] thuis zou komen wonen, zijn de ouders bang voor de invloed van [de minderjarige] op de andere kinderen in de thuissituatie. De ouders hopen dat [de minderjarige] zal leren van de verkeerde keuzes die zij heeft gemaakt.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).
5.2.
De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt. Het is de kinderrechter gebleken dat [de minderjarige] vanwege zorgen over mensenhandel en haar netwerk op een gesloten groep is geplaatst. Aansluitend hierop verblijft [de minderjarige] sinds eind januari 2024 op een open meidengroep bij [accommodatie jeugdhulpaanbieder] . Hoewel het langere tijd steeds beter ging met [de minderjarige] , is het in de zomervakantie toch weer misgegaan. In augustus 2024 is [de minderjarige] weggelopen van de open groep van [accommodatie jeugdhulpaanbieder] . De GI, [accommodatie jeugdhulpaanbieder] en haar ouders, wisten niet waar [de minderjarige] verbleef. Hierdoor zijn er ernstige zorgen om de emotionele en fysieke veiligheid van [de minderjarige] . Op dit moment maakt de problematiek van [de minderjarige] en het zorgelijke gedrag dat daaruit voortvloeit, de voortzetting van de plaatsing van [de minderjarige] bij [accommodatie jeugdhulpaanbieder] noodzakelijk. Er lijkt bij [de minderjarige] nog onvoldoende besef met betrekking tot de risico’s van haar contacten en van het niet verblijven in een emotioneel en fysiek veilige omgeving. Vanuit haar achtergrond en problematiek is [de minderjarige] zeer kwetsbaar voor onveilige situaties. Binnen [accommodatie jeugdhulpaanbieder] kan aan [de minderjarige] een meidenspecifieke behandeling geboden worden om haar eigenwaarde en zelfbeeld te versterken. Ook krijgt [de minderjarige] individuele traumatherapie. Daarnaast zit [de minderjarige] in een ingewikkelde positie ten opzichte van haar ouders. Vanuit [accommodatie jeugdhulpaanbieder] zal door de GI met de betrokken hulpverlening van de Opvoedpoli gekeken moeten worden wat er nodig is om de onderlinge band te verbeteren. Ten slotte zal de GI de komende tijd moeten onderzoeken waar het toekomstperspectief van [de minderjarige] ligt.
5.3.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter het resterende deel van het verzoek toewijzen en dus de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 11 mei 2025.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] , Syrië, in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 11 mei 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2024 door mr. A.S. van Leeuwen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. S.B. Kuvel als griffier, en op schrift gesteld op 15 oktober 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.