ECLI:NL:RBNHO:2024:10598

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 oktober 2024
Publicatiedatum
16 oktober 2024
Zaaknummer
15.128048.24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf voor meerdere bedrijfsinbraken en diefstallen met schadevergoeding aan benadeelden

Op 14 oktober 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van vier bedrijfsinbraken en twee diefstallen. De verdachte, geboren op een onbekende datum en momenteel gedetineerd, werd beschuldigd van inbraken in verschillende bedrijven in Koog aan de Zaan en Zaandam, evenals diefstal door middel van een valse sleutel. De rechtbank heeft de zaak behandeld in een openbare zitting op 30 september 2024, waar de officier van justitie, mr. S.P. Visser, de bewezenverklaring van alle feiten heeft gevorderd. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.L. van Gaalen, heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, gezien de bekennende verklaring van de verdachte.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle tenlastegelegde feiten, waaronder inbraken waarbij hij en zijn mededaders zich toegang verschaften door middel van braak. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 155 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling voor behandeling van verslavingsproblematiek, en deelname aan schuldhulpverlening.

Daarnaast heeft de rechtbank vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld. De benadeelde partij [naam 4] heeft een schadevergoeding van € 159.907,- gevorderd, maar de rechtbank heeft deze vordering gedeeltelijk toegewezen tot € 25.000,-. De vordering van [naam 1] is niet-ontvankelijk verklaard, terwijl de vordering van [naam 3] tot € 563,60 is toegewezen. De rechtbank heeft ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, waarbij de verdachte verplicht is om de schadevergoeding aan de benadeelde partijen te betalen, met de mogelijkheid van gijzeling bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15.128048.24 (A) en 15.340040.23 (B)
Uitspraakdatum: 14 oktober 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare zitting van 30 september 2024 in de zaken tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres van Justitieel Complex Schiphol, op het adres (1171 VA) Badhoevedorp, Duizendbladweg 100,
op dit moment gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.
De politierechter heeft de zaak, die eerder bij afzonderlijke dagvaarding is aangebracht en in dit vonnis zaak B wordt genoemd, op de zitting van 28 juni 2024 naar deze kamer verwezen. Op de zitting van 30 september 2024 heeft de rechtbank de bij afzonderlijke dagvaarding aangebrachte zaak, die in dit vonnis zaak A wordt genoemd, en de verwezen zaak gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S.P. Visser, en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. M.L. van Gaalen, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlasteleggingen

De verdachte wordt, kort en zakelijk weergegeven, verweten dat hij zich op verschillende dagen in 2023 en 2024 heeft schuldig gemaakt aan de volgende feiten:
ten aanzien van zaak A
feit 1: inbraak in vereniging bij de schoonheidssalon van [naam 4] te Koog aan de Zaan;
feit 2: inbraak in vereniging bij het bedrijf [naam 1] te Zaandam;
feit 3: inbraak bij huisartsenpraktijk “[naam 2]” te Koog aan de Zaan;
feit 4: inbraak bij het bedrijf [naam 3] te Zaandam;
feit 5: diefstal door middel van valse sleutel door een pinpas op naam van [naam 3] te gebruiken te Zaandijk en Koog aan de Zaan;
ten aanzien van zaak B
diefstal uit een kantoor van [naam 5] te Koog aan de Zaan.
De volledige tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

2.Voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de zaken, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle verweten feiten in zaak A en zaak B.
3.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich, vanwege de bekennende verklaring van de verdachte, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van alle verweten feiten in zaak A en zaak B, op de onder 3.4 te melden wijze, op grond van de feiten en de omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn weergegeven. Deze bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van dit vonnis vereist en zullen dan worden opgenomen in een aan dit vonnis te hechten aanvulling.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte alle verweten feiten in zaak A en zaak B heeft begaan, met dien verstande dat hij:
ten aanzien van zaak A
feit 1
in de periode van 25 november 2023 tot en met 26 november 2023 te Koog aan de Zaan tezamen en in vereniging met een ander ontharingsapparatuur, body contour apparatuur, een koffiezetapparaat en meerdere verzorgingsproducten van MSP, Transdermal, Neodermal, DSV-line en een Vcaron System, die geheel of ten dele aan [naam 4] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl de verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
feit 2
op 31 december 2023 te Zaandam tezamen en in vereniging met een ander meerdere laptops en meerdere telefoons, die aan het bedrijf [naam 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl de verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
feit 3
op 17 maart 2024 te Koog aan de Zaan een computer met toebehoren, die aan huisartsenpraktijk “[naam 2]” toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl de verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 4
op 3 februari 2023 te Zaandam een Rabobank pinpas en meerdere rollen postzegels, die aan [naam 3] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl de verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 5
op 3 februari 2023 te Zaandijk en Koog aan de Zaan bedragen van 60 euro en 3,60 euro, die aan [naam 3] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl de verdachte die weg te nemen bedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door een bankpas op naam van [naam 3] met bijbehorende pincode, tot het gebruik waarvan hij niet gerechtigd was, te gebruiken;
ten aanzien van zaak B
omstreeks 22 december 2023 te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad, een laptop, Acer Chromebook, die aan [naam 5] Koog aan de Zaan toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het verhandelde op de zitting, niet geschaad in zijn verdediging.
Wat aan de verdachte onder deze feiten meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 en feit 2 in zaak A
telkens: diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
ten aanzien van feit 3 en feit 4 in zaak A
telkens: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
ten aanzien van feit 5 in zaak A
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
ten aanzien van zaak B
diefstal.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan de bewezen verklaarde feiten zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Strafmotivering

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 365 dagen, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd, waarvan 155 dagen voorwaardelijk, met twee jaren proeftijd, onder de door de reclassering geadviseerde voorwaarden. Daarbij heeft de officier van justitie gevorderd de duur van de klinische opname te maximeren op twaalf maanden.
6.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij de strafoplegging acht te slaan op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, met name de noodzaak van hulp en verslavingsbehandeling om de kans op recidive te verlagen, en gelet hierop een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van de door de officier van justitie gevorderde duur. De verdediging heeft daarbij wel bepleit de klinische opname te maximeren op zes maanden.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de strafoplegging heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek op de zitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier bedrijfsinbraken, de diefstal van geldbedragen door een gestolen pinpas te gebruiken en de diefstal van een laptop uit een openstaand kantoor. Dit zijn allemaal ergerlijke feiten. De verdachte heeft door het plegen van deze feiten overlast, hinder en veel schade veroorzaakt. In het specifieke geval van de inbraak bij de schoonheidssalon van [naam 4], heeft de verdachte nagenoeg het hele bedrijf leeggehaald. Dit heeft voor [naam 4] grote (financiële) gevolgen gehad. Daarmee heeft hij getoond geen respect te hebben voor andermans eigendom en uitsluitend oog te hebben gehad voor zijn persoonlijk financieel gewin.
Strafblad
Uit het strafblad van de verdachte blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Ondanks die eerdere veroordelingen is de verdachte tot nieuw strafbaar gedrag gekomen. De eerder opgelegde straffen hebben kennelijk onvoldoende effect gehad om de verdachte ervan te weerhouden nieuwe feiten te plegen. Dit weegt de rechtbank in het nadeel van de verdachte mee bij het bepalen van de op te leggen straf.
Strafoplegging
De aard en ernst van de feiten en de recidive van de verdachte, maken dat de rechtbank in beginsel oplegging van geen andere straf gerechtvaardigd vindt dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daarbij heeft de rechtbank gelet op de straffen die rechtbanken en gerechtshoven in vergelijkbare zaken opleggen. In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet de rechtbank echter reden voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel.
Persoon van de verdachte
De rechtbank betrekt in haar afwegingen over de strafoplegging ook de persoon van de verdachte. Uit het reclasseringsadvies van 5 september 2024 komt naar voren dat de leefomstandigheden van de verdachte instabiel zijn. De verdachte heeft problemen op vrijwel alle leefgebieden, waardoor zijn maatschappelijke integratie slecht is en hij weinig heeft om op terug te vallen. Ook kampt de verdachte al lange tijd met verslavingsproblematiek. Omdat de verdachte geen veilige thuisbasis heeft, vindt de reclassering een langdurige klinische behandeling in een zorginstelling van maximaal zes maanden nodig om de verslaving van de verdachte aan te pakken en de hoge kans op recidive te beïnvloeden. In het kader van nazorg en ondersteuning vindt de reclassering nodig dat de verdachte na die klinische behandeling zal uitstromen naar een stabiele huisvestingssituatie en ambulant zal worden behandeld. De verdachte heeft ten overstaan van zowel de reclassering als de rechtbank verklaard open te staan voor hulp en begeleiding vanuit de reclassering en gemotiveerd te zijn om zijn verslaving en problemen aan te pakken. Hierin ziet de reclassering aanknopingspunten om de verdachte te begeleiden en te ondersteunen bij het stabiliseren van zijn leefomstandigheden en het verlagen van de kans op recidive. De reclassering adviseert daarom oplegging van een deels voorwaardelijke straf met daarbij als bijzondere voorwaarden (kort gezegd) een meldplicht, een behandelverplichting (eerst klinisch en daarna ambulant) en de verplichtingen om te verblijven in een instelling voor begeleid wonen, mee te werken aan schuldhulpverlening en mee te werken aan middelencontroles. Deze conclusies en dit advies neemt de rechtbank over.
Slotsom
Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf van 365 dagen op zijn plaats, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd. De rechtbank acht reclasseringscontact en oplegging van bijzondere voorwaarden daarbij noodzakelijk. Deze voorwaarden zal de rechtbank verbinden aan een voorwaardelijk strafdeel. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte een stevige druk moet voelen niet opnieuw strafbare feiten te plegen en zich te houden aan de bijzondere voorwaarden. De rechtbank zal daarom bepalen dat van de op te leggen straf een deel van 155 dagen vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd. Aan dit voorwaardelijke deel zal de rechtbank een proeftijd verbinden van twee jaren met de bedoeling de verdachte ervan te weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een nieuw strafbaar feit en als stok achter de deur bij het naleven van de op te leggen bijzondere voorwaarden.
Eén van die bijzondere voorwaarden die de rechtbank zal stellen, houdt in dat de verdachte zich ter klinische behandeling zal laten opnemen in een zorginstelling. Uit het hiervoor genoemde rapport van de reclassering blijkt dat het nodig wordt geacht de duur van die opname te bepalen op maximaal zes maanden. Zoals hiervoor is overwogen, volgt de rechtbank dit rapport. De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, geen reden om de duur van de opname te maximeren op twaalf maanden. Weliswaar heeft de reclassering per e-mail van 30 september 2024 laten weten dat de opname moet worden bepaald op maximaal twaalf maanden, maar zonder nadere onderbouwing van deze wijziging ziet de rechtbank op dit moment geen aanleiding de opname te maximeren op twaalf maanden. Daarbij weegt de rechtbank ook mee dat de opname in een zorginstelling een vrijheidsbeperkend karakter heeft.

7.Vorderingen van de benadeelde partijen

7.1
Vordering van [naam 4] (feit 1 in zaak A)
De benadeelde partij [naam 4] heeft een vordering tot betaling van € 159.907,- schadevergoeding ingediend, vermeerderd met de wettelijke rente daarover, wegens materiële schade die de benadeelde partij als gevolg van feit 1 in zaak A zou hebben geleden. Deze gestelde schade bestaat uit (i) de gestolen inventaris ter waarde van € 148.374,-, (ii) de gestolen voorraden ter waarde van € 10.533,-, en (iii) de gemaakte kosten ter reparatie van een beschadigde vloer voor een bedrag van € 1.000,-.
De rechtbank is van oordeel dat uit de vordering, de onderbouwing daarvan en het verhandelde op de zitting onmiskenbaar voortvloeit dat [naam 4] als gevolg van de inbraak bij haar schoonheidssalon aanzienlijke materiële schade heeft geleden. De verdachte heeft dit ook erkend. Hij heeft op de zitting verklaard dat hij in de nacht van 25 op 26 november 2023 alles van waarde uit de schoonheidssalon heeft weggenomen. Naar het oordeel van de rechtbank kan, zonder nadere onderbouwing, echter niet worden vastgesteld dat de omvang van de geleden schade zo hoog is geweest als door de benadeelde partij is gesteld. De rechtbank is, overeenkomstig het standpunt van de verdediging, van oordeel dat de vordering op onderdelen onvoldoende met stukken is onderbouwd. Zo roept de vordering onder andere de vraag op welke waarde de gestolen apparatuur en producten vertegenwoordigden. Het is namelijk onduidelijk of het taxatierapport uitgaat van de dagwaarde of de vervangingswaarde van deze voorwerpen. Uit de stukken blijkt verder dat de benadeelde partij de gestolen apparatuur had geleased, terwijl niet blijkt onder welke voorwaarden deze lease plaatsvond en in hoeverre de benadeelde partij de apparatuur al had afbetaald en deze dus aan haar toebehoorde. De beantwoording van deze vragen vergt nader onderzoek, wat een grote belasting voor het strafproces oplevert. Op basis van de stukken waarover de rechtbank op dit moment beschikt, schat de rechtbank de door de benadeelde partij geleden schade als gevolg van de inbraak op een bedrag van in ieder geval € 25.000,-. Vergoeding van deze schade komt de rechtbank billijk voor. De vordering zal dan ook worden toegewezen tot dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente daarover. De rechtbank is van oordeel dat de beoordeling van de overige gestelde schade, mede gezien de gemotiveerde betwisting op de zitting, maar ook vanwege de omvang en de complexiteit daarvan, een te grote belasting oplevert voor dit strafproces. Daarom zal de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
7.2
Vordering van [naam 1] (feit 2 in zaak A)
Namens [naam 1] is een vordering tot betaling van € 1.092,35 schadevergoeding ingediend, vermeerderd met de wettelijke rente daarover, wegens schade die de benadeelde partij als gevolg van feit 2 in zaak A zou hebben geleden.
De rechtbank is, overeenkomstig het standpunt van de verdediging, van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering. Op basis van de bewijsmiddelen is komen vast te staan dat het [naam 1] is geweest dat als gevolg van de onder 2 in zaak A bewezen inbraak materiële schade heeft geleden en niet [naam 1] Naar het oordeel van de rechtbank kan [naam 1] daarom niet worden ontvangen in de vordering.
7.3
Vordering van [naam 3] (feiten 4 en 5 in zaak A)
Namens [naam 3] is een vordering tot betaling van € 563,60 schadevergoeding ingediend, vermeerderd met de wettelijke rente daarover, wegens schade die de benadeelde partij als gevolg van feiten 4 en 5 in zaak A zou hebben geleden. Deze gestelde schade bestaat uit vergoeding van (i) de gestolen postzegels voor een bedrag van € 600,-, waarvan de verzekering al € 100,- heeft vergoed, en (ii) het door pintransacties gestolen geldbedrag van in totaal € 63,60.
De rechtbank is, overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie, van oordeel dat de gestelde materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit de inbraak bij [naam 3] (schadepost “postzegels”) en de diefstal door middel van valse sleutel (schadepost “pintransacties”). Vergoeding van deze schade komt de rechtbank billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde op de zitting. De vordering zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover.
Het verweer van de verdediging dat de schadepost “postzegels” onvoldoende is onderbouwd, verwerpt de rechtbank. Uit de bewijsmiddelen en de onderbouwing van de vordering blijkt dat de benadeelde partij enkele maanden voor de inbraak rollen postzegels had gekocht ter waarde van € 684,86. De rollen die de verdachte bij de inbraak heeft gestolen, waren niet meer compleet, maar al gedeeltelijk gebruikt. De benadeelde partij heeft daarom een bedrag van € 84,86 in mindering gebracht op deze schadepost. Dat komt de rechtbank aannemelijk voor. De rechtbank acht de schadepost van € 500,- (na aftrek van het verzekerde bedrag) daarom toewijsbaar.
7.4
Vordering van [slachtoffer 2] (feit in zaak B)
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot betaling van € 699,- materiële schadevergoeding ingediend, vermeerderd met de wettelijke rente daarover, wegens schade die zij als gevolg van het feit in zaak B zou hebben geleden.
De rechtbank is, overeenkomstig de standpunten van de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering. Op basis van de bewijsmiddelen is komen vast te staan dat het de [naam 5] in Koog aan de Zaan is geweest die als gevolg van de in zaak B bewezen diefstal materiële schade heeft geleden. Omdat [slachtoffer 2] niet degene is die schade heeft geleden als gevolg van dit feit, kan zij naar het oordeel van de rechtbank niet worden ontvangen in haar vordering.
7.5
Veroordeling in de kosten van de benadeelde partijen
De verdachte wordt tevens veroordeeld in de kosten die door of namens de benadeelde partijen [naam 4] en [naam 3] zijn gemaakt (tot op heden voor alle twee de benadeelde partijen begroot op nihil) en die ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog zijn te maken.
7.6
Schadevergoedingsmaatregelen en hoofdelijkheid
De rechtbank ziet verder aanleiding om in het belang van de benadeelde partijen [naam 4] en [naam 3], aan de verdachte op te leggen de schadevergoedingsmaatregel, als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (Sr), als extra waarborg voor betaling.
7.7
Hoofdelijkheid
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat de verdachte de onder 1 in zaak A bewezen inbraak samen met een ander heeft begaan. De rechtbank zal daarom, in verband met hoofdelijkheid, voor zowel de toegewezen vordering van [naam 4] als de ten aanzien van haar op te leggen schadevergoedingsmaatregel bepalen dat als het schadebedrag of een deel daarvan al door of namens de mededader aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die betalingsverplichtingen zal zijn bevrijd.

8.Beslag

Bij gelegenheid van het onderzoek naar de verdachte is een bosje sleutels (met goednummer 1594549) in beslag genomen. Deze sleutels behoren niet toe aan de verdachte. De rechtbank is van oordeel dat de sleutels moeten worden teruggegeven aan de rechthebbende.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Van toepassing zijn artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 310 en 311 Sr.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 5 verweten feiten in zaak A en het verweten feit in zaak B heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder deze feiten meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf van 365 dagen, met bevel dat hiervan een deel van
155 dagen niet ten uitvoerzal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van deze straf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
* meldplicht:zich meldt bij de reclassering, [reclassering], wanneer hij daartoe wordt opgeroepen en zich blijft melden bij de reclassering, zo frequent als de reclassering gedurende deze periode nodig acht. Daarbij houdt de verdachte zich aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft.
* opname in een zorginstelling:zich laat opnemen in een nog nader te bepalen zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Deze opname start wanneer er een plaats voor de verdachte is in een passende kliniek. De opname duurt zes maanden of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich tijdens de opname aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling, waaronder, gelet op de problematiek van de verdachte, het innemen van medicijnen kan vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.
* ambulante behandeling:zich (in het kader van nazorg) ambulant laat behandelen door een door de reclassering nader te bepalen behandelinstelling. De behandeling start aansluitend op een klinische opname en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Daarbij houdt de verdachte zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling
* begeleid wonen of maatschappelijke opvang:verblijft in een door de reclassering te bepalen instelling voor beschermd of begeleid wonen of maatschappelijke opvang, als dit is geïndiceerd door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Daarbij houdt de verdachte zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
* meewerken aan schuldhulpverlening:wordt verplicht om mee te werken aan een aanmelding bij de Materiele Juridische Dienstverlening van Fivoor, ten behoeve van ondersteuning op het gebied van zijn financiën, wanneer dit door de reclassering nodig wordt geacht. De verdachte werkt mee aan de begeleiding gericht op het krijgen van financieel overzicht en een gezond inkomsten- en uitgavenpatroon, ook als dit inhoudt het meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De verdachte geeft de reclassering daartoe inzicht in zijn financiën en eventuele schulden.
* meewerken aan middelencontrole:meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om zijn middelengebruik te beheersen, door urineonderzoek of ademonderzoek (blaastest), waarbij de reclassering bepaalt hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd.
Geeft voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Daarbij zijn voorwaarden dat de verdachte gedurende de proeftijd:
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs, bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht, ter inzage aanbiedt;
* medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, waaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering, zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Wijst gedeeltelijk toe de vordering tot vergoeding van de door
[naam 4] (feit 1 in zaak A)geleden schade tot een bedrag van
€ 25.000,-, bestaande uit materiële schadevergoeding, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de benadeelde partij, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Verklaart de benadeelde partij [naam 4] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door
[naam 3] (feit 3 in zaak A)geleden schade voor een bedrag van
€ 563,60, bestaande uit materiële schadevergoeding, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de benadeelde partij, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte ook in
de kosten door de benadeelde partijen [naam 4] en [naam 3]gemaakt (tot op heden voor alle benadeelde partijen begroot op nihil) en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als
schadevergoedingsmaatregelten behoeve van [naam 4] (feit 1 in zaak A) de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 25.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
160 dagen gijzeling.
Legt de verdachte als
schadevergoedingsmaatregelten behoeve van [naam 3] (feit 3 in zaak A) de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 563,60, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
11 dagen gijzeling.
De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichtingen van de verdachte ten aanzien van de benadeelde partijen [naam 4] en [naam 3] niet op.
Bepaalt, ten aanzien van feit 1 in zaak A, in verband met
hoofdelijkheid, dat als het schadebedrag ten aanzien van [naam 4] of een deel daarvan al door of namens de mededader aan de benadeelde partij en/of de Staat, in het kader van de schadevergoedingsmaatregel, is betaald, de verdachte in zoverre van die betalingsverplichtingen zal zijn bevrijd.
Bepaalt verder dat betalingen van de verdachte aan de benadeelde partijen [naam 4] en [naam 3] in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en omgekeerd dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen.
Verklaart de
benadeelde partijen [naam 1] (feit 2 in zaak A)en
[slachtoffer 2] (zaak B)niet-ontvankelijk in de vorderingen.
Gelast de teruggave aan de rechthebbende van het in
beslaggenomen bosje sleutels (met goednummer 1594549).
Heft op het bevel tot
voorlopige hechtenisvan de verdachte met ingang van het moment waarop de duur van de voorlopige hechtenis van de verdachte gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.K. Korteweg, voorzitter,
mrs. H.H.E. Boomgaart en N.M.L. Rogmans, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. P.H. Boersma,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 oktober 2024.
Bijlage
De volledige tekst van de tenlasteleggingen
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij:
ten aanzien van zaak A
feit 1
op of omstreeks de periode van 25 november 2023 tot en met 26 november 2023 te Koog aan de Zaan, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- ontharingsapparatuur en/of
- body contour apparatuur en/of
- een koffiezetapparaat en/of
- één of meerdere verzorgingsproducten en/of
- één of meerdere producten van het MSP en/of Transdermal en/of Neodermal en/of DSV-line en/of
- een Vcaron System,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 4], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming;
feit 2
in of omstreeks de periode van 28 december 2023 tot en met 2 januari 2024 te Zaandam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- één of meerdere laptops en/of
- één of meerdere telefoons,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] en/of het bedrijf [naam 1], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming, door gebruik te maken van een sleutel van Meijer en/of die [naam 1], waartoe verdachte en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren, althans door middel van een valse sleutel;
feit 3
in of omstreeks de periode van 15 maart 2024 tot en met 17 maart 2024 te Koog aan de Zaan, althans in Nederland,
- één of meerdere computers met toebehoren en/of
- één of meerdere beeldschermen en/of
- één of meerdere printers,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan huisartsenpraktijk “[naam 2]”, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming;
feit 4
in of omstreeks de periode van 3 februari 2023 en 4 februari 2023 te Zaandam, althans in Nederland,
- een Rabobank pinpas en/of
- één of meerdere rollen postzegels,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 3], in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren), onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming;
feit 5
op of omstreeks 3 februari 2023 te Zaandijk en/of Koog aan de Zaan, althans in Nederland,
- een bedrag van 60 euro en/of
- een bedrag van 3,60 euro,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 3], in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen bedrag van 60 euro onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door één of meer bankpas(sen) op naam van [naam 3] (met bijbehorende pincode), in elk geval (een) sleutel(s) tot het gebruik waarvan hij, verdachte, niet gerechtigd was;
ten aanzien van zaak B
op of omstreeks 22 december 2023 te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad, een laptop (Acer Chromebook), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] en/of [naam 5] Koog aan de Zaan, in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.