ECLI:NL:RBNHO:2024:10338

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 oktober 2024
Publicatiedatum
9 oktober 2024
Zaaknummer
C/15/354502 / HA ZA 24-391
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident betreffende openlegging van boeken en afgifte van bescheiden in vennootschapsgeschil

Op 9 oktober 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland een vonnis in incident gewezen in een geschil tussen meerdere vennoten van verschillende vennootschappen onder firma. De eisers, bestaande uit drie vennoten, vorderden in de hoofdzaak de ontbinding van de vennootschappen en de toewijzing van diverse rechten en verplichtingen met betrekking tot de vennootschappen. De gedaagden, ook vennoten, voerden verweer en stelden tegenvorderingen in reconventie in. In het incident vorderden de gedaagden een voorlopige voorziening, waarbij zij vroegen om openlegging van de boekhouding van de vennootschappen en inzage in bepaalde administratieve bescheiden. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden onvoldoende belang hadden bij hun vordering tot openlegging van de boeken, aangezien zij als medevennoten zelf toegang hadden tot de informatie via de gezamenlijke boekhouder. De rechtbank wees de vordering af, omdat de gedaagden niet hadden aangetoond dat zij niet in staat waren om de benodigde informatie op een andere manier te verkrijgen. De rechtbank concludeerde dat de vorderingen van de gedaagden niet voldoende onderbouwd waren en dat er geen spoedeisend belang was. De gedaagden werden veroordeeld in de proceskosten van het incident. De hoofdzaak werd aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/354502 / HA ZA 24-391
Vonnis in incident van 9 oktober 2024
in de zaak van

1.[eiser 1],

wonende te [plaats],
2.
[eiser 2],
wonende te [plaats],
3.
[eiser 3],
wonende te [plaats],
eisers in de hoofdzaak in conventie,
verweerders in de hoofdzaak in reconventie,
verweerders in het incident,
advocaat mr. R.F. de Jong te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde 1],

wonende te [plaats],
2.
[gedaagde 2],
wonende te [plaats],
gedaagden in de hoofdzaak in conventie,
eisers in de hoofdzaak in reconventie,
eisers in het incident,
advocaat mr. M.M.H. Sangers te Amsterdam.
Eisers in de hoofdzaak in conventie zullen hierna genoemd worden gezamenlijk [eisers] en ieder afzonderlijk [eiser 1], [eiser 2] (ook genoemd [eiser 2]) en [eiser 3] en gedaagden in de hoofdzaak in conventie gezamenlijk [gedaagden] en ieder afzonderlijk [gedaagde 1] en [gedaagde 2].

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • de conclusie van antwoord tevens houdende de incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening met producties
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De feiten voor zover van belang in het incident
2.1.
In het geschil tussen partijen gaat het om de volgende vennootschappen onder firma:
  • [V.O.F. 1], een vennootschap onder firma waarvan [eiser 1], [eiser 2], [gedaagde 1] en [gedaagde 2] als vennoten staan ingeschreven bij de Kamer van Koophandel,
  • [V.O.F. 2], een vennootschap onder firma waarvan [eiser 1] en [gedaagde 1] als vennoten staan ingeschreven bij de Kamer van Koophandel,
  • [V.O.F. 3], een vennootschap onder firma waarvan [eiser 1] en [gedaagde 1] als vennoten staan ingeschreven bij de Kamer van Koophandel,
  • [V.O.F. 4], een vennootschap onder firma waarvan [gedaagde 1] en [eiser 3] als vennoten staan ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.
(hierna ook: de vennootschappen).
2.2.
De verstandhouding tussen [eisers] enerzijds en [gedaagden] anderzijds is zodanig verslechterd dat zij hun samenwerking in de vennootschappen willen beëindigen. Vanaf eind december 2023 is er tussen de advocaten van partijen gecommuniceerd over de beëindiging van de samenwerking en de ontbinding van de vennootschappen.

3.De vorderingen in de hoofdzaak

3.1.
[eisers] vorderen in de hoofdzaak dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
( I) primair voor recht zal verklaren dat de vennootschappen [V.O.F. 1], [V.O.F. 2]
, [V.O.F. 3] V.O.F. en [V.O.F. 4] zijn geëindigd en ontbonden op basis van wederzijdse wilsovereenstemming per 1januari 2024 dan wel subsidiair voor recht zal verklaren dat deze vennootschappen zijn geëindigd en ontbonden op de datum die de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren,
( II) voor zover het onder (I) gevorderde niet zou worden toegewezen de onder (I)
genoemde vennootschappen zal ontbinden op de datum die de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren,
(III) zal bepalen dat [eiser 1] en [eiser 2] gerechtigd zijn om de onderneming van de vennootschap [V.O.F. 1] alleen, met uitstoting van [gedaagden] voort te zetten vanaf de datum van de ontbinding, met toedeling van het aandeel van [gedaagden] in het vermogen van de vennootschap aan [eiser 1] en [eiser 2],
(IV) zal bepalen dat [eiser 1] gerechtigd is om de onderneming van de vennootschap [V.O.F. 2], alsmede die van [V.O.F. 3] VOF alleen, met uitstoting van [gedaagde 1] voort te zetten vanaf de datum van de ontbinding, met toedeling van het aandeel van [gedaagde 1] in het vermogen van deze vennootschappen aan [eiser 1], alsmede
[gedaagde 1] zal bevelen om binnen 3 dagen zijn medewerking te verlenen aan de overdracht van alle aan [V.O.F. 2] toebehorende bescheiden, waaronder de administratie en de bankpas(sen), op straffe van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag dat [gedaagde 1] daarmee in gebreke blijft,
(V) zal bepalen dat [eiser 3] gerechtigd is om de onderneming van de vennootschap [V.O.F. 4] alleen, met uitstoting van [gedaagde 1] voort te zetten vanaf de datum van de ontbinding met toedeling van het aandeel van [gedaagde 1] in het vermogen van de vennootschap aan [eiser 3], alsmede [gedaagde 1] zal bevelen om binnen 3 dagen zijn medewerking te verlenen aan de overdracht van alle aan [V.O.F. 4] toebehorende bescheiden, waaronder de administratie en de bankpas(sen), op straffe van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag dat [gedaagde 1] daarmee in gebreke blijft,
(VI) de uittredingsvergoedingen waarop [gedaagden] aanspraak kunnen maken vast
zal stellen op de bedragen zoals die onder randnummers 53 tot en met 56 van de
dagvaarding zijn berekend, dan wel op de bedragen zoals de rechtbank in
goede justitie vermeent te behoren,
(VII) [gedaagden] hoofdelijk zal veroordelen in de kosten van deze procedure
3.2.
[gedaagden] voeren verweer in conventie in de hoofdzaak en vorderen in reconventie (dat de rechtbank):
Primair:
I. zal bepalen dat [gedaagden] gerechtigd zijn om [V.O.F. 1] en/of [V.O.F. 2] en/of [V.O.F. 3] en/of [V.O.F. 4] voort te zetten, met uitstoting van [eisers], vanaf de datum van de ontbinding, met
toedeling van het aandeel van [eisers] in het vermogen van de vennootschappen aan [gedaagden],
II. [eisers] zal veroordelen tot het betalen van de uittredingsvergoedingen zoals vast te stellen
door de rechtbank aan de hand van de waarderingsrapporten (Productie 19) en gecorrigeerd
met de bedragen zoals genoemd in randnummer 4.22 aan [gedaagde 1] (c.s.), althans [eisers] zal veroordelen tot het betalen van uittredingsvergoedingen aan [gedaagden] zoals vast te stellen op de wijze en op het bedrag dat de rechtbank geraden acht,
III. [eisers] (hoofdelijk) zal veroordelen in de kosten van deze procedure.
Subsidiair:
I. een vereffenaar zal benoemen voor (een deel van) de vennootschappen,
II. zal bepalen dat de opeisbare schulden van (een deel van) de vennootschappen moeten worden voldaan alvorens tot vereffening wordt overgegaan.
III. de (wijze van de) verdeling van (een deel van) de vennootschappen vast zal stellen, en zo nodig een deskundige zal benoemen,
IV. [eisers] zal veroordelen tot medewerking aan de vereffening en verdeling van (een deel van) de vennootschappen,
V. [eisers] (hoofdelijk) zal veroordelen in de kosten van deze procedure en de kosten van de waarderingsrapporten.

4.De vorderingen in het incident

4.1.
[gedaagden] vorderen in het incident dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding. Zij vorderen dat [eisers] worden veroordeeld tot het openleggen van de boekhouding van de vennootschappen, op grond van artikel 3:15j sub c BW, dan wel op grond van artikel 162 Rv. Voor het geval openlegging van de boekhouding niet kan plaatsvinden vorderen zij op grond van artikel 843a Rv afschrift en/of inzage van de volgende administratie:
Grootboekrekeningen en jaarrekeningen van de jaren 2018 en 2019 van [V.O.F. 3] en [V.O.F. 1], inhoudende (1) de balansrekeningen waarop de bezittingen, schulden en het eigen vermogen worden geregistreerd en (2) de winst- en verliesrekeningen.
De Bounce Bag Overeenkomst
Overeenkomsten met afnemers en leveranciers van de vennootschappen, anders dan door [gedaagde 1] voor de vennootschappen aangegaan
Bankrekeningafschriften van [V.O.F. 1] vanaf 16 maart 2012 tot en met heden en bankrekeningafschriften van [V.O.F. 3] vanaf 11 oktober 2010 tot en met heden
Inloggegevens van e-herkenning en het loondossier van de vennootschappen
Loonstroken van de werknemers van de vennootschappen
Het werkrooster van het personeel van de vennootschappen over de jaren 2019 tot en met 2024
Vakantiedagen van het personeel van de vennootschappen.
4.2.
[gedaagden] stellen dat zij deze bescheiden nodig hebben om hun rechtsbetrekking met de vennootschappen en [eisers] (nader) vast te (doen) stellen, onder meer met betrekking tot de hoogte, aard en inhoud van hun vordering (namelijk wat zijn de vennootschappen waard) en wat hen toekomt in dat kader van de vereffening en verdeling/toedeling. [gedaagden] stellen verder dat zij hierbij ook een spoedeisend belang hebben, omdat zij de omvang en waarde van de vennootschappen moeten kunnen vaststellen en moeten kunnen beschikken over de administratie om hun wettelijke verplichtingen te kennen en [eisers] te kunnen controleren. Zij stellen dat [eiser 1] heeft erkend dat hij de administratie van de vennootschappen onder zich heeft genomen.
4.3.
[eisers] voeren verweer. Zij betogen dat [gedaagden] geen belang hebben bij hun vordering, omdat zij [gedaagden] al meerdere keren hebben meegedeeld dat zij alle informatie inzake de grootboekrekeningen, de jaarstukken en de daarmee samenhangende gegevens en de loonadministratie kunnen en moeten opvragen bij de boekhouder van de vennootschappen, omdat die de betreffende informatie in bewaring heeft. [eisers] voeren aan dat zij daarom niet begrijpen dat [gedaagden] deze provisionele vordering hebben ingesteld en dat de vordering alleen al om die reden moet worden afgewezen.
4.4.
Inhoudelijk stellen [eisers] dat de vorderingen, voor zover gebaseerd op artikel 843a Rv, te ruim zijn geformuleerd waardoor de stukken onvoldoende bepaalbaar zijn. De vordering van [gedaagden] komt er op neer dat [eisers] vrijwel alle stukken moeten overleggen die ook maar enigszins van doen hebben met [V.O.F. 1] en [V.O.F. 3]. Zij voeren aan dat van hen niet kan worden verlangd om stukken over te leggen die dateren van vóór 2017 gelet op de maximale bewaarplicht van zeven jaar.
4.5.
Over de gevorderde afgifte van inlogcodes en e-herkenning stellen [eisers] dat die vordering niet toewijsbaar is, omdat deze gegevens persoonsgebonden zijn en zij deze nooit aan een derde (ook niet aan een medevennoot) mogen afgeven. Ook voor het verkrijgen van inlogcodes moeten [gedaagden] de boekhouder inschakelen, omdat die hen kan helpen met het aanvragen van inlogcodes zodat zij zelf de gewenste informatie kunnen inzien. [eisers] voeren aan dat zij ook dit al meerdere keren aan [gedaagden] kenbaar hebben gemaakt.
4.6.
Tot slot stellen [eisers] dat [V.O.F. 2] nooit een overeenkomst met Bounce Bag is aangegaan, maar dat er uitsluitend een overeenkomst is tussen [V.O.F. 3] en Bounce Bag en dat van die vennootschap alleen [eiser 1] en [eiser 3] de vennoten zijn, zodat [gedaagden] op geen enkele wijze betrokken zijn bij die overeenkomst en ook geen recht hebben op inzage daarvan.
4.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in het incident

5.1.
Toewijzing van een vordering tot een voorlopige voorziening voor de duur van het geding is alleen mogelijk wanneer [gedaagden] daarbij voldoende belang hebben. Dit kan bijvoorbeeld zijn omdat [gedaagden] de afloop van de hoofdzaak niet kunnen afwachten of dat een deel van de hoofdvordering krachtens een eindbeslissing reeds toewijsbaar is. De rechtbank zal de provisionele vordering afwijzen, nu geen van deze omstandigheden zich voordoet en er ook geen sprake is van een andere grond die voldoende belang bij de toewijzing oplevert. Bovendien is afgifte van bescheiden voor de duur van de procedure niet mogelijk. Het is immers niet zo dat de informatie die [gedaagden] uit die stukken zou opdoen na de procedure niet meer bij hen bekend is.
5.2.
Voor zover de vorderingen in incident niet provisioneel (voor de duur van het geding) zijn bedoeld overweegt de rechtbank als volgt.
5.3.
[gedaagden] vorderen afgifte van bescheiden met betrekking tot vennootschappen waarvan [gedaagde 1] medevennoot is, onder meer om hun wettelijke verplichtingen te kennen en [eisers] te kunnen controleren. In zijn hoedanigheid van mede vennoot van de vennootschappen moet [gedaagde 1] zich sowieso op de hoogte houden van de verplichtingen van de vennootschappen, ook buiten het geschil dat centraal staat in de hoofdzaak. [gedaagden] stellen weliswaar dat [eiser 1] de betreffende administratie onder zich heeft, maar [eisers] hebben verklaard dat de gezamenlijke boekhouder de administratie in bewaring heeft. Als medevennoot kan [gedaagde 1] zich direct tot de boekhouder wenden met zijn verzoek om informatie. Niet is gesteld of gebleken dat hij dat heeft gedaan. De rechtbank is daarom van oordeel dat [gedaagden] de noodzaak voor hun vordering tot openleggen van de boeken onvoldoende hebben onderbouwd.
5.4.
Ook bij toepassing van de subsidiaire grondslag, artikel 843a Rv, geldt als uitgangspunt dat artikel 843a Rv niet voorziet in een onbeperkt recht op inzage van bescheiden ten opzichte van degene die deze tot zijn beschikking of onder zich heeft, maar dat deze bepaling het recht op inzage, afschrift of uittreksel van bepaalde bescheiden afhankelijk stelt van een aantal cumulatieve vereisten. Op grond van artikel 843a lid 1 Rv moeten [gedaagden] een rechtmatig belang hebben bij de afgifte of inzage, en moeten zij inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin zij of hun rechtsvoorganger partij zijn of waren. Artikel 843a Rv biedt niet de mogelijkheid voor het opvragen van documenten waarvan [gedaagden] alleen maar vermoeden dat zij wel eens steun zouden kunnen geven aan hun stellingen in de hoofdzaak.
Naast deze beperkingen - waarmee is beoogd een dam op te werpen tegen zogenoemde “fishing expeditions” - bevat het artikel de nadere restrictie (onder meer) dat degene die de bescheiden te zijner beschikking heeft, niet is gehouden aan de vordering te voldoen indien daarvoor gewichtige redenen zijn, alsmede indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat ook zonder de gevorderde gegevens een behoorlijke rechtsbedeling is gewaarborgd.
5.5.
Zoals hiervoor al is overwogen is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde 1] zich tot de gezamenlijke boekhouder kan wenden om inzage te verkrijgen in de administratie, zodat een behoorlijke rechtsbedeling op andere wijze, zonder afgifte van de gevorderde gegevens door [eisers] is gewaarborgd. Daarom wordt ook de vordering op grond van artikel 843a Rv afgewezen.
5.6.
Voor de gevorderde afgifte van de Bounce Bag overeenkomst geldt dat [eisers] hebben betwist dat deze is aangegaan met een vennootschap waarvan [gedaagde 1] mede vennoot is. Het debat hierover moet in de hoofdzaak eventueel nog worden gevoerd. Alleen al om die reden wordt geoordeeld dat op dit moment onvoldoende is gebleken dat [gedaagden] een rechtmatig belang hebben bij afgifte van deze overeenkomst. Ook dit deel van de vordering wordt afgewezen.
5.7.
[gedaagden] worden als de in het ongelijk gestelde partijen veroordeeld in de kosten van dit incident tot op heden aan de zijde van [eisers] begroot op
  • salaris advocaat € 614,00
  • nakosten
Totaal € 792,000

6.De beslissing

De rechtbank
in het incident
6.1.
wijst de vordering af,
6.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, in die zin dat de één een bedrag betaald de ander voor dat bedrag zal zijn bevrijd, in de proceskosten van € 792,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagden] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
in de hoofdzaak
6.3.
verwijst de zaak naar de rol van
13 november 2024voor conclusie van antwoord in reconventie,
6.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2024. [1]

Voetnoten

1.type: 1155