In deze zaak vorderen huurders dat de verhuurder hen toestaat om, in afwachting van een uitspraak in een bodemprocedure, in elkaars woning te mogen verblijven. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen, omdat de kans dat de vordering tot indeplaatsstelling/woningruil in een bodemprocedure wordt toegewezen onvoldoende aannemelijk is. De procedure begon met een dagvaarding en de mondelinge behandeling vond plaats op 3 oktober 2024. De eisende partijen, bestaande uit [eiser 1], [eiser 2] en [eiser 3], hebben een urgentieverklaring van de gemeente Purmerend ontvangen voor een gelijkvloerse woning. De vader van [eiser 1] en zijn partner willen emigreren naar Minnesota, wat aanleiding gaf tot het verzoek om woningruil. De kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de vordering in een bodemprocedure kans van slagen had. De eisers hebben geen huisvestingsvergunning overgelegd, wat een vereiste is voor woningruil. De kantonrechter concludeerde dat de belangen van de verhuurder, Rochdale, zwaarder wegen dan die van de eisers, omdat de woning van de vader en zijn partner een rolstoelwoning is en niet geschikt voor [eiser 1] zonder de juiste indicatie. De vordering werd afgewezen en de eisers werden veroordeeld in de proceskosten.