ECLI:NL:RBNHO:2024:10596

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
16 oktober 2024
Zaaknummer
10971028 \ CV EXPL 24-637
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling voor schilderwerk en rectificatie van eisende partij

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 16 oktober 2024, staat de vraag centraal of een opdrachtgever, [gedaagde], moet betalen voor schilderwerk dat is uitgevoerd door de besloten vennootschap [naam 2]. De opdrachtgever had een prijs van € 4.000,00 afgesproken voor de werkzaamheden, maar heeft tot nu toe slechts € 2.000,00 betaald. De kantonrechter oordeelt dat de opdrachtgever de schilder een redelijke termijn voor herstel van eventuele gebreken had moeten geven, maar dit niet heeft gedaan. Hierdoor is de opdrachtgever verplicht het resterende bedrag van € 2.000,00 te betalen.

De kantonrechter wijst de tegenvordering van de opdrachtgever af, omdat er geen sprake is van verzuim van de schilder. De opdrachtgever had de schilder niet in gebreke gesteld en had ook geen gelegenheid gegeven om eventuele gebreken te herstellen. De kantonrechter rectificeert bovendien de aanduiding van de eisende partij, aangezien de eenmanszaak van [naam 2] is voortgezet door de besloten vennootschap. De kantonrechter concludeert dat de opdrachtgever in verzuim is en dat de factuur van de bv opeisbaar is. De vordering van de bv wordt toegewezen, en de kantonrechter bepaalt dat de proceskosten door beide partijen zelf gedragen worden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10971028 \ CV EXPL 24-637
Uitspraakdatum: 16 oktober 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
[naam 2],
te [plaats]
eisende partij
gemachtigde: mr. S.D. Kurz
tegen
[gedaagde]
wonende op een geheim adres in de gemeente [naam 1]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
in persoon procederend
De zaak in het kort
Deze zaak gaat om de vraag of een opdrachtgever moet betalen voor schilderwerk. De kantonrechter is van oordeel dat dit zo is, omdat de opdrachtgever de schilder een redelijke termijn voor herstel van eventuele gebreken had moeten geven maar dat niet heeft gedaan. Partijen hebben een prijs van € 4.000,00 tegen contante betaling afgesproken. De opdrachtgever moet daarvan nog € 2.000,00 betalen. De kantonrechter wijst de tegenvordering van de opdrachtgever af, omdat geen sprake is van verzuim van de schilder en de opdrachtgever het aan de stukadoor betaalde meerwerk niet van de schilder kan terugvorderen. Verder heeft de kantonrechter de aanduiding van de eisende partij gerectificeerd.

1.Het procesverloop

1.1.
[naam 2] heeft bij dagvaarding van 22 februari 2024 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend.
1.2.
Op 17 september 2024 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
[naam 2] (hierna: [naam 2] ) heeft voorheen gehandeld onder de naam [naam 2] (hierna: de eenmanszaak). De eenmanszaak is op 23 mei 2023 voortgezet door de besloten vennootschap [naam 2] (hierna: de bv). [naam 2] is enig bestuurder van de bv.
2.2.
De eenmanszaak heeft op 15 mei 2023 een offerte voor schilderwerkzaamheden van € 4.868,44 inclusief btw aan [gedaagde] gestuurd.
2.3.
In november en december 2023 heeft [naam 2] schilderwerkzaamheden verricht aan de woning van [gedaagde] .
2.4.
De bv heeft voor deze werkzaamheden een factuur van 30 november 2023 van € 2.000 zonder btw (‘btw verlegd’) gestuurd aan Fair Collect B.V. Fair Collect B.V. is het bedrijf van [gedaagde] . Deze factuur is betaald.
2.5.
De bv heeft voor de werkzaamheden ook een factuur van 8 januari 2024 gestuurd aan [gedaagde] . In deze factuur is de betaling van € 2000 aangemerkt als aanbetaling en op de kosten in mindering gebracht. De factuur bedraagt daarmee € 4.532,19 inclusief btw. Deze factuur is niet betaald.

3.De vordering, het verweer en de tegenvordering

3.1.
[naam 2] vordert betaling van € 5.278,41 met de wettelijke handelsrente vanaf 17 februari 2024. [naam 2] legt aan deze vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] het openstaande bedrag van € 4.532,19 inclusief btw moet betalen, omdat de werkzaamheden zijn afgerond. [gedaagde] is met het verstrijken van de betalingstermijn in verzuim. Hij is daarom de wettelijke handelsrente verschuldigd (€ 44,69 per 16 februari 2024). [gedaagde] moet ook de gemaakte buitengerechtelijke kosten vergoeden (€ 701,53).
3.2.
[gedaagde] voert verweer. De kantonrechter zal dat verweer - voor zover relevant - hierna bespreken.
3.3.
[gedaagde] vordert bij wijze van tegenvordering betaling van € 6.446,89. Hij legt aan de tegenvordering ten grondslag – kort weergegeven – dat de overeenkomst is ontbonden en de bv de schade moet vergoeden (€ 3.924 voor herstelschilderwerk). Daarnaast heeft de bv [gedaagde] niet gewaarschuwd voor het meerwerk van de stukadoor en heeft [gedaagde] daarom € 1000 onverschuldigd betaald. Verder heeft de bv het behang in een van de slaapkamers niet in motief geplakt. De herstelkosten bedragen € 500. Ook heeft de bv de woning besmeurd met verf. De kosten voor het schoonmaken bedragen € 250. [gedaagde] maakt verder aanspraak op de wettelijke rente (€ 114,19) en de buitengerechtelijke kosten (€ 658,70).
3.4.
[naam 2] betwist de tegenvordering.

4.De beoordeling

de vordering
4.1.
Deze zaak gaat om de vraag of [gedaagde] de factuur van [naam 2] van 8 januari 2024 moet betalen. De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigend en licht dat hierna toe.
Rectificatie van de aanduiding van de eisende partij ( [naam 2] )
4.2.
Het eerste verweer van [gedaagde] is dat [naam 2] niet in de vordering kan worden ontvangen, omdat [gedaagde] een overeenkomst heeft gesloten met de eenmanszaak en de eenmanszaak is opgeheven en voortgezet door de bv. Volgens [gedaagde] kan hij niet in verzuim zijn met de betaling van de factuur van de bv, omdat hij daarmee geen overeenkomst heeft gesloten. De kantonrechter volgt dit standpunt niet.
4.3.
Het staat vast dat de eenmanszaak niet meer bestaat en is voortgezet door de bv. Dat betekent dat de eisende partij in de dagvaarding verkeerd is aangeduid. Een verkeerde partijaanduiding leidt niet zonder meer tot niet-ontvankelijkheid. Rectificatie van een aanvankelijk onjuiste partijaanduiding is een aanvaardbaar middel tot herstel van een gemaakte vergissing als het onder de gegeven omstandigheden voor de processuele wederpartij kenbaar was dat van een vergissing sprake was, die wederpartij door die vergissing en de rectificatie daarvan niet is benadeeld of in haar verdediging geschaad, en de rectificatie tijdig heeft plaatsgevonden. [1]
4.4.
[naam 2] is namens de bv op de zitting verschenen en heeft daar de vergissing in de partijaanduiding en het standpunt van de bv toegelicht. De kantonrechter vat dit standpunt op als een rectificatie van de partijaanduiding, namelijk ‘de besloten vennootschap [naam 2] ’ in plaats van ‘ [naam 2] handelend onder de naam [naam 2] ’.
4.5.
In de gegeven omstandigheden was het voor [gedaagde] kenbaar dat sprake was van een vergissing. [gedaagde] is door de vergissing en rectificatie niet benadeeld of in zijn belangen geschaad. Hij is bekend met de offertes van de eenmanszaak en facturen van de bv, hij weet om welke werkzaamheden en kosten het gaat en hij weet tot wie hij zich in de praktijk moet richten (de persoon [naam 2] ). [gedaagde] heeft voorafgaand aan de procedure ook verweer gevoerd tegen de vordering. En de rectificatie van de partijaanduiding heeft tijdig plaatsgevonden.
4.6.
De kantonrechter zal daarom de naam van de eisende partij in de dagvaarding rectificeren en uitgaan van de besloten vennootschap [naam 2] als eisende partij. Deze rectificatie is al doorgevoerd in de kop van het vonnis.
Er is geen fatale oplevertermijn overeengekomen
4.7.
[gedaagde] voert in de tweede plaats aan dat het schilderwerk uiterlijk op 7 december 2023 zou worden opgeleverd, omdat op 8 december 2023 de vloer gelegd zou worden. De bv betwist dat een harde opleverdatum is afgesproken. De kantonrechter is het eens met de bv.
4.8.
In de offertes staat geen termijn voor oplevering vermeld. [gedaagde] stelt op de zitting dat de opleverdatum mondeling is afgesproken. Volgens [gedaagde] is het een nieuwbouwwoning en wordt alles achter elkaar ingepland. De kantonrechter kan hieruit niet afleiden dat partijen een opleverdatum hebben afgesproken. [gedaagde] heeft daarvoor te weinig gesteld. Uit de WhatsAppberichten blijkt ook niet dat er een opleverdatum is afgesproken. [naam 2] heeft in die berichten gezegd dat het afhankelijk is van de stukadoor. Op de vraag van [gedaagde] of hij het redt en negen dagen goed is, heeft [naam 2] geantwoord “wanneer hij start wel. Tis wel krap met droging”. [2] Hieruit volgt al dat partijen niet hebben afgesproken dat de werkzaamheden op 7 december 2023 klaar zouden zijn. Dit betekent dat de bv niet in verzuim is wegens een te late oplevering.
[gedaagde] heeft de bv geen gelegenheid tot oplevering of herstel gegeven
4.9.
Het derde verweer van [gedaagde] is dat de bv een ernstige wanprestatie heeft geleverd en zonder ingebrekestelling in verzuim is geraakt. Elke ruimte in de woning vertoont ernstige gebreken en de vloeren, wanden, deuren en zelfs de vensterbanken aan de buitenzijde van de woning zijn besmeurd met verfvlekken en spetters. Volgens [gedaagde] heeft de bv herstelwerkzaamheden verricht maar vertoonde het werk daarna nog meer gebreken. De bv betwist dat sprake is van gebreken en tekortschieten. Volgens de bv is het werk nog niet opgeleverd, heeft [gedaagde] haar niet in staat gesteld het werk op te leveren of te herstellen en is daarom sprake van (schuldeisers)verzuim van [gedaagde] . De kantonrechter volgt het standpunt van de bv.
4.10.
Uit de WhatsAppberichten blijkt dat de bv het werk meerdere keren heeft willen opleveren. Partijen zijn het erover eens dat zij de werkzaamheden aanvankelijk op 8 december 2023 zouden nalopen. [naam 2] heeft die ochtend aan [gedaagde] geappt dat hij die middag zijn centjes moet meenemen. [gedaagde] heeft daarop gereageerd dat ze eerst even gaan praten. Vervolgens heeft [naam 2] ’s middags aan [gedaagde] geappt dat ze maandag meteen gaan opleveren. Het gaat om maandag 11 december 2023. Op de zitting is gebleken dat de oplevering op 11 december 2023 niet heeft plaatsgevonden. [naam 2] was wel aanwezig, maar door omstandigheden was [gedaagde] er niet. In overleg is de oplevering verplaatst naar woensdag 13 december 2023. Die dag was [gedaagde] wel aanwezig, maar door omstandigheden was [naam 2] er niet. Partijen hebben vervolgens afgesproken om de werkzaamheden op vrijdag 15 december 2023 op te leveren. Maar zover is het niet gekomen.
4.11.
[gedaagde] heeft op 14 december 2023 een aantal foto’s aan [naam 2] geappt. [naam 2] heeft daarop gereageerd dat hij morgen het rondje kan doen en de laatste punten kan nalopen en afronden en ze het direct kunnen afsluiten. Vervolgens heeft [gedaagde] aan [naam 2] geappt dat hij er echt geen vertrouwen meer in heeft. [naam 2] heeft geantwoord dat het vervelend is dat ze een aantal punten hebben gemist maar ze deze graag willen oplossen zoals het hoort. [gedaagde] heeft gereageerd dat de foto’s voor zich spreken en hij het hierbij wil laten, hij er geen vertrouwen meer in heeft dat het nog goed gaat komen en dat hij iemand anders het werk gaat laten herstellen. Dit betekent dat er geen oplevering heeft plaatsgevonden op 15 december 2023. Dit heeft tot gevolg dat [gedaagde] de bv nog minimaal een keer een redelijke termijn voor herstel van eventuele gebreken had moeten geven. Dat heeft hij niet gedaan.
4.12.
[gedaagde] heeft op 23 december 2023 [naam 2] aansprakelijk gesteld en de overeenkomst ontbonden. [naam 2] (of de bv) is in die e-mail niet in de gelegenheid gesteld alsnog deugdelijk na te komen. Er was op dat moment ook geen sprake van verzuim van ( [naam 2] namens) de bv. Dat betekent dat [gedaagde] niet bevoegd was om de overeenkomst te ontbinden. [3] Op 5 januari 2024 heeft [gedaagde] vervolgens aan [naam 2] gemaild dat het niet zo vreemd is dat hij weigert het werk door hem te laten herstellen. In die e-mail heeft [gedaagde] een schadeclaim aangekondigd en verzocht het betaalde bedrag aan hem terug te betalen. En op 16 januari 2024 heeft [gedaagde] verwezen naar de offerte van de nieuwe schilder. Ook na de aanmaningen heeft [gedaagde] de bv geen termijn voor herstel van eventuele gebreken gegeven.
4.13.
Voor zover [gedaagde] bedoelt dat hij uit een mededeling van [naam 2] mocht afleiden dat hij (namens de bv) in de nakoming van overeenkomst zou tekortschieten en verzuim daarom zonder ingebrekestelling zou zijn ingetreden of dat uit de houding van [naam 2] bleek dat een ingebrekestelling nutteloos zou zijn, volgt de kantonrechter deze stelling niet. Uit het dossier blijkt juist dat [naam 2] het werk graag wilde opleveren en eventuele gebreken wilde herstellen. Kortom, niet ( [naam 2] namens) de bv maar [gedaagde] is in (schuldeisers)verzuim.
4.14.
Dit betekent dat de factuur van de bv opeisbaar is en [gedaagde] deze op zich moet betalen.
De factuur
4.15.
Als niet betwist staat vast dat [gedaagde] de offerte voor de schilderwerkzaamheden per WhatsApp heeft geaccepteerd. Daarmee is een overeenkomst tussen partijen tot stand gekomen. Uitgangspunt is daarom wat in de offerte is vermeld, namelijk een prijs van € 4.868,44 inclusief btw (€ 4.023,50 exclusief btw) voor de in de offerte vermelde werkzaamheden.
4.16.
Naar aanleiding van het verweer van [gedaagde] over het meerwerk [4] is de factuur op de zitting verminderd met € 105 voor de vierde post (een raamkozijn) en € 205 voor de zesde post (een deur meerwerk) en de btw daarover. Het verweer van [gedaagde] over deze meerwerkposten hoeft dus niet meer te worden besproken.
4.17.
De kantonrechter heeft de offerte met de factuur vergeleken en stelt vast dat er drie posten zijn gefactureerd die niet in de offerte voorkomen. Te weten: aflakken zolder open trap voor € 350,00 (post 5), aflakken trapwangen voor € 100,00 (post 7) en 3x enkele deurkozijn (meerwerk) voor € 300,00 (post 8), met 21% btw. Daarmee komt dit meerwerk op € 750 exclusief btw. [gedaagde] betwist niet dat dit meerwerk is verricht. Hij voert ook geen verweer tegen de kosten.
4.18.
Daarmee komt het gefactureerde bedrag uit op € 5.088,50 exclusief btw. Hiervan is € 2.000 al betaald. Er staat dus nog € 3.088,50 exclusief btw en dat is € 3.737,09 inclusief btw open. De kantonrechter merkt hierbij op dat zij de rekenwijze van de bv niet volgt. Die rekenwijze houdt verband met de tenaamstelling van de factuur van € 2000 op naam van het bedrijf van [gedaagde] , maar de gevolgen van de keuze van de bv om daaraan mee te werken komen voor haar rekening.
Er is een andere afspraak tot stand gekomen
4.19.
[gedaagde] voert het verweer dat partijen een andere afspraak hebben gemaakt en een totale aanneemsom van € 4.000 zijn overeengekomen waarvan hij al € 2.000 heeft betaald. Volgens [gedaagde] heeft hij aan [naam 2] gevraagd of hij wat aan de prijs kon doen en zei [naam 2] toen dat hij een factuur op naam van de bv van [gedaagde] kon zetten en de rest zwart en hebben ze toen ‘een klap gegeven’ op € 4.000.
4.20.
De bv voert aan dat de factuur van € 2.000 op verzoek van [gedaagde] op naam van zijn bedrijf is gezet voor de btw, zodat hij de kosten in mindering kan brengen op zijn winst uit onderneming. Verder hebben partijen in de WhatsAppberichten gesproken over ‘zonder bon 3750’ en heeft het er alle schijn van dat er twee verschillende offertes zijn uitgebracht: een zonder en een met bon. Dat heeft tot onduidelijkheid geleid. Het standpunt van [gedaagde] is gebaseerd op de offerte zonder bon, maar daarvan is geen sprake meer. Het gefactureerde en openstaande bedrag bedraagt € 4.157,09 en hierbij is de € 2.000 al in mindering gebracht, volgens de bv.
4.21.
De kantonrechter stelt vast dat de bv niet betwist dat partijen hebben afgesproken contant of zwart af te rekenen. Uit de WhatsAppberichten van 23 november en 8 december 2023 blijkt ook dat partijen overeenstemming hebben bereikt over contante of zwarte betaling van € 4.000. [naam 2] heeft op 23 november 2023 geappt dat het 35 was en het uitkomt op 41 (waarmee € 3.500 en € 4.100 wordt bedoeld; opm. ktr). [gedaagde] heeft geantwoord dat het vreemd is dat [naam 2] uitkomt op 4100, omdat hij eerst uitkwam op 4000. [naam 2] heeft gereageerd dat 4100 klopt en “jij krijgt het voor 4000. Waarom vraag je t dan nog keer” en dat dit minder is gerekend. Hieruit blijkt dat partijen een bedrag van in totaal € 4.000 zijn overeengekomen. Vervolgens heeft [naam 2] op 8 december 2023 geappt dat [gedaagde] centjes en geld mee moet nemen naar de oplevering. Hieruit blijkt dat hij heeft ingestemd met contante betaling door [gedaagde] . De bv heeft onvoldoende gesteld om tot een andere conclusie te komen.
De conclusie
4.22.
De conclusie is dat [gedaagde] € 4.000 aan de bv hoeft te betalen. Omdat er al € 2.000 is betaald, zal de kantonrechter de vordering van de bv toewijzen tot € 2.000 (zonder btw).
4.23.
Voor de beoordeling van de gevorderde rente en kosten moet de kantonrechter eerst bekijken of sprake is van algemene voorwaarden en of deze oneerlijke bedingen bevatten. De kantonrechter stelt vast dat volgens de offerte de algemene voorwaarden van (destijds) de eenmanszaak zijn meegestuurd in de bijlage. [gedaagde] stelt dat hij de offerte heeft ontvangen maar niet de algemene voorwaarden, maar onderbouwt dat niet. De kantonrechter neemt daarom aan dat de algemene voorwaarden zijn overeengekomen en van toepassing zijn.
4.24.
In artikel 6 onder 2 en 3 van de algemene voorwaarden staan een rente- en kostenbeding. De kantonrechter heeft deze bedingen getoetst. De kantonrechter vindt de bedingen niet oneerlijk omdat ze aansluiten bij de wettelijke bepalingen. De bv heeft daarom aanspraak op vergoeding van rente en kosten.
4.25.
De vordering van de wettelijke handelsrente is op de zitting gewijzigd in de wettelijke rente. De kantonrechter zal de wettelijke rente [5] toewijzen over de hoofdsom vanaf de onbetwiste datum van verzuim, zijnde 23 januari 2024.
4.26.
De kantonrechter zal de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten afwijzen. De bv heeft niet gesteld dat en op welke datum zij de zogenoemde 14-dagenbrief aan [gedaagde] heeft verzonden. [6]
4.27.
Omdat partijen over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.
de tegenvordering
4.28.
Deze zaak gaat om de vraag of de bv schade aan [gedaagde] moet vergoeden. De kantonrechter oordeelt dat dit niet het geval is en licht dat hierna toe.
4.29.
De kantonrechter verwijst naar het oordeel over de vordering en herhaalt dat [gedaagde] op 23 december 2023 niet bevoegd was om de overeenkomst te ontbinden en zelf in verzuim is. [7] De kantonrechter zal de vordering tot betaling van de herstelkosten voor het schilderwerk daarom afwijzen (€ 3.924).
4.30.
[gedaagde] baseert de vordering van € 1.000 voor teveel betaald meerwerk van de stukadoor op de offerte van [naam 2] voor het stukwerk. Op de zitting is gebleken dat [gedaagde] dit bedrag rechtstreeks (zwart) aan de stukadoor heeft betaald. Het is de kantonrechter niet duidelijk geworden op grond waarvan [gedaagde] dit bedrag van [naam 2] of de bv (terug)vordert. [gedaagde] heeft ook onvoldoende gesteld om aan te nemen dat het aan [naam 2] of de bv te wijten is dat er niet is gewaarschuwd voor het meerwerk. De kantonrechter zal deze vordering daarom afwijzen.
4.31.
[gedaagde] heeft de vordering van € 500 voor het herstellen van het behang op de zitting toegelicht. Volgens [gedaagde] is er sprake van een tekortkoming van de bv, omdat het behang niet in motief is behangen. Op de zitting is gebleken dat [gedaagde] [naam 2] of de bv hiervoor niet in gebreke heeft gesteld. Schadevergoeding is daarom niet aan de orde. [8] De kantonrechter zal deze vordering dus afwijzen.
4.32.
De vordering van € 250 voor schoonmaakkosten houdt verband met de door [gedaagde] gestelde tekortkoming van de bv. De kantonrechter verwijst naar het oordeel over de vordering en herhaalt dat [gedaagde] geen gelegenheid tot oplevering of herstel heeft gegeven en zelf in (schuldeisers)verzuim is. [9] De kantonrechter zal deze vordering daarom afwijzen.
4.33.
De conclusie is dat de kantonrechter alle onderdelen van de vordering van [gedaagde] zal afwijzen.
4.34.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de bv worden begroot op:
  • salaris gemachtigde € 339,00 (1 punt x tarief € 339,00)
  • nakosten €
  • totaal € 474,00.

5.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 2.000,00 aan [naam 2] , te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 23 januari 2024 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst de vordering voor het overige af.
de tegenvordering
5.5.
wijst de vordering af;
5.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 474,- te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen;
5.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Vgl. de uitspraken van de Hoge Raad van 14 december 2007, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:HR:2007:BB4765 en van 22 juni 2007 met nummer ECLI:NL:HR:2007:BA4122.
2.Zie de whatsapps van 3 november 2023.
3.Artikel 6:265 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
4.Conclusie van antwoord, randnummer 20 en 21.
5.Artikel 6:119 BW.
6.Artikel 6:96 lid 6 BW en de uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704.
7.Zie alinea 4.12 en 4.13 van dit vonnis.
8.Artikel 6:74 BW.
9.Zie alinea 4.10 tot en met 4.13 van dit vonnis.