ECLI:NL:RBNHO:2024:10467

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
14 oktober 2024
Zaaknummer
11060653 \ CV EXPL 24-2511
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en schadevergoeding bij niet-teruggeven bedrijfseigendommen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 16 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Avondwinkel - Slijterij - Webshop Papillon B.V. (hierna: Papillon) en een werknemer, aangeduid als [gedaagde]. Papillon heeft de arbeidsovereenkomst met [gedaagde] opgezegd, maar [gedaagde] heeft betwist dat hij daadwerkelijk zijn arbeidsovereenkomst per direct heeft opgezegd. De kantonrechter oordeelt dat de verklaring van [gedaagde] op 17 januari 2024 niet kan worden aangemerkt als een duidelijke en ondubbelzinnige opzegging van de arbeidsovereenkomst. De arbeidsovereenkomst eindigt op 21 februari 2024 van rechtswege. Papillon vordert schadevergoeding voor bedrijfseigendommen die [gedaagde] niet heeft teruggegeven, en de kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] deze goederen ten onrechte onder zich houdt. De schadevergoeding wordt vastgesteld op € 1.000,-. Daarnaast vordert Papillon vergoeding voor extra kosten die zijn gemaakt door het niet beschikbaar zijn van de bezorgfiets, wat wordt toegewezen tot een bedrag van € 63,-. De vordering tot vergoeding van omzetderving wordt afgewezen, omdat [gedaagde] niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de schade die voortvloeit uit de keuze van Papillon om hem vrij te stellen van werk. De kantonrechter wijst ook de vordering tot betaling van een contractuele boete af, omdat niet is aangetoond dat [gedaagde] in strijd met het geheimhoudingsbeding heeft gehandeld. De tegenvordering van [gedaagde] voor een bonus en loon wordt gedeeltelijk toegewezen, waarbij Papillon wordt veroordeeld tot betaling van € 114,65 en € 211,56 bruto aan [gedaagde]. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11060653 \ CV EXPL 24-2511
Uitspraakdatum: 16 oktober 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Avondwinkel - Slijterij - Webshop Papillon B.V.
gevestigd te Beverwijk
eiseres in de zaak van de vordering
gedaagde in de zaak van de tegenvordering
verder te noemen: Papillon
gemachtigde: mr. J.I. Vervest
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
gedaagde in de zaak van de vordering
eiser in de zaak van de tegenvordering
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. A.S. Arts

1.Het procesverloop

1.1.
Papillon heeft bij dagvaarding van 8 april 2024 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend.
1.2.
Op 24 september 2024 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde], geboren op [geboortedatum] 1978, is op 20 augustus 2023 bij Papillon in dienst getreden voor de duur van zes maanden (dus tot 21 februari 2024). De functie van [gedaagde] was bezorger tegen een salaris van € 13,27 bruto per uur, exclusief 8% vakantiegeld. De overeengekomen arbeidsomvang bedroeg minimaal 8 en maximaal 24 uur per maand.
2.2.
In de arbeidsovereenkomst staat een geheimhoudingsbeding opgenomen, op straffe van een contractuele boete van maximaal € 2.500,- per overtreding.
2.3.
[gedaagde] had in de uitvoering van zijn werkzaamheden de beschikking over een regenpak, overschoenen en een elektrische bezorgfiets.
2.4.
Op 17 januari 2024 heeft [gedaagde] via WhatsApp aan [betrokkene 1] (bedrijfsleider, hierna: ‘[betrokkene 1]’) laten weten dat hij het – samengevat – allemaal niet meer ziet zitten en dat hij wil stoppen met werken.
2.5.
Op 18 januari 2024 heeft [gedaagde] via WhatsApp aan [betrokkene 1] laten weten dat hij graag extra uren wil werken.
2.6.
Op 18 januari 2024 heeft Papillon een brief aan [gedaagde] verstuurd, met de volgende inhoud:
“Op 20 augustus 2023 zijn wij met u een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd aangegaan. Uw arbeidsovereenkomst eindigt op 21 februari 2024.Aangezien u op 17 januari 2024 per whatsapp heeft aangegeven per direct te willen stoppen, en u de minimale contracturen reeds heeft gewerkt ben u per direct vrijgesteld van werk.Mocht u zich bedenken dan willen wij u het volgende mededelen;Met inachtneming van de wettelijke aanzegtermijn bevestigen wij middels deze brief dat uw arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd helaas niet zal worden verlengd. Uw arbeidsovereenkomst zal op 21 februari 2024 van rechtswege eindigen. Aangezien u per direct bent vrijgesteld van werk heeft u reeds uw laatste werkdag bij ons gehad.Wij verzoeken u vriendelijk zoals ook al via whatsapp is medegedeeld om direct de bedrijfseigendommen in te leveren.”

3.De vordering

3.1.
Papillon vordert primair dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van
€ 12.366,81, te vermeerderen met de nakosten. Subsidiair vordert Papillon een bedrag van
€ 9.751,81, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten, de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Papillon legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] op 17 januari 2024 met onmiddellijke ingang ontslag heeft genomen. [gedaagde] heeft ondanks diverse verzoeken niet alle bedrijfseigendommen bij Papillon ingeleverd. Papillon heeft daardoor schade geleden. Deze schade bestaat niet alleen uit de waarde van de eigendommen, maar ook uit vermogensschade. Daarnaast heeft [gedaagde] zijn geheimhoudingsbeding geschonden. Ten slotte maakt Papillon aanspraak op de vergoeding van de werkelijke proceskosten.

4.Het verweer en de tegenvordering

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij heeft in dit verband aangevoerd dat Papillon de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd tegen 21 februari 2024. Papillon heeft daarbij zelf de keuze gemaakt om [gedaagde] vrij te stellen van werk. [gedaagde] kan dan ook niet verantwoordelijk worden gehouden voor de als gevolg daarvan door Papillon geleden schade. Ten aanzien van de bedrijfseigendommen stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat Papillon ten onrechte de nieuwprijs vordert.
4.2.
[gedaagde] vordert bij wijze van tegenvordering dat de kantonrechter Papillon veroordeelt tot betaling van € 1.000,- netto en € 316,21 bruto. Hij legt aan de tegenvordering ten grondslag – kort weergegeven – dat Papillon aan [gedaagde] had beloofd dat hij een bonus zou ontvangen als hij aan het einde van december 2023 nog in dienst zou zijn. Verder heeft [gedaagde] over de maand februari 2024 nog recht op het minimale aantal uren loon, en moet Papillon op grond van de eindafrekening nog een bedrag aan [gedaagde] betalen.

