3.3.3Bewijsmotivering
Feiten en omstandigheden
Op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden. In de ochtend van maandag 15 november 2021 zijn de medeverdachten [vennoot 3], [vennoot 2] en [medeverdachte 3] in opdracht van de [verdachte Firma] (hierna: de vof) kolen gaan oogsten op het perceel van de firma.. Dit perceel is gelegen in de gemeente Schagen, buiten de bebouwde kom van Dirkshorn, aan de Woudmeerweg tussen de nummers 7 en 11. De toegestane maximum snelheid op deze weg is 60 kilometer per uur. De weg is bestemd voor verkeer uit beide richtingen en bestaat uit één rijstrook. Ter hoogte van de uitrit van het perceel van [verdachte Firma] heeft de weg een recht verloop. Het werk heeft de hele dag geduurd.
Voorafgaand aan de oogstwerkzaamheden waren door de verdachten aan weerszijden van de Woudmeerweg ter hoogte van de perceelnummers 7 en 13 waarschuwingsborden geplaatst met de tekst ‘30 km/h’ en ‘modder’ en het symbool voor slipgevaar. De waarschuwingsborden waren zichtbaar in de rijrichtingen van het verkeer.
Er werd die dag gewerkt met twee trekkers met aanhanger. De aanhangers werden afwisselend op het perceel gevuld met kolen, en werden daarna met de trekker de Woudmeerweg opgereden in de richting van de Speketersweg en na circa 200 à 300 meter aan de openbare weg geparkeerd. Vanaf die plek werd met een derde trekker met een rubberen schuif dezelfde route heen en weer gereden om de modder weg te schuiven die van de trekker met aanhanger met kolen was afgekomen nadat deze het perceel had verlaten en over de weg reed.
Die dag is omstreeks 17:00 uur de laatste trekker met aanhanger het perceel afgereden en is met de derde trekker met schuif de modder van de weg geschoven.
Kort daarop, omstreeks 17:25 uur, heeft op de Woudmeerweg ter hoogte van nummer 11 een verkeersongeval plaatsgevonden tussen een scooter, bestuurd door [het slachtoffer], en een hem tegemoetkomende personenauto. [het slachtoffer] is daarbij met zijn scooter, door de modder op de weg, ten val gekomen en is al glijdend over het wegdek met zijn bovenlichaam/ hoofd tegen de tegemoetkomende personenauto gebotst.
Hierbij raakte hij zeer ernstig gewond en overleed later ter plaatse aan zijn verwondingen.
Ten tijde van het ongeval was het inmiddels donker en (mot)regende het licht.
Kort na het ongeval is door ter plaatse gekomen verbalisanten geconstateerd dat zich op het wegdek tussen de ingang van het perceel en het ongeval (over een afstand van minstens 100 meter) een modderspoor bevond en dat de weg erg glad was. Meerdere verbalisanten hebben verklaard dat zij ter plekke bijna uitgleden. Een brandweerman, die ter plaatse was gevraagd om te assisteren bij het schoonmaken van de weg, heeft ook verklaard dat de weg zeer glad was. Omdat het niet lukte om de weg schoon te spuiten met een brandweerspuit, waarop een waterdruk van 7 bar staat, is nog geprobeerd om met scheppen en bezems de vastgekoekte modder weg te krijgen. Ook hiermee lukte het niet om de modder weg te krijgen.
Verklaringen van de verdachten
[medeverdachte 3], [vennoot 3] en [vennoot 2] hebben bevestigd dat zij op 15 november 2021 in opdracht van de vof bezig waren met het oogsten van kolen. [vennoot 3] en [vennoot 2] waren in het land aan het werk. [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij 6 à 7 volle wagens met kolen met de trekker van het weiland via de Woudmeerweg heeft weggereden. Iedere keer parkeerde hij de trekker verderop en vervolgens maakte hij met de trekker met schuif de gereden route schoon over een afstand van ongeveer 300 meter. De afspraak was dat als hij de weg niet voldoende schoon kreeg, hij één van zijn maten dan wel de heer [vennoot 1] zou bellen om dit op te lossen.
[vennoot 2] heeft verklaard dat hij de laatste volle wagen met kolen heeft weggereden. Hij heeft verklaard dat hij vanuit zijn tractor door het schijnsel van de verlichting zag dat de weg door [medeverdachte 3] goed was schoongemaakt. [vennoot 3] heeft verklaard dat hij daarna de weg achter deze laatste volle wagen opnieuw heeft schoongemaakt. Hij heeft verklaard dat hij zag dat de weg al vrij schoon was en dat hij niet veel hoefde te doen.
[vennoot 1] heeft verklaard dat hij wist dat er op die dag in zijn land kolen werden geoogst en dat de weg na het wegrijden van de trekker met kolen werd schoongemaakt. Hij heeft persoonlijk niet gecontroleerd of de weg toereikend was schoongemaakt. Hij was wel van plan om dit te doen en is in de avond wel naar de weg gekomen om deze te controleren, maar toen was het ongeval al gebeurd.
Juridisch kader
De rechtbank staat voor de beantwoording van de vraag of er sprake is van schuld in de zin van artikel 307 Sr. De rechtbank stelt voorop, dat voor bewezenverklaring van dood door schuld, er bij de verdachte meer dan een lichte schuld moet bestaan. Er moet tenminste sprake zijn van aanmerkelijke schuld. Of daarvan sprake is wordt bepaald door de manier waarop die schuld in de tenlastelegging nader is geconcretiseerd en is voorts afhankelijk van het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval, alsook welke handelingen van een betrokken persoon in een concrete situatie gevergd kunnen worden. Het gedrag van verdachte moet daarvoor worden afgemeten aan dat wat in het algemeen en gemiddeld genomen mag worden. De ernst van de gevolgen is niet redengevend voor de mate van schuld. Daarnaast dient een causaal verband te worden vastgesteld tussen het handelen of nalaten van de verdachte en de dood van het slachtoffer.
De rechtbank gaat uit van de norm dat een (rechts)persoon die door en tijdens werkzaamheden, in dit geval het oogsten van kolen, op een weg een verontreiniging veroorzaakt of doet veroorzaken, die verontreiniging moet verwijderen of verminderen, dan wel andere maatregelen moet treffen, zodat er tijdens die werkzaamheden een veilige situatie blijft bestaan voor de verkeersdeelnemers en dat na afronding van die werkzaamheden de weg weer normaal bruikbaar is voor het verkeer.
Hoe gevaarlijk de situatie is wordt bepaald door de aard en mate van verontreiniging op de weg, de ligging van de weg en de al dan niet aanwezige verlichting. Dit kan aanleiding vormen om meer maatregelen te verlangen van de betrokken persoon.
Toerekening aan de V.O.F.
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de hiervoor beschreven gedragingen (mede) kunnen worden toegerekend aan de vof.
Uit een uittreksel van de Kamer van Koophandel volgt dat de vof ten tijde van het tenlastegelegde, 15 november 2021, werd gedreven door de vennoten P[vennoot 1], [vennoot 2] en [vennoot 4]. [vennoot 3] is sinds 1 januari 2022 vennoot geworden. De activiteiten in de vof bestonden en bestaan uit het telen van groenten. Een vof wordt op grond van artikel 51, derde lid, Sr gelijkgesteld aan een rechtspersoon en is verantwoordelijk en aansprakelijk voor het op de juiste wijze uitvoeren van werkzaamheden.
De oogstwerkzaamheden werden uitgevoerd door [vennoot 2], [vennoot 3] en
[medeverdachte 3] met [vennoot 1] als een zekere eindverantwoordelijke op de achtergrond. De rechtbank is van oordeel dat de beschreven gedragingen (mede) kunnen worden toegerekend aan de vof, omdat de gedragingen zijn verricht door personen die werkzaam waren voor de vof, de gedragingen hebben plaatsgevonden en passen in de normale bedrijfsvoering van de vof, en de gedragingen de vof dienstig zijn geweest.
Mate van schuld
Op grond van de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de verdachte aanmerkelijk nalatig is geweest in het verwijderen van modder van de Woudmeerweg na het uitrijden van de kolen. Het volgende wordt daartoe overwogen.
De verdachten hebben verklaard dat zij de weg goed schoongemaakt hebben. Maar uit de bevindingen van de politie blijkt dat de weg zeer glad was, dat de modder was vastgereden op de weg en dat de modder erg lastig was te verwijderen. Hieruit maakt de rechtbank op dat in de loop van de dag gedurende de werkzaamheden er steeds meer modder op de weg terecht is gekomen en dat dit kennelijk niet volledig werd verwijderd tijdens het schuiven van de weg.
De rechtbank begrijpt aan de ene kant dat verdachte en de medeverdachten hun werk als landbouwers normaal moeten kunnen doen en dat er door dit werk modder op de weg kan komen. De rechtbank heeft ook gezien dat de verdachte en de medeverdachten waarschuwingsborden hebben geplaatst in de berm van de weg.
Aan de andere kant blijkt uit de verklaringen van de politie en van de brandweer dat de weg door het werk van verdachte en de medeverdachten extreem glad is geworden. Mogelijk is dit niet opgevallen achter het stuur van de landbouwvoertuigen, maar de verdachte en de medeverdachten hadden moeten bedenken dat ook kwetsbare voertuigen, zoals scooters, van de weg gebruik maakten.
De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte en de medeverdachten de toestand van de weg niet alleen vanaf hun trekkers hadden mogen beoordelen, maar dat zij een betere controle hadden moeten uitvoeren, bijvoorbeeld door uit te stappen en de weg beter te bekijken. Ze hadden er ook rekening mee moeten houden dat het zou kunnen gaan regenen, waardoor de gladheid zou verergeren.
De rechtbank weegt hierbij ook mee dat het inmiddels donker was geworden en dat er geen activiteiten meer op het land zichtbaar waren. De verdachte en de medeverdachten hadden zich moeten realiseren dat de aanwezige verontreiniging (en de mate daarvan) in het donker niet of minder goed kon worden waargenomen en ingeschat door weggebruikers. De verkeersdeelnemers moesten naar aanleiding van de waarschuwingsborden alert zijn op gladheid door de aanwezigheid van modder op de weg, ook omdat de weg langs land liep waarop geoogst werd, maar zij hoefden geen rekening te houden met een weg die zo glad was als in dit geval.
Door hun aanpak zijn verdachte en de medeverdachten aanmerkelijk onvoorzichtig geweest bij het uitvoeren van de verplichting om de verontreiniging van het wegdek passend te verwijderen, dan wel om andere maatregelen te treffen, zoals het grondiger schoonmaken van de weg (met de water- en borstelwagen) en/of de verkeersdeelnemers te waarschuwen om stapvoets te rijden.
Het feit dat de verdachte en de medeverdachten grotendeels volgens de aanwijzingen van de Toolbox Modder op de weg hebben gewerkt, kan niet leiden tot de conclusie dat de verdachte niets te verwijten valt.
Causaal verband
De rechtbank is van oordeel dat er een causaal verband bestaat tussen het nalaten van de verdachte en het ongeval. Daarvoor is het volgende van belang.
Uit het proces-verbaal Onderzoek Plaats Delict volgt dat [het slachtoffer] met zijn scooter is uitgegleden door de gladde modder op het wegdek in zijn rijrichting. Hij is ten val gekomen en is vervolgens doorgegleden, waarbij hij zelf met zijn lichaam tegen een tegemoetkomende auto is gebotst. De voorband van de scooter zat met name aan de linkerzijde vol met modder waaruit volgt dat de scooter over een met modder besmeurde rijbaan heeft gereden en zijwaarts naar links ten val is gekomen. Van andere omstandigheden die tot het ongeval geleid zouden kunnen hebben, is uit het onderzoek niet gebleken.
De scooter had geen werkend dimlicht, maar dit is geen relevante factor geweest bij het ongeval. Aan de scooter en aan de tegemoetkomende auto zijn geen andere technische gebreken vastgesteld die het ongeluk zouden kunnen verklaren. Anders dan door de verdediging is aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om vraagtekens te zetten bij het rijgedrag van [het slachtoffer] of van de bestuurder van de tegemoetkomende auto. Uit het dossier is niet gebleken dat de scooter of de auto met een (te) hoge snelheid hebben gereden. De botssnelheid is niet onderzocht, omdat de schade aan de voertuigen en de eindlocaties van de sporen daartoe geen aanleiding gaven. De politie heeft dit mede gebaseerd op het feit dat onderdelen van de betrokken personenauto en de locatie waar het slachtoffer lag, erg dicht bij het plek van de botsing lagen, ondanks de gladheid.
De rechtbank kan geen andere conclusie trekken dan dat de gladheid van het wegdek tot het ongeval tussen [het slachtoffer] en de auto heeft geleid.
Daarnaast is niet gebleken dat er een andere oorzaak is geweest voor de aanwezigheid van de modder op dat deel van de weg dan de werkzaamheden van de verdachte en de medeverdachten. De rechtbank gaat ervan uit dat de gladheid van het wegdek aan die werkzaamheden te wijten is.
Medeplegen
De rechtbank leidt uit de verklaringen van [vennoot 1] en de medeverdachten af dat de medeverdachten samen in opdracht van de vof kolen aan het oogsten waren, deze op de aanhanger laadden en van het land vervoerden. Er waren duidelijke afspraken over de rolverdeling. De vof en de medeverdachten waren samen verantwoordelijk voor het werk en ook samen verantwoordelijk voor het schoonmaken van de door hen bevuilde weg. Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat de vof en de medeverdachten nauw en bewust hebben samengewerkt in het nalaten om de verontreiniging van het wegdek passend te verwijderen, dan wel om andere maatregelen te treffen. Dit betekent dan ook dat sprake is van medeplegen door de vof.
Conclusie
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat de verdachte niet de vereiste zorgvuldigheid in acht heeft genomen en dat gesproken kan worden van aanmerkelijke schuld in de zin van artikel 307 Sr. Tevens heeft de verdachte de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht, waardoor [het slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen en uiteindelijk aan zijn verwondingen is overleden.
Ook voor andere verkeersdeelnemers op de weg heeft de verdachte gevaar op de weg veroorzaakt, zij het dat er bij die andere verkeersdeelnemers geen ongeval heeft plaatsgevonden.
Dit betekent dat de rechtbank de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen acht.