ECLI:NL:RBNHO:2024:10335

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
9 oktober 2024
Zaaknummer
15/219112-23, 15/125232-23 (ttz gev) en 15/200388-22 (TUL)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot dwang en diefstal met geweld door middel van bedreiging en smaadschrift

Op 25 september 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van twee pogingen tot dwang en diefstal. De zaak betrof het dwingen van twee slachtoffers tot het sturen van naaktfoto's, waarbij de verdachte dreigde deze foto's online te zetten als de slachtoffers niet aan zijn verzoek voldeden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig waren en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. Tijdens de zitting op 11 september 2024 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie gehoord, evenals de verdediging, die pleitte voor vrijspraak van de tenlastegelegde feiten onder parketnummer 15/219112-23. De rechtbank heeft geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte de video van een van de slachtoffers had gemaakt, en heeft hem vrijgesproken van dit feit. Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan de poging tot dwang en diefstal, en heeft hem een taakstraf opgelegd van 180 uren, met een voorwaardelijke straf van 60 uren jeugddetentie. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder het meewerken aan coaching en behandeling, en het verbod op contact met de slachtoffers. De benadeelde partijen hebben schadevergoedingsvorderingen ingediend, waarvan er een gedeeltelijk is toegewezen. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, omdat de verdachte baat heeft bij zijn huidige begeleiding.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Haarlem
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 15/219112-23, 15/125232-23 (ttz gev) en 15/200388-22 (TUL)
Uitspraakdatum: 25 september 2024
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 11 september 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] (Kenya),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] .
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
[officier van justitie] en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.E. van der Zouw, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging met parketnummer 15/125232-23, ten laste gelegd dat:
15/219112-23
Feit 1:
hij in de nacht van 29 augustus op 30 augustus 2023 te Bloemendaal en/of Aerdenhout, gemeente Bloemendaal, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij 1] door geweld of een andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met smaad en/of smaadschrift wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, te weten het maken en/of versturen van (een) (naakt)foto('s) aan hem, verdachte, immers heeft verdachte, veelvuldig en/of op dwingende toon aangedrongen op het sturen van (een) (naakt)foto en/of heeft hij medegedeeld - zakelijk weergegeven – dat als die [benadeelde partij 1] geen (naakt)foto('s) van zichzelf aan hem, verdachte, zou sturen, hij de door die [benadeelde partij 1] eerder gestuurde (naakt)foto’s online zou zetten, althans delen en/of verspreiden, en hij die [benadeelde partij 1] hierbij een deadline heeft gegeven, althans woorden van gelijke dreigende/intimiderende aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 maart 2023 tot en met 4 augustus 2023 te Aerdenhout, gemeente Bloemendaal, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, [benadeelde partij 1] , een afbeelding van seksuele aard, te weten een video, waarop te zien is dat die [benadeelde partij 1] hem, verdachte, oraal bevredigt, heeft vervaardigd.
15/125232-23
Feit 1:
hij op of omstreeks 28 maart 2023 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een ander, te weten [benadeelde partij 2] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derden, te weten [benadeelde partij 2] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten het versturen van (naakt)foto's van haar borsten en/of billen door veelvuldig en/of op dwingende toon bij die [benadeelde partij 2] aan te dringen op het versturen van die foto's en/of daarbij te zeggen dat hij de eerder ontvangen (naakt)foto's van die [benadeelde partij 2] zou delen en/of verspreiden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2:
hij in of omstreeks 10 mei 2023 te Haarlem en/of in Bloemendaal een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [benadeelde partij 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door geld te pinnen met een pinpas met pincode en/of contactloos te betalen met een pinpas;

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten onder parketnummer 15/219112-23.
De verdediging heeft zich gerefereerd ten aanzien van de bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten onder parketnummer 15/125232-23.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak feit 2 (parketnummer 15/219112-23)Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte wederrechtelijk de video van aangeefster heeft gemaakt. Verdachte verklaart hierover dat aangeefster er geen bezwaar tegen had dat hij de video maakte. Nu de verklaring van aangeefster op dit concrete en wezenlijke punt geen steun vindt in de overige bewijsmiddelen van het dossier, wordt niet voldaan aan het bewijsminimum en wordt verdachte vrijgesproken van dit feit. Daarbij heeft de rechtbank betrokken dat aangeefster en verdachte ten tijde van het maken van de video een relatie hadden, waarbij zij over en weer naaktfoto’s naar elkaar verzonden. Bovendien heeft aangeefster verklaard dat zij destijds heeft gezien dat verdachte de hele tijd zijn telefoon in zijn handen heeft gehad.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van feit 1 onder parketnummer 15/219112-23 en van de feiten 1 en 2 onder parketnummer 15/125232-23 op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3
Bewijsmotivering feit 1 (parketnummer 15/219112-23)
De raadsvrouw heeft ter zitting bepleit dat geen sprake is geweest van enige dreiging of bedreiging met geweld bij het verzoek om naaktfoto’s te sturen. Bovendien bevindt zich in het dossier geen bewijs van de feitelijke invulling van deze dwang, te weten dat verdachte anders naaktfoto’s van aangeefster online zou zetten. Het feit dat er foto’s zijn aangetroffen op de telefoon van verdachte vormt volgens de raadsvrouw ook geen steunbewijs, want uit chatberichten blijkt dat er over en weer naaktfoto’s werden gestuurd in februari/maart 2023.
De rechtbank overweegt als volgt.
Vaststaat, zo heeft ook verdachte verklaard, dat er in de nacht van 29 op 30 augustus 2023 contact is geweest tussen verdachte en aangeefster op Snapchat. Ook heeft verdachte verklaard dat hij aangeefster toen om naaktfoto’s heeft gevraagd.
Aangeefster heeft daarover verklaard dat verdachte deze (nieuwe) foto’s vóór een bepaalde tijd moest hebben en dat hij anders eerder door haar gestuurde naaktfoto’s online zou zetten.
De rechtbank is van oordeel dat deze verklaring van aangeefster voldoende steun vindt in de overige bewijsmiddelen en overweegt hiertoe als volgt.
Aangeefster heeft verdachte naaktfoto’s via Snapchat verstuurd in februari/maart 2023, ten tijde van hun relatie. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte deze foto’s nog in zijn bezit had, zonder dat aangeefster dit wist. Immers, aangeefster had hier, zoals normaal gesproken wel gebruikelijk is, geen melding van gehad via Snapchat. Doordat verdachte met zijn Ipad foto’s heeft gemaakt van zijn telefoon waarop de naaktfoto’s van aangeefster te zien waren, kon hij voorkomen dat aangeefster wist dat de foto’s werden opgeslagen.
De relatie is in maart 2023 geëindigd, maar in augustus 2023 stuurde verdachte toch weer berichten op Snapchat dat hij naaktfoto’s wilde van aangeefster en dat zij bij hem moest langskomen. Hierop blokkeerde aangeefster verdachte op Snapchat. Uit het Instagrambericht van verdachte aan aangeefster in de nacht van 29/30 augustus 2023 volgt dat verdachte haar vraagt om hem weer te deblokkeren, omdat hij nog iets terug wil geven. Aangeefster verklaart dat zij vervolgens, na deblokkering, via Snapchat de in februari/maart 2023 gemaakte naaktfoto’s van haarzelf ontving. Uit de telefoon van verdachte volgt dat er – kort na het genoemde Instagrambericht – daadwerkelijk weer een Snapchatconversatie is gestart met aangeefster. Vervolgens zitten er Snapchatberichten in het dossier met de tekst “maar beloof je dan niet online te gooien” en “ja dat beloof ik” en waarbij steeds een deadline wordt genoemd.
De verklaring van verdachte dat het Instagrambericht zou gaan over een armbandje dat hij wilde teruggeven, acht de rechtbank – mede gelet op de inhoud van de Snapchats die hierop volgen – volstrekt ongeloofwaardig. Daarbij komt dat verdachte, hiernaar gevraagd ter zitting, geen uitleg heeft kunnen geven waarom dit via Snapchat moest in plaats van Instagram en ook niet weet waarom hij deadlines gaf en “ja dat beloof ik” antwoordde op de chat van aangeefster “beloof je dan niet online te gooien”.
De rechtbank ziet dan ook geen reden om te twijfelen aan de verklaring van aangeefster en is van oordeel dat deze verklaring op wezenlijke onderdelen steun vindt in de overige bewijsmiddelen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht de volgende feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat
15/219112-23
Feit 1:
hij in de nacht van 29 augustus op 30 augustus 2023 te Aerdenhout, gemeente Bloemendaal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij 1] door bedreiging met enige andere feitelijkheid en door bedreiging met smaadschrift wederrechtelijk te dwingen iets te doen, te weten het maken en versturen van naaktfoto's aan hem, verdachte, veelvuldig en op dwingende toon heeft aangedrongen op het sturen van naaktfoto’s en heeft medegedeeld - zakelijk weergegeven – dat als die [benadeelde partij 1] geen naaktfoto's van zichzelf aan hem, verdachte, zou sturen, hij de door die [benadeelde partij 1] eerder gestuurde naaktfoto’s online zou zetten en hij die [benadeelde partij 1] hierbij een deadline heeft gegeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
15/125232-23
Feit 1:
hij op 28 maart 2023 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een ander, te weten [benadeelde partij 2] , door bedreiging met enige andere feitelijkheid gericht tegen die [benadeelde partij 2] wederrechtelijk te dwingen iets te doen, te weten het versturen van naaktfoto's van haar borsten en/of billen, veelvuldig en op dwingende toon bij die [benadeelde partij 2] heeft aangedrongen op het versturen van die foto's en daarbij heeft gezegd dat hij de eerder ontvangen naaktfoto's van die [benadeelde partij 2] zou delen en verspreiden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2:
hij op 10 mei 2023 te Bloemendaal een geldbedrag, dat aan [benadeelde partij 3] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door geld te pinnen met een pinpas met pincode.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
15/219112-23
Feit 1: poging tot een ander door bedreiging met een feitelijkheid en met smaadschrift, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen.
15/125232-23
Feit 1: poging tot een ander door bedreiging met een feitelijkheid
,gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen.
Feit 2: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie van 33 dagen waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van twee jaren, onder de algemene voorwaarden en onder de bijzondere voorwaarden zoals gesteld in het adviesrapport van de Raad voor de Kinderbescherming, (hierna: de Raad), van 20 juni 2024. Daarbij heeft de officier van justitie gevorderd dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen jeugddetentie.
6.2.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat bij een bewezenverklaring het advies van de Raad om een (deels) voorwaardelijke taakstraf op te leggen passend is. De verdediging verzoekt bij de strafmaat rekening te houden met het volgende. Verdachte heeft voor de zaak van [benadeelde partij 1] feitelijk maandenlang thuis in detentie doorgebracht door het huisarrest dat als schorsingsvoorwaarde was opgelegd. Het contact met zijn coach en [vertegenwoordiger GI] van de jeugdreclassering loopt goed. Het opleggen van een jeugddetentie is desastreus voor de ontwikkeling van verdachte.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals een en ander is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting, het Pro Justitia psychologisch rapport van 13 februari 2024, opgesteld door [psychiater] en het adviesrapport van de Raad van 20 juni 2024.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan een poging tot dwang. Hij heeft bij de slachtoffers [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] veelvuldig en op dwingende toon aangedrongen op het versturen van naaktfoto’s en daarbij gezegd dat hij anders eerder ontvangen naaktfoto’s online zou zetten of zou delen en verspreiden.
De verdachte heeft door zijn handelen grenzen overschreden en een grote inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van beide slachtoffers.
De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten nog lang de negatieve gevolgen ervaren, zeker waar het gaat om minderjarigen die zich nog (seksueel) aan het ontwikkelen zijn. Dit blijkt ook wel uit de verklaringen van de slachtoffers, waarin zij aangeven dat zij last hebben van angst, pestgedrag en onzekerheid en waaruit volgt dat zij een periode niet meer naar buiten durfden.
De verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan diefstal van een geldbedrag van een vriend door met een weggenomen pinpas geld op te nemen. Hierdoor heeft hij het vertrouwen van deze vriend beschaamd.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 1 september 2024, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld.
Het psychologisch rapport van 13 februari 2024 houdt onder meer het volgende in:
Bij verdachte is sprake van een normoverschrijdende gedragsstoornis en vermoedelijk van hechtingsproblematiek. Deze problematiek was aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde en beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte.Gezien wordt dat verdachte op sociaal-emotioneel gebied achterloopt. Het over andermans grenzen gaan, zijn beïnvloedbaarheid en impulsiviteit, en zijn zelfbepalende en manipulatieve gedrag hebben een rol gespeeld bij zijn handelen. De deskundige veronderstelt dat sprake is van in elk geval enige doorwerking van de problematiek in het vermogen van verdachte tot gedragsregulatie en adviseert daarom om verdachte het ten laste gelegde, indien bewezen, verminderd toe te rekenen.De kenmerken van de normoverschrijdende gedragsstoornis maken dat verdachte geneigd is weinig rekening te houden met andermans gevoelens. Er is sprake van manipulatief gedrag, liegen, schoolverzuim en het onttrekken aan het toezicht van ouders. De kenmerken die gezien worden passen bij een reactieve hechtingsstoornis. Deze maken dat hij weinig op anderen kan vertrouwen en het hem moeite kost om hulp te vragen. Het grensoverschrijdende gedrag kan versterkt worden doordat er geen sprake is van een duidelijke structuur, met regels en consequenties. Dit maakt hem kwetsbaar voor impulsief en regelovertredend gedrag, zeker in contact met negatieve peers en middelengebruik. Dit tezamen draagt bij aan een grotere kans op recidive.Er is zeer waarschijnlijk sprake van beïnvloeding door negatieve peers en onvoldoende (gedrags-)inhibitie bij verdachte zelf. Daarnaast is het de ouders onvoldoende gelukt om hem consequent op te voeden, hem te monitoren en toezicht op hem te houden waardoor er veel vrije momenten in zijn leven zijn geweest.De deskundige adviseert individuele behandeling gericht op het leren reguleren van emoties, het leren accepteren van grenzen, middelengebruik en seksualiteit. Verder adviseert de deskundige systemische gesprekken ter bevordering van het herstel van de onderlinge gezinsrelaties en begeleiding voor de ouders bij het opnieuw vormgeven van een duidelijk en veilig pedagogisch klimaat.Het is belangrijk dat er nauw toezicht blijft vanuit de reclassering om te monitoren of er aan belangrijke voorwaarden wordt voldaan, waaronder het volgen van behandeling en het hebben van een passende dagbesteding/opleiding. Gedacht wordt aan ITB.
De rechtbank zal gelet hierop verdachte verminderd toerekeningsvatbaar verklaren ten aanzien van alle feiten.
Verder is het uitgebrachte adviesrapport van de Raad meegewogen dat – kort en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende inhoudt.
De Raad schat de kans op herhaling van seksueel grensoverschrijdend gedrag minder hoog in dan de deskundige, aangezien de Raad ziet dat er met name een ‘antisociaal’ profiel naar voren komt en in mindere mate een ‘seksueel’ profiel.
Over het algemeen ziet de Raad dat het de afgelopen periode beter gaat met verdachte.
De zorgen over verdachte en zijn opvoedomgeving zijn afgenomen. Zo hebben de ouders meer zicht op verdachte en zijn er minder zorgen over de contacten die hij heeft. Verdachte groeit op in een omgeving waarbij veel betrokkenheid is. Zijn ouders lijken meer grip te hebben op hem en er worden stapjes gezet in de verbetering van de communicatie in het gezin. Verdachte stelt zich begeleidbaar op richting de jeugdreclassering en staat open voor de coach die recent is gestart. Ook is de hulp die ouders ontvangen vanuit Basic Trust helpend voor hen.
De Raad ziet ook zorgen, met name over de vaardigheden die verdachte heeft en de houding van verdachte wat betreft de verdenkingen. Het lijkt voor verdachte moeilijk om woorden te
geven aan zijn gevoelens en gedachten en lastig om te overzien wat het gevolg is van mogelijk gedrag en lastig om zijn impulsen te beheersen.
Ook ziet de Raad dat het voor verdachte lastig lijkt te zijn om dingen voor een langere tijd vol te houden, zoals een opleiding of een bijbaan. Ook zijn er zorgen over middelengebruik en over de manier waarop hij met geld omgaat.
De Raad vindt het passend dat verdachte een deels voorwaardelijke werkstraf wordt opgelegd, met aftrek van zijn voorarrest. Zo wordt er aan hem een signaal afgegeven dat zijn gedrag gevolgen heeft. De Raad is van mening dat een straf in de vorm van jeugddetentie niet zal bijdragen aan het verkleinen van de kans op herhaling. De Raad vindt het belangrijk dat de positieve dingen in zijn leven, zoals zijn nieuwe bijbaan en coaching, doorgang blijven vinden en de kans op herhaling kunnen verkleinen.
Behandeling, zoals omschreven in het Pro Justitia rapport, wordt op termijn noodzakelijk
geacht. Dit om verdachte zijn ratio en emotie meer op elkaar te leren afstemmen. Hierbij wordt gedacht aan individuele behandeling gericht op het leren reguleren van emoties, het leren accepteren van grenzen, middelengebruik en seksualiteit. Ook systemische
gesprekken kunnen hieraan bijdragen, ter bevordering van het herstel van de
onderlinge gezinsrelaties en begeleiding voor ouders bij het opnieuw vormgeven
van een duidelijk en veilig pedagogisch klimaat.
De Raad vindt het belangrijk dat deze trajecten niet tegelijkertijd lopen, om zo verdachte en zijn gezin niet te overvragen. De Raad realiseert zich ook dat motivatie belangrijk is voor het
aangaan van behandeling en de Raad vindt het belangrijk dat hier binnen het coaching traject aandacht voor blijft. De Raad vindt het daarom wel belangrijk dat de mogelijkheid tot behandeling in de bijzondere voorwaarden wordt opgenomen en door de jeugdreclassering kan worden ingezet.
De Raad adviseert een (deels) voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen, onder de bijzondere voorwaarden dat verdachte
• volgens zijn (les)rooster aanwezig is bij zijn dagbesteding en hij zich inzet voor
het behouden van zijn dagbesteding;
• meewerkt aan coaching;
• meewerkt aan de nog op te starten behandeling. Op een later termijn zal door
de jeugdreclassering een passende behandeling worden ingezet zoals FACT bij
Youz (of een soortgelijke instelling);
• geen (in)direct contact heeft met slachtoffer(s).
Alles onder toezicht van de Jeugd- en Gezinsbeschermers te Haarlem..
De Raad acht het passend dat de voorwaardelijke straf die in december 2022 aan verdachte is opgelegd, ten uitvoer wordt gelegd.
De Raad heeft ter zitting het advies gehandhaafd en hieraan het volgende toegevoegd.
Vanuit het persoonlijkheidsonderzoek is er niet helemaal hetzelfde beeld van verdachte als de Raad heeft. De Raad is van mening dat, vanuit de adoptieproblematiek, een andere aanpak wenselijk is. Straffen en belonen werkt niet. Vertrouwen geven is wel helpend. De Raad wil dat de coach blijft doorgaan met verdachte, dat er gewerkt wordt aan vertrouwen en dat hij vervolgens klaar is voor een behandeling, en dat de ouders ook daarin worden meegenomen.
Ter zitting heeft [vertegenwoordiger GI] , werkzaam bij de Jeugd- en Gezinsbeschermers, aangegeven achter het advies van de Raad te staan. De verdachte is nu in positieve zin in beweging gekomen en zijn coach kan hem daarbij verder helpen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een te strak kader zoals geadviseerd door de psycholoog, niet wenselijk is. De rechtbank volgt daarin het advies van de Raad en is van oordeel dat een deels voorwaardelijke werkstraf van na te noemen aantal uren moet worden opgelegd, met een proeftijd van twee jaren en onder oplegging van de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden.
De rechtbank zal niet de dadelijke uitvoerbaarheid bevelen, zoals door de officier van justitie is gevorderd, nu dit alleen bij een opgelegde vrijheidsstraf kan worden bevolen.

7.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij
[benadeelde partij 1]heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 4.500,- ingediend tegen verdachte bestaande uit € 1.500,- immateriële schade en € 3.000,- aan toekomstige schade, die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit van de dagvaarding met parketnummer 15/219112-23 zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot € 1.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente en tot opleggen van de schadevergoedingsmaatregel en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen indien verdachte wordt vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.
Subsidiair verzoekt de verdediging de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, omdat het onvoldoende blijkt dat de gestelde schade door het handelen van verdachte is veroorzaakt.
De rechtbank is van oordeel dat uit de onderbouwing van de vordering niet is vast te stellen of en in hoeverre de gevorderde schade het gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet ontvankelijk verklaren in haar vordering.
De benadeelde partij kan de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij
[benadeelde partij 2]heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 2.000,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit van de dagvaarding met parketnummer 15/125232-23 zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot € 1.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente en tot opleggen van de schadevergoedingsmaatregel en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
De verdediging heeft verzocht om slechts een zeer beperkt deel van het verzochte bedrag toe te wijzen. De vordering die is ingediend is voornamelijk gebaseerd op een psychologische behandeling vanwege gebeurtenissen in 2022 waar verdachte part noch deel aan had. De verdediging is van mening dat toewijzing tot een bedrag van € 500,- redelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat uit de onderliggende stukken volgt dat er sprake is van psychische problematiek bij de benadeelde partij. Uit de stukken volgt echter eveneens dat deze problematiek deels het gevolg is van eerdere incidenten uit 2022. De rechtbank zal daarom de vordering slechts gedeeltelijk toewijzen, te weten tot een bedrag van € 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 maart 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. Vergoeding van dit bedrag komt de rechtbank billijk voor en vloeit rechtstreeks voort uit het bewezenverklaarde feit.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen.
De benadeelde partij kan het deel van de vordering, die tot niet-ontvankelijkheid zal leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

8.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 6 december 2022 in de zaak met parketnummer 15/200388-22 heeft de kinderrechter te Haarlem verdachte ter zake van diefstal met geweld veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 40 uur. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 27 december 2022 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 21 december 2022 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd. Van de voorwaardelijke werkstraf is van een gedeelte, groot 20 uur reeds eerder de tenuitvoerlegging gelast. De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat het resterende deel van 20 uur voorwaardelijke werkstraf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering in beginsel zou moeten worden toegewezen, nu verdachte zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten. Dit zou echter betekenen dat de destijds opgelegde bijzondere voorwaarden niet langer gelden. Dit terwijl ter zitting duidelijk is geworden dat verdachte baat heeft bij zijn coach en ook goed in contact is met de Jeugdreclassering, waardoor de zorgen over verdachte lijken af te nemen. Gelet op het belang van het in stand blijven van de bijzondere voorwaarden, zal de rechtbank de vordering afwijzen.
Daarbij betrekt de rechtbank dat de bij dit vonnis op te leggen bijzondere voorwaarden pas in zullen gaan na onherroepelijk worden van dit vonnis.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 45, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 284 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 2 van parketnummer 15/219112-23 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit 1 onder parketnummer
15/219112-23 en de ten laste gelegde feiten 1 en 2 onder parketnummer 15/125232-23 heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
EENHONDERD EN TACHTIG (180) URENtaakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door NEGENTIG (90) DAGEN jeugddetentie, met bevel dat een gedeelte groot
ZESTIG (60) UREN, bij niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door DERTIG (30) DAGEN jeugddetentie,
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
• Volgens zijn (les)rooster aanwezig is bij zijn dagbesteding en hij zich inzet voor het behouden van zijn dagbesteding;
• Meewerkt aan coaching;
• Meewerkt aan de nog op te starten behandeling. Op een later termijn zal door de jeugdreclassering een passende behandeling worden ingezet zoals FACT bij Youz (of een soortgelijke instelling);
• Geen (in)direct contact heeft met slachtoffers [benadeelde partij 2] , geboren op [geboortedatum] en [benadeelde partij 1] , geboren op [geboortedatum] .
Geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling de Jeugd- en Gezinsbeschermers, gevestigd te Haarlem, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Stelt verder als voorwaarden dat de veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die verdachte in verzekering heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag jeugddetentie, in mindering worden gebracht.
Verklaart de benadeelde partij
[benadeelde partij 1]niet-ontvankelijk in de vordering.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde partij 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 500,-voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 maart 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 maart 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 0 dagen jeugddetentie.
Wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter in de zaak met parketnummer 15/200388-22 opgelegde voorwaardelijke straf.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. van Beek, voorzitter,
mrs. E.C.M. van Mierlo en R.M. Verberne, allen (kinder)rechter,
in tegenwoordigheid van de griffier W. van den Bergh,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 september 2024.
mr. R.M. Verberne is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.