ECLI:NL:RBNHO:2024:10333

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 oktober 2024
Publicatiedatum
9 oktober 2024
Zaaknummer
11018697 \ CV EXPL 24-907
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetten huurovereenkomst na beëindiging relatie met belangenafweging voor minderjarig kind

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 9 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee partijen, [eiser] en [gedaagde], die een affectieve relatie hebben gehad en samen een minderjarig kind, [zoon], hebben. Na de beëindiging van hun relatie in september 2023, heeft [eiser] een vordering ingesteld om de huurovereenkomst van hun gezamenlijke woning voort te zetten, met uitsluiting van [gedaagde]. Hij beroept zich op zijn ziekte, MS, en de aanpassingen die in de woning zijn gedaan om aan zijn behoeften te voldoen.

[gedaagde] heeft de vordering betwist en een tegenvordering ingediend om de huurovereenkomst met uitsluiting van [eiser] voort te zetten. Zij stelt dat het belang van hun minderjarige zoon, die momenteