6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals een en ander is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting, het Pro Justitia psychologisch rapport van 13 februari 2024, opgesteld door [psychiater] en het adviesrapport van de Raad van 20 juni 2024.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan een poging tot dwang. Hij heeft bij de slachtoffers [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] veelvuldig en op dwingende toon aangedrongen op het versturen van naaktfoto’s en daarbij gezegd dat hij anders eerder ontvangen naaktfoto’s online zou zetten of zou delen en verspreiden.
De verdachte heeft door zijn handelen grenzen overschreden en een grote inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van beide slachtoffers.
De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten nog lang de negatieve gevolgen ervaren, zeker waar het gaat om minderjarigen die zich nog (seksueel) aan het ontwikkelen zijn. Dit blijkt ook wel uit de verklaringen van de slachtoffers, waarin zij aangeven dat zij last hebben van angst, pestgedrag en onzekerheid en waaruit volgt dat zij een periode niet meer naar buiten durfden.
De verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan diefstal van een geldbedrag van een vriend door met een weggenomen pinpas geld op te nemen. Hierdoor heeft hij het vertrouwen van deze vriend beschaamd.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 1 september 2024, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld.
Het psychologisch rapport van 13 februari 2024 houdt onder meer het volgende in:
Bij verdachte is sprake van een normoverschrijdende gedragsstoornis en vermoedelijk van hechtingsproblematiek. Deze problematiek was aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde en beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte.Gezien wordt dat verdachte op sociaal-emotioneel gebied achterloopt. Het over andermans grenzen gaan, zijn beïnvloedbaarheid en impulsiviteit, en zijn zelfbepalende en manipulatieve gedrag hebben een rol gespeeld bij zijn handelen. De deskundige veronderstelt dat sprake is van in elk geval enige doorwerking van de problematiek in het vermogen van verdachte tot gedragsregulatie en adviseert daarom om verdachte het ten laste gelegde, indien bewezen, verminderd toe te rekenen.De kenmerken van de normoverschrijdende gedragsstoornis maken dat verdachte geneigd is weinig rekening te houden met andermans gevoelens. Er is sprake van manipulatief gedrag, liegen, schoolverzuim en het onttrekken aan het toezicht van ouders. De kenmerken die gezien worden passen bij een reactieve hechtingsstoornis. Deze maken dat hij weinig op anderen kan vertrouwen en het hem moeite kost om hulp te vragen. Het grensoverschrijdende gedrag kan versterkt worden doordat er geen sprake is van een duidelijke structuur, met regels en consequenties. Dit maakt hem kwetsbaar voor impulsief en regelovertredend gedrag, zeker in contact met negatieve peers en middelengebruik. Dit tezamen draagt bij aan een grotere kans op recidive.Er is zeer waarschijnlijk sprake van beïnvloeding door negatieve peers en onvoldoende (gedrags-)inhibitie bij verdachte zelf. Daarnaast is het de ouders onvoldoende gelukt om hem consequent op te voeden, hem te monitoren en toezicht op hem te houden waardoor er veel vrije momenten in zijn leven zijn geweest.De deskundige adviseert individuele behandeling gericht op het leren reguleren van emoties, het leren accepteren van grenzen, middelengebruik en seksualiteit. Verder adviseert de deskundige systemische gesprekken ter bevordering van het herstel van de onderlinge gezinsrelaties en begeleiding voor de ouders bij het opnieuw vormgeven van een duidelijk en veilig pedagogisch klimaat.Het is belangrijk dat er nauw toezicht blijft vanuit de reclassering om te monitoren of er aan belangrijke voorwaarden wordt voldaan, waaronder het volgen van behandeling en het hebben van een passende dagbesteding/opleiding. Gedacht wordt aan ITB.
De rechtbank zal gelet hierop verdachte verminderd toerekeningsvatbaar verklaren ten aanzien van alle feiten.
Verder is het uitgebrachte adviesrapport van de Raad meegewogen dat – kort en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende inhoudt.
De Raad schat de kans op herhaling van seksueel grensoverschrijdend gedrag minder hoog in dan de deskundige, aangezien de Raad ziet dat er met name een ‘antisociaal’ profiel naar voren komt en in mindere mate een ‘seksueel’ profiel.
Over het algemeen ziet de Raad dat het de afgelopen periode beter gaat met verdachte.
De zorgen over verdachte en zijn opvoedomgeving zijn afgenomen. Zo hebben de ouders meer zicht op verdachte en zijn er minder zorgen over de contacten die hij heeft. Verdachte groeit op in een omgeving waarbij veel betrokkenheid is. Zijn ouders lijken meer grip te hebben op hem en er worden stapjes gezet in de verbetering van de communicatie in het gezin. Verdachte stelt zich begeleidbaar op richting de jeugdreclassering en staat open voor de coach die recent is gestart. Ook is de hulp die ouders ontvangen vanuit Basic Trust helpend voor hen.
De Raad ziet ook zorgen, met name over de vaardigheden die verdachte heeft en de houding van verdachte wat betreft de verdenkingen. Het lijkt voor verdachte moeilijk om woorden te
geven aan zijn gevoelens en gedachten en lastig om te overzien wat het gevolg is van mogelijk gedrag en lastig om zijn impulsen te beheersen.
Ook ziet de Raad dat het voor verdachte lastig lijkt te zijn om dingen voor een langere tijd vol te houden, zoals een opleiding of een bijbaan. Ook zijn er zorgen over middelengebruik en over de manier waarop hij met geld omgaat.
De Raad vindt het passend dat verdachte een deels voorwaardelijke werkstraf wordt opgelegd, met aftrek van zijn voorarrest. Zo wordt er aan hem een signaal afgegeven dat zijn gedrag gevolgen heeft. De Raad is van mening dat een straf in de vorm van jeugddetentie niet zal bijdragen aan het verkleinen van de kans op herhaling. De Raad vindt het belangrijk dat de positieve dingen in zijn leven, zoals zijn nieuwe bijbaan en coaching, doorgang blijven vinden en de kans op herhaling kunnen verkleinen.
Behandeling, zoals omschreven in het Pro Justitia rapport, wordt op termijn noodzakelijk
geacht. Dit om verdachte zijn ratio en emotie meer op elkaar te leren afstemmen. Hierbij wordt gedacht aan individuele behandeling gericht op het leren reguleren van emoties, het leren accepteren van grenzen, middelengebruik en seksualiteit. Ook systemische
gesprekken kunnen hieraan bijdragen, ter bevordering van het herstel van de
onderlinge gezinsrelaties en begeleiding voor ouders bij het opnieuw vormgeven
van een duidelijk en veilig pedagogisch klimaat.
De Raad vindt het belangrijk dat deze trajecten niet tegelijkertijd lopen, om zo verdachte en zijn gezin niet te overvragen. De Raad realiseert zich ook dat motivatie belangrijk is voor het
aangaan van behandeling en de Raad vindt het belangrijk dat hier binnen het coaching traject aandacht voor blijft. De Raad vindt het daarom wel belangrijk dat de mogelijkheid tot behandeling in de bijzondere voorwaarden wordt opgenomen en door de jeugdreclassering kan worden ingezet.
De Raad adviseert een (deels) voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen, onder de bijzondere voorwaarden dat verdachte
• volgens zijn (les)rooster aanwezig is bij zijn dagbesteding en hij zich inzet voor
het behouden van zijn dagbesteding;
• meewerkt aan coaching;
• meewerkt aan de nog op te starten behandeling. Op een later termijn zal door
de jeugdreclassering een passende behandeling worden ingezet zoals FACT bij
Youz (of een soortgelijke instelling);
• geen (in)direct contact heeft met slachtoffer(s).
Alles onder toezicht van de Jeugd- en Gezinsbeschermers te Haarlem..
De Raad acht het passend dat de voorwaardelijke straf die in december 2022 aan verdachte is opgelegd, ten uitvoer wordt gelegd.
De Raad heeft ter zitting het advies gehandhaafd en hieraan het volgende toegevoegd.
Vanuit het persoonlijkheidsonderzoek is er niet helemaal hetzelfde beeld van verdachte als de Raad heeft. De Raad is van mening dat, vanuit de adoptieproblematiek, een andere aanpak wenselijk is. Straffen en belonen werkt niet. Vertrouwen geven is wel helpend. De Raad wil dat de coach blijft doorgaan met verdachte, dat er gewerkt wordt aan vertrouwen en dat hij vervolgens klaar is voor een behandeling, en dat de ouders ook daarin worden meegenomen.
Ter zitting heeft [vertegenwoordiger GI] , werkzaam bij de Jeugd- en Gezinsbeschermers, aangegeven achter het advies van de Raad te staan. De verdachte is nu in positieve zin in beweging gekomen en zijn coach kan hem daarbij verder helpen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een te strak kader zoals geadviseerd door de psycholoog, niet wenselijk is. De rechtbank volgt daarin het advies van de Raad en is van oordeel dat een deels voorwaardelijke werkstraf van na te noemen aantal uren moet worden opgelegd, met een proeftijd van twee jaren en onder oplegging van de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden.
De rechtbank zal niet de dadelijke uitvoerbaarheid bevelen, zoals door de officier van justitie is gevorderd, nu dit alleen bij een opgelegde vrijheidsstraf kan worden bevolen.