5.De beoordeling

de vordering
5.1.
Het gaat in deze zaak in de eerste plaats om de vraag of Papillon er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat [gedaagde] de arbeidsovereenkomst daadwerkelijk per direct wilde opzeggen. De kantonrechter is van oordeel dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. Zij overweegt daartoe als volgt.
5.2.
Volgens vaste rechtspraak is voor de opzegging van een arbeidsovereenkomst door een werknemer een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring vereist, die gericht is op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. [1] Dat is een strenge maatstaf, die ertoe dient om een werknemer te behoeden voor de grote gevolgen die een vrijwillige beëindiging van de arbeidsovereenkomst kan hebben, met name het verlies van de mogelijkheid om een beroep te doen op ontslagbescherming, en het verlies van inkomen en aanspraken op een (werkloosheids-)uitkering. Gelet op die grote gevolgen mag een werkgever niet snel aannemen dat een verklaring van de werknemer gericht is op vrijwillige beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Onder omstandigheden heeft de werkgever ook een onderzoeksplicht om na te gaan of de werknemer daadwerkelijk wilde opzeggen, en een verplichting om de werknemer over de gevolgen van de opzegging voor te lichten.
5.3.
De kantonrechter is van oordeel dat de whatsappberichten van [gedaagde] van 17 januari 2024 niet kunnen worden aangemerkt als een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring die gericht is op beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Daarbij is van belang dat de kantonrechter uit de overgelegde whatsappcorrespondentie blijkt dat [gedaagde] op 17 januari 2024 zeer emotioneel was (o.a. “
Ben het helemaal zat”, “
wil deze stress niet meer, dat moeten overleven”, “
ik ga naar de klote”, “
sorrie dat ik zo door draai hoor, het is te veel”, “
ik zit echt letterlijk in de rats man”). Papillon is te snel aan de gemoedstoestand van [gedaagde] voorbijgegaan. Bovendien vraagt [gedaagde] in de berichten van 18 januari 2024 juist om meer (werk)uren. Daarmee lijkt hij (dus) terug te komen op zijn ‘opzegging’. Papillon had toen bij [gedaagde] moeten verifiëren of hij de arbeidsovereenkomst daadwerkelijk per direct wilde beëindigen. Papillon heeft [gedaagde] weliswaar op 17 januari 2024 aangeraden om geen beslissingen te nemen, waar hij mogelijk spijt van zou krijgen, maar dit is onvoldoende om aan te nemen dat Papillon aan haar onderzoeksplicht heeft voldaan. Het had op de weg van Papillon gelegen om op een later moment in een rustig gesprek te peilen of een afscheid echt was wat [gedaagde] wilde. De conclusie luidt dan ook dat Papillon er, gelet op alle omstandigheden van het geval, niet gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat [gedaagde] heeft bedoeld om de arbeidsovereenkomst per direct te beëindigen.
5.4.
Gelet op al het voorgaande kan niet geconcludeerd worden dat [gedaagde] de arbeidsovereenkomst op 17 januari 2024 per direct heeft opgezegd. Partijen zijn het er vervolgens wel over eens dat de arbeidsovereenkomst op 21 februari 2024 van rechtswege is geëindigd, zodat de kantonrechter daarvan uitgaat.
Teruggave bedrijfsmiddelen
5.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] ten onrechte diverse bedrijfseigendommen (bezorgfiets, regenpak en overschoenen) onder zich houdt. De kantonrechter is van oordeel dat teruggave van deze goederen inmiddels een gepasseerd station is. [gedaagde] is niet ter zitting verschenen en heeft niet zelf kunnen vertellen of hij de spullen nog in goede staat onder zich heeft en kan (en wil) teruggeven. Dat betekent dat [gedaagde] een (schade)vergoeding aan Papillon moet betalen. Partijen zijn het niet eens over de hoogte van deze vergoeding. Papillon heeft de nieuwprijs gevorderd. [gedaagde] betoogt dat de schade moet worden vastgesteld op basis van de waarde in het economisch verkeer.
5.6.
In de wet is bepaald dat de rechter de schade begroot op de manier die het meest in overeenstemming is met de aard van de schade, en dat de schade wordt geschat als de omvang niet nauwkeurig kan worden vastgesteld. [2] Bij de toepassing van deze bepaling heeft de rechter een grote mate van vrijheid. In dit geval gaat het om gebruikte goederen van tenminste anderhalf jaar oud. Het is naar het oordeel van de kantonrechter daarom niet redelijk om de nieuwprijs als schadevergoeding toe te wijzen. De kantonrechter begroot de schadevergoeding schattenderwijs op € 1.000,-. De gevorderde rente wordt toegewezen vanaf de datum van dit vonnis, omdat de vordering in ieder geval vanaf die datum opeisbaar is.
Omzetderving
5.7.
Papillon heeft zich op het standpunt gesteld dat zij als gevolg van het onverwachte vertrek van [gedaagde] noodgedwongen de webshop heeft moeten sluiten. Er kon tijdelijk niet bezorgd worden omdat er geen bezorgfiets en geen personeel beschikbaar was. Papillon stelt dat [gedaagde] verantwoordelijk is voor de omzetschade die Papillon als gevolg van deze (tijdelijke) sluiting heeft geleden.
5.8.
De kantonrechter volgt het betoog van Papillon niet. Zoals reeds hiervoor is overwogen, heeft [gedaagde] zijn arbeidsovereenkomst niet met onmiddellijke ingang opgezegd. De arbeidsovereenkomst is op 21 februari 2024 van rechtswege geëindigd. Papillon heeft zelf de keuze gemaakt om [gedaagde] in de tussentijd vrij te stellen van werk. [gedaagde] kan in redelijkheid niet verantwoordelijk worden gehouden voor de schade die uit deze door Papillon gemaakte keuze voortvloeit. Dat Papillon geen ander personeel beschikbaar had voor de bezorging, komt voor haar eigen rekening en- (ondernemers)risico. De vordering tot vergoeding van de omzetderving wordt dan ook afgewezen.
Kosten bezorging auto
5.9.
Papillon stelt dat zij ook na heropening van de webshop schade heeft geleden door het handelen van [gedaagde]. Doordat de bezorgfiets niet beschikbaar was, moest de nieuwe bezorger van Papillon met zijn eigen auto bezorgen. Papillon heeft hiervoor een kilometervergoeding aan de bezorger betaald. Deze extra kosten heeft Papillon over de maand februari 2024 begroot op een bedrag van € 105,-.
5.10.
De kantonrechter vindt het redelijk dat de extra kosten voor de bezorging per auto voor rekening van [gedaagde] komen. [gedaagde] heeft de bezorgfiets immers ten onrechte onder zich gehouden, waardoor Papillon de fiets niet kon gebruiken. De schade kan echter slechts worden toegewezen over de periode vanaf de heropening van de webshop op 9 februari 2024 tot het einde van het dienstverband op 21 februari 2024. Het gaat feitelijk dan ook slechts om 12 dagen. De kantonrechter begroot de schade daarom op een bedrag van € 63,- [3] . De gevorderde rente wordt toegewezen vanaf de datum van dit vonnis, omdat de vordering in ieder geval vanaf die datum opeisbaar is.
Gemiste werkuren
5.11.
Papillon vordert daarnaast een schadevergoeding voor de (werk)uren die haar directeur ([betrokkene 2]) en haar bedrijfsleider ([betrokkene 1]) aan de kwestie met [gedaagde] hebben besteed. Dit komt volgens Papillon neer op een totaal van 8,5 uur. Papillon gaat daarbij uit van een uurloon van € 50,-.
5.12.
De kantonrechter overweegt op dit punt als volgt. Nog afgezien van het feit dat deze vordering binnen de risicosfeer van Papillon als ondernemer/werkgever valt, geldt dat Papillon het door haar gestelde uurloon in het geheel niet heeft onderbouwd. De vordering tot vergoeding van de gemiste werkuren moet alleen al om die reden worden afgewezen.
Boete geheimhoudingsbeding
5.13.
Papillon vordert ten slotte een contractuele boete. Papillon heeft in dit verband gesteld dat [gedaagde] in strijd met zijn geheimhoudingsbeding heeft gehandeld door derden (zoals de NVWA en de FIOD) te benaderen en negatieve recensies op het internet te plaatsen.
5.14.
De kantonrechter overweegt dat wat daar ook van zij, niet is gebleken dat hetgeen [gedaagde] wordt verweten onder het toepassingsbereik van het geheimhoudingsbeding valt. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] vertrouwelijke informatie die hij uit hoofde van zijn dienstverband heeft verkregen met derden heeft gedeeld. De contractuele boete wordt daarom afgewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.15.
Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen volgens het wettelijke tarief dat hoort bij de hoofdsom waartoe [gedaagde] zal worden veroordeeld, te weten € 192,93 inclusief btw. De gevorderde rente wordt toegewezen vanaf de datum van dit vonnis, omdat de vordering in ieder geval vanaf die datum opeisbaar is.
Werkelijke proceskosten
5.16.
De door Papillon gevorderde vergoeding van volledige kosten van rechtsbijstand wordt afgewezen. Voor een volledige proceskostenvergoeding is alleen plaats in geval van buitengewone omstandigheden, waarbij moet worden gedacht aan misbruik van procesrecht. [4] Daarvan is geen sprake.
de tegenvordering
Bonus
5.17.
[gedaagde] maakt aanspraak op een bonus. Hij heeft in dit verband gesteld dat partijen zijn overeengekomen dat hij een bedrag van € 1.000,- netto zou ontvangen als hij aan het einde van december 2023 nog in dienst zou zijn. Ter onderbouwing van zijn vordering heeft hij een verklaring van [betrokkene 3] overgelegd. [betrokkene 3] was volgens [gedaagde] aanwezig in de winkel op het moment dat [betrokkene 2] namens Papillon de toezegging over de bonus deed.
5.18.
Papillon heeft hiertegen aangevoerd dat zij inderdaad adverteert met een bonus, maar dat [gedaagde] hier geen recht op heeft. De bonus heeft als doel om werknemers te stimuleren om langere tijd in dienst te blijven en wordt pas uitgekeerd na een dienstverband van één jaar. Deze bonus bedraagt € 1.000,- bruto voor winkelmedewerkers en € 500,- bruto voor bezorgers.
5.19.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde], tegenover het gemotiveerde verweer van Papillon, onvoldoende heeft onderbouwd dat hij recht heeft op een bonus. Hij is immers minder dan één jaar bij Papillon in dienst geweest. De enkele verklaring van [betrokkene 3] is niet voldoende om het verweer van Papillon te ontkrachten. De vordering tot betaling van de bonus (en de daarover gevorderde buitengerechtelijke incassokosten) wordt daarom afgewezen.
Loonvordering
5.20.
[gedaagde] stelt verder dat hij een loonvordering op Papillon heeft. Hij maakt in dit verband aanspraak op uitbetaling van de minimale contracturen over februari 2024 (€ 104,65 bruto) en het bedrag dat Papillon op grond van de eindafrekening aan hem verschuldigd is
(€ 211,56 bruto).
5.21.
Zoals reeds hiervoor is overwogen, is de arbeidsovereenkomst van rechtswege geëindigd op 21 februari 2024. Papillon heeft [gedaagde] om haar moverende redenen vrijgesteld van werk, terwijl [gedaagde] zich wel bereid heeft gehouden om werkzaamheden te verrichten. In dat geval is Papillon verplicht om het loon door te betalen. [5] Het niet verrichten van de werkzaamheden komt namelijk voor haar rekening en risico. Het gevorderde loon over februari 2024 wordt daarom toegewezen. De gevorderde uitbetaling van de eindafrekening is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.22.
De gevorderde wettelijke verhoging en de wettelijke rente worden afgewezen. Hoewel Papillon onterecht niet heeft uitbetaald, vindt de kantonrechter het, gelet op de houding van [gedaagde] met betrekking tot het teruggeven van de bedrijfseigendommen, invoelbaar dat Papillon niet heeft betaald.
proceskosten in de zaak van de vordering en de tegenvordering
5.23.
Nu partijen over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Papillon van € 1.000,- netto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 16 oktober 2024 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Papillon van € 63,- netto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 16 oktober 2024 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Papillon van € 192,93 netto inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 16 oktober 2024 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.4.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst de vordering voor het overige af.
de tegenvordering
6.7.
veroordeelt Papillon tot betaling aan [gedaagde] van € 114,65 bruto;
6.8.
veroordeelt Papillon tot betaling aan [gedaagde] van € 211,56 bruto;
6.9.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
6.10.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.11.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Woerdman en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 10 juni 2005, te vinden op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:HR:2005:AS8387 (
2.Artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
3.€ 105,- / 20 dagen (= 9 feb t/m 29 feb) = € 5,25 per dag.
4.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 15 september 2017 (
5.Artikel 7:628 lid 1 BW.