ECLI:NL:RBNHO:2024:10600

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
16 oktober 2024
Zaaknummer
10836447 \ CV EXPL 23-8107
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van huurachterstand en verweer van verrekening

In deze bodemzaak vordert de verhuurder, [eiser] B.V., betaling van de huurachterstand van de maanden juli en augustus 2023 van de huurder, [gedaagde] [bedrijf 2]. De kantonrechter heeft op 25 september 2024 geoordeeld dat de vordering van de verhuurder toewijsbaar is. De huurder had zich verweer gevoerd door te stellen dat hij de huur mocht verrekenen met te veel betaalde voorschotbetalingen voor gas, water en elektriciteit. Dit verweer werd echter verworpen, omdat in de huurovereenkomst en de algemene huurvoorwaarden verrekening contractueel is uitgesloten, tenzij de vordering door de rechter is vastgesteld. De huurder had geen vastgestelde vordering op de verhuurder, waardoor de huurachterstand van € 2.357,94 niet verrekend kon worden. De kantonrechter heeft de huurder veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De totale kosten voor de huurder bedragen € 2.469,18, inclusief proceskosten van € 1.106,01. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 10836447 \ CV EXPL 23-8107
Vonnis van 25 september 2024
in de zaak van
[eiser] B.V., handelend onder de naam
[bedrijf 1],
gevestigd te [plaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. O.J. Boeder,
tegen
[gedaagde], handelend onder de naam
[bedrijf 2],
wonende en zaakdoende te [plaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. H. Temel.
De zaak in het kortVan de Camp vordert betaling van de huurachterstand van de maand juli 2023 en augustus 2023. Deze vordering wordt toegewezen. Het verweer dat [gedaagde] de huur mocht verrekenen met de al dan niet te veel betaalde voorschotbetalingen voor het gas-, water- en elektraverbruik houdt geen stand, omdat partijen verrekening contractueel hebben uitgesloten.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 7 december 2023;
- de conclusie van antwoord van 13 maart 2024;
- het tussenvonnis van 17 april 2024;
- de mondelinge behandeling van 3 september 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt per 1 augustus 2017 ‘kantoor A’ aan de [adres] te [plaats] (hierna: de bedrijfsruimte) van [eiser]. Op de huurovereenkomst zijn de ‘Algemene Bepalingen Huurovereenkomst Kantoorruimte en andere bedrijfsruimte in de in van artikel 7:230a BW’ van 30 januari 2015 (hierna: de algemene huurvoorwaarden) van overeenkomstige toepassing verklaard.
2.2.
In de huurovereenkomst staat – voor zover van belang –:

4.5De betalingsverplichting van de huurder bestaat uit:
- de huurprijs;
- de over de huurprijs verschuldigde omzetbelasting indien partijen een met omzetbelasting belaste verhuur zijn overeengekomen;
- het voorschot op de vergoeding voor de door of vanwege verhuurder te verzorgen bijkomende leveringen en diensten met de daarover verschuldigde omzetbelasting;
(…)
4.6
Per betaalperiode vaneenkalendermaand(en) bedraagt bij aanvang van de huurovereenkomst
- de huurprijs 565,00
(…)
4.8
De uit hoofde van deze huurovereenkomst door huurder aan verhuurder te verrichten periodieke betalingen als weergegeven in4.6zijn in één bedrag bij vooruitbetaling verschuldigd in euro’s en moeten vóór of op de eerste dag van de periode waarop de betalingen betrekking hebben volledig zijn voldaan.
(…)”
2.3.
In de algemene huurvoorwaarden staat, voor zover van belang:

23.1De betaling van de huurprijs en van al hetgeen verder krachtens deze huurovereenkomst is verschuldigd, zal uiterlijk op de vervaldata in wettig Nederlands betaalmiddel – zonder opschorting, aftrek of verrekening met een vordering welke Huurder op Verhuurder heeft – geschieden door storting dan wel overschrijving op een door Verhuurder op te geven rekening. Huurder kan alleen dan verrekenen als de vordering door de rechter is vastgesteld.
(…)
28.2 (
(Ver)Huurder is in verzuim door het enkele verloop van een bepaalde termijn.
2.4.
[eiser] heeft op 13 september 2023 [gedaagde] verzocht tot betaling van de huur van juli 2023 en augustus 2023 over te gaan.
2.5.
[gedaagde] heeft de huur van juli 2023 en augustus 2023, op € 1,00 na, niet aan [eiser] betaald.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – na vermindering van eis en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 2.357,94, vermeerderd met rente en kosten. [eiser] stelt dat [gedaagde] ten aanzien van de huur van de maanden juli en augustus 2023 slechts € 1,00 per maand heeft voldaan, zodat op dit moment sprake is van een huurachterstand van € 2.357,94.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] beroept zich op verrekening van de huur met de te veel betaalde voorschotbetalingen voor gas, water en elektriciteit, zodat op dit moment geen sprake is van een huurachterstand. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Tegenvordering
4.1.
Tijdens de mondelinge behandeling van 3 september 2024 is geconstateerd dat door [gedaagde] geen tegenvordering is ingesteld, zodat de kantonrechter hieraan voorbij gaat.
Huurachterstand
4.2.
In beginsel is [gedaagde] gehouden de huur van de maanden juli 2023 en augustus 2023 aan [eiser] te voldoen. [gedaagde] voert aan dat de huurachterstand ruimschoots is voldaan, omdat de gevorderde huurachterstand is verrekend met de voorschotbetalingen voor het gas-, water- en elektragebruik.
4.3.
In artikel 23.1 van de algemene huurvoorwaarden staat, voor zover van belang: “(…)
Huurder kan alleen dan verrekenen als de vordering door de rechter is vastgesteld.” Hieruit volgt dat verrekening contractueel is uitgesloten, tenzij [gedaagde] een vordering heeft op [eiser] die door de rechter is vastgesteld. Daarvan is in dit geval geen sprake. [gedaagde] kon de al dan niet te veel betaalde voorschotbedragen daarom niet verrekenen met de openstaande huur. [gedaagde] is dan ook ten onrechte van mening dat de huurachterstand ruimschoots is voldaan. De vordering van [eiser] is toewijsbaar.
4.4.
De gevorderde wettelijke rente over dit deel van de vordering is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar. De wettelijke handelsrente vanaf de dag vanaf het verzuim tot aan de dag van de dagvaarding bedraagt € 111,24.
Overige kosten
4.5.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten zal worden afgewezen. [eiser] heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom moet de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn, toetsen aan het rapport Voorwerk II. [eiser] heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
4.6.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
116,01
- griffierecht
514,00
- salaris gemachtigde
476,00
(2 punten × € 238,00)
Totaal
1.106,01

5.5. De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 2.469,18, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 2.357,94 bedrag, vanaf 7 december 2023, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.106,01, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2024.