ECLI:NL:RBNHO:2024:10586

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
16 oktober 2024
Zaaknummer
10831290 \ CV EXPL 23-7983
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens vertraging van vlucht en redelijke maatregelen van vervoerder

In deze zaak vorderen de passagiers compensatie van de vervoerder, Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft, wegens vertraging van hun vlucht op 30 juli 2022. De passagiers, die met verschillende vluchtcombinaties van Amsterdam via München naar hun eindbestemmingen in Split en Athene moesten reizen, hebben hun aansluitende vluchten gemist door een vertraging van meer dan drie uur. De passagiers hebben compensatie gevorderd op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op schadevergoeding bij vertraging. De vervoerder heeft echter betoogd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden en dat zij alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vertraging inderdaad veroorzaakt is door buitengewone omstandigheden, maar heeft ook beoordeeld of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te beperken. De vervoerder stelde dat het inzetten van een reservetoestel en -crew voor een vertraging van 32 minuten niet redelijk was. De kantonrechter heeft dit argument gevolgd en geconcludeerd dat de vervoerder niet in gebreke is gebleven. Daarom heeft de kantonrechter de vordering van de passagiers afgewezen en hen veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor vervoerders om redelijke maatregelen te treffen, maar ook de grenzen van wat als redelijk kan worden beschouwd in het licht van de omstandigheden. De beslissing is genomen door de kantonrechter mr. S. Kleij en is uitgesproken op 25 september 2024.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10831290 \ CV EXPL 23-7983
Uitspraakdatum: 25 september 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1], wonende te [plaats 1]

2. [eiser 2]

3. [eiser 3]

beiden wonende te [plaats 2]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: Y. Aoulad (Yource B.V.)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen, Duitsland
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.C.C.M. Bootsman en mr. F.B. Mahabali (Russel Advocaten)
De zaak in het kort
In deze zaak draait het om de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging op de eindbestemming te voorkomen dan wel te beperken. De kantonrechter is van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. Het inzetten van een reservetoestel is in dit geval geen redelijke maatregel.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagier sub 1 heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder haar op 30 juli 2022 vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via München Airport (Duitsland) naar Split Airport (Kroatië) met vluchtcombinatie LH2307 en LH5986.
2.2.
De passagiers sub 2 en 3 hebben eveneens met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 30 juli 2022 vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via München Airport (Duitsland)naar Athene (Griekenland), met vluchtcombinatie LH2307 en LH1756.
2.3.
Vlucht LH2307 van Amsterdam naar München, hierna: de vlucht, is vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben hun aansluitende vlucht gemist. Zij zijn omgeboekt op een alternatief reisschema.
2.4.
De passagiers zijn met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.5.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.6.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1050,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der incident tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 190,75, aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 250,00 voor sub 1 en € 400,00 voor sub 2 en 3 (artikel 7 van de Verordening).
3.3.
De vervoerder voert verweer. Hij voert aan dat de vertraging van de vlucht gevolg was van buitengewone omstandigheden. Deze konden ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen worden (artikel 5 lid 3 van de Verordening).

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat zij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Niet in geschil is dat de vertraging van de vlucht is veroorzaakt door buitengewone omstandigheden. De kantonrechter zal dit dan ook als vaststaand aannemen.
4.3.
Dan resteert de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. De vervoerder voert aan dat van hem niet verwacht kan worden dat hij voor een vertraging van 32 minuten een reservetoestel en -crew inzet. Dit zou niet in verhouding staan met de kosten die dit met zich meebrengt. Dit betoog van de vervoerder slaagt. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder nog meer of anders had kunnen nemen om de vertraging te voorkomen. Gelet op het voorgaande zal de vordering van de passagiers worden afgewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 408,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder
en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 135,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
verklaart dit vonnis – voor wat de proceskostenveroordeling betreft – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door, mr. S. Kleij, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter