ECLI:NL:RBNHO:2024:10590

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
16 oktober 2024
Zaaknummer
10907398 \ CV EXPL 24-753
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten door passagiers na vertraging van vlucht

In deze zaak hebben de passagiers van de vervoerder, Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft, gevorderd dat deze wordt veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten met de vervoerder voor een vlucht van Kaapstad naar Amsterdam via München op 12 december 2022. Door een vertraging van vlucht LH575 hebben de passagiers hun aansluitende vlucht gemist en zijn zij met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming aangekomen. De passagiers hebben hun vorderingsrecht van hun minderjarige kinderen aan zichzelf overgedragen door middel van cessie en hebben compensatie van de vervoerder gevorderd, maar de vervoerder heeft niet uitbetaald.

De vervoerder heeft aangevoerd dat de passagiers niet voldeden aan de Duitse wetgeving, waardoor hij geen inhoudelijke reactie kon geven. De kantonrechter oordeelt dat de passagiers niet aan de verzoeken van de vervoerder hebben voldaan voordat zij een gerechtelijke procedure zijn gestart. De kantonrechter stelt vast dat de passagiers de vordering hebben ingetrokken voor wat betreft de compensatie, maar nog steeds vergoeding van de buitengerechtelijke kosten en proceskosten vorderen. De kantonrechter oordeelt dat de passagiers de vervoerder niet kunnen verwijten dat hij niet eerder inhoudelijk heeft gereageerd, omdat zij niet aan de verzoeken van de vervoerder hebben voldaan.

Uiteindelijk wijst de kantonrechter de vordering van de passagiers af en veroordeelt hen tot betaling van de proceskosten. De kantonrechter stelt de kosten vast op € 476,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en € 135,00 aan nakosten, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis. Dit vonnis is uitgesproken door mr. S.N. Schipper op 25 september 2024.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10907398 \ CV EXPL 24-753
Uitspraakdatum: 25 september 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]

2. [eiser 2]

3. [eiser 3]

allen wonende [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. L.G.M. Kuilenburg en mr. Bos (ProBe-ASP B.V.)
rolgemachtigde: mr. A.Y. Lai (Lawpoint Gerechtsdeurwaarders)
tegen
de buitenlandse vennootschap
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen, Duitsland
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.C.C.M. Bootsman (Russel Advocaten)
De zaak in het kort
De passagiers hebben van de vervoerder - na vermindering van eis – gevorderd dat hij veroordeeld zal worden tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten. Nu de vervoerder de reden is geweest dat er een gerechtelijke procedure gestart moest worden. De vervoerder voert aan dat de passagiers niet aan de Duitse wet voldeden en dat zij daarom geen inhoudelijke reactie hebben kunnen geven. De kantonrechter is van mening dat het in de weg van de passagiers lag om aan de verzoeken van de vervoerder te voldoen voordat zij een gerechtelijke procedure starten.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 12 december 2022 vervoeren van Cape Town International Airport (Zuid-Afrika) via Franz Josef Strauss Airport, München (Duitsland), naar Amsterdam-Schiphol Airport, met vluchtcombinatie LH575 en LH2310.
2.2.
Vlucht LH575 van Kaapstad naar München (hierna: de vlucht) is met vertraging uitgevoerd. De passagiers hebben de aansluitende vlucht naar de eindbestemming gemist. De passagiers zijn met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
Passagiers sub 1 en sub 2 hebben het vermeende vorderingsrecht van hun minderjarige kinderen aan zichzelf overgedragen door middel van cessie.
2.4.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.5.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen – na vermindering van eis – dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van € 425,00 aan buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten, beide te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben – samengevat – aan de vordering ten grondslag gelegd dat deze procedure voorkomen had kunnen worden als de vervoerder in een eerder stadium meer informatie zou hebben gegeven over de oorzaak van de vertraging van de vlucht. Daarom moet de vervoerder de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten vergoeden, aldus de passagiers.
3.3.
De vervoerder betwist dit. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – ingegaan bij de beoordeling.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De passagiers hebben bij conclusie van repliek erkend dat hen geen compensatie toekomt als bedoeld in artikel 7 van de Verordening en hebben de gevorderde hoofdsom ingetrokken. De passagiers vorderen nog wel vergoeding van de buitengerechtelijke kosten en proceskosten. Zij stellen daartoe dat de vervoerder hen nodeloos heeft gedwongen om deze procedure op te starten omdat hij voorafgaand aan de procedure geen informatie over de oorzaak van de vertraging heeft gegeven. Als hij dit wel had gedaan, hadden zij de procedure niet opgestart, aldus de passagiers.
4.3.
De vervoerder betwist dit. Hij voert aan dat hij de vordering niet in behandeling kon nemen omdat de gemachtigde van de passagiers geen incassoregistratie had overgelegd. Dit is volgens de Duitse wetgeving verplicht. Omdat de gemachtigde van de passagiers overgaat tot het innen van vorderingen in Duitsland, wordt de minnelijke relatie tussen haar en de vervoerder beheerst door de Duitse wet. Als de gemachtigde van de passagiers aan de Duitse wetgeving had voldaan, had de vervoerder alle benodigde informatie kunnen overleggen en de was de procedure niet nodig was geweest, aldus de vervoerder. Dit volgt volgens de vervoerder uit de
Rechtsdienstleistungsgesetsz (RDG).Dit is een Duitse wet die beperkingen stelt aan buitengerechtelijke (incasso) diensten. De passagiers betwisten dat de Duitse wet van toepassing is op de incassohandelingen, maar motiveren dit niet nader.
4.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. Uit de brieven die door de passagiers zijn overgelegd als productie 5 bij dagvaarding blijkt dat de vervoerder eerst heeft verzocht om een incassoregistratie van de gemachtigde van de passagiers, zoals vastgelegd in de eerder genoemde Duitse wetgeving. Vervolgens heeft hij ook gevraagd om een officieel document waaruit blijkt dat er volmacht verleent is door de passagier. Hij heeft aangegeven pas na ontvangst hiervan inhoudelijk te kunnen reageren. Uit de stukken blijkt niet dat de passagiers aan deze verzoeken voldaan hebben of waarom zij hier niet aan hebben voldaan. De kantonrechter oordeelt dat dit geen onredelijke verzoeken zijn geweest van de vervoerder. Daarom lag het op de weg van de passagiers om hieraan te voldoen, zodat de vervoerder daarna inhoudelijk zou kunnen reageren. Nu de passagiers dit hebben nagelaten, kunnen zij de vervoerder niet verwijten dat hij niet eerder inhoudelijk heeft gereageerd dan bij conclusie van antwoord. De vordering van de passagiers zal daarom worden afgewezen.
4.5.
De passagiers zullen in het ongelijk worden gesteld. Daarom zullen zij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 476,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder
en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 135,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
verklaart dit vonnis – voor wat de proceskostenveroordeling betreft – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter