4.5.Uit het Justitieel Documentatie Systeem (JDS) blijkt dat verzoeker op 25 maart 2020 – dus binnen de termijn van 8 jaar – een transactie heeft aanvaard voor:
- het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de in artikel 3, aanhef en onder B en C van de Opiumwet gegeven verboden, met pleegdatum 14 januari 2019 (telen van hennepplanten),
en
- diefstal onder verzwarende omstandigheden (diefstal van stroom), met pleegdatum 29 oktober 2019.
Als transactievoorwaarde heeft verzoeker geaccepteerd een werkstraf van 80 uur en de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van € 7.000,-.
Ter zitting heeft verzoeker verklaard dat het om een hennepplantage ging in een aan een derde verhuurde kamer in zijn woning waarbij gelijktijdig illegaal stroom werd afgetapt.
Standpunt van verweerder
1. Volgens verweerder gaat het justitieverleden van verzoeker niet samen met het verrichten van zijn vertrouwensfunctie. Het risico dat verzoeker misbruik gaat maken van zijn vertrouwensfunctie en daarmee de nationale veiligheid in gevaar brengt, acht verweerder te groot. De transactie en de taakstraf laten volgens verweerder zien dat verzoeker geen zelfbeheersing en respect voor goederen van een ander had. Dat de werkgever van verzoeker positief is over verzoeker in zijn werk, acht verweerder niet genoeg om tot een ander standpunt te komen. Het gedrag van verzoeker buiten zijn werk doet verweerder twijfelen of verzoeker de vertrouwensfunctie altijd op de juiste manier zal invullen. De nationale veiligheid weegt volgens verweerder zwaarder dan verzoekers belang om de vertrouwensfunctie te kunnen verrichten. De functie die verzoeker verricht, is volgens verweerder niet dusdanig specifiek dat hij niet voor een andere werkgever kan werken in een functie waarvoor geen VGB vereist is. Er is volgens verweerder daarom geen reden om in het geval van verzoeker een uitzondering te maken.
Standpunt verzoeker
6. Volgens verzoeker had verweerder in zijn geval wel een uitzondering moeten maken. Daarbij acht verzoeker van belang dat hij zonder deze VGB zijn functie niet meer mag verrichten, terwijl hij deze al 16 jaar naar alle tevredenheid heeft vervuld. Hij heeft daarmee volgens hem bewezen een integere werknemer te zijn. Ter onderbouwing hiervan legt hij een verklaring van zijn werkgever over. Hij wijst er voorts op dat de functie op enig moment een vertrouwensfunctie is geworden, terwijl de inhoud van zijn functie niet is gewijzigd. De eerder benodigde VOG heeft hij ook altijd gekregen. Hij gaat bovendien richting zijn pensioengerechtigde leeftijd. Ook dient volgens hem te worden meegewogen dat de strafbare feiten uit 2019 relatief licht zijn afgedaan. Daarnaast dient volgens verzoeker mee te wegen dat inmiddels sprake is van een aanzienlijk tijdsverloop. De laatste vijf jaar heeft hij geen strafbaar feit gepleegd en is hij niet in contact gekomen met de politie. Er is daarom geen sprake van een verhoogd recidiverisico.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
De voorzieningenrechter beoordeelt of de bezwaarprocedure kan worden afgewacht zonder dat een voorziening wordt getroffen. Een voorlopige voorziening wordt alleen getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Bij de vraag of er aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening kan meewegen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Daarnaast kunnen bijzondere belangen van verzoeker die pleiten vóór het treffen van een voorlopige voorziening in afwachting van de behandeling van het bezwaar, worden afgewogen tegen de belangen van verweerder tegen het treffen van een voorziening voor de duur van die procedure.
Heeft verzoeker een spoedeisend belang?
8. Verweerder voert als formeel verweer aan, dat verzoeker helemaal geen spoedeisend belang bij enige voorziening zou hebben. De voorzieningenrechter volgt verweerder daar niet in. Verzoeker heeft een spoedeisend belang bij het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening. Dat is evident. Zonder VGB mag verzoeker immers vanaf 3 oktober 2024 zijn eigen functie als airfreigt forwarder niet meer uitoefenen.
Heeft het bezwaar van verzoeker een redelijke kans van slagen?
9. Het is de vraag of er voldoende waarborgen aanwezig zijn dat verzoeker onder alle omstandigheden de uit de vertrouwensfunctie voorvloeiende plichten getrouwelijk zal volbrengen. Het antwoord op deze vraag staat naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter nog niet zonder meer vast. De informatie uit het JDS kan er op duiden dat het gebrek aan zelfbeheersing of de beïnvloedbaarheid van verzoeker zodanig is dat hij de vertrouwensfunctie niet onder alle omstandigheden naar behoren vervult. Maar dat is niet voldoende voor een volledige beoordeling. De beoordeling omvat meer. Verzoeker heeft een begin van onderbouwing gegeven voor het standpunt dat hij ondanks deze documentatie zijn functie getrouwelijk kan verrichten. Hij zal dat in bezwaar nog nader kunnen onderbouwen. Hiernaar zal verweerder gedurende de bezwaarprocedure ook nog verder onderzoek moeten verrichten.
10. Of het bezwaar van verzoeker een redelijke kans van slagen heeft, staat bij deze stand van zaken niet vast. Het is nog niet evident dat verweerder een VGB moet afgeven.
Wegen verzoekers belangen bij het treffen van een voorziening zwaarder dan die van verweerder?
11. Ook in de belangen van verzoeker, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om de gevraagde voorlopige voorziening toe te kennen. Het belang van verzoeker om zijn huidige functie gedurende de bezwaarprocedure te kunnen voortzetten, weegt in dit geval minder zwaar dan verweerders belang om vanwege de nationale veiligheid verzoeker de vertrouwensfunctie in afwachting van het onderzoek in bezwaar niet te laten vervullen. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter in het bijzonder dat niet is komen vast te staan dat verzoeker, zonder de gevraagde voorlopige voorziening, gedurende de behandeling van het bezwaar zonder inkomen zal komen te zitten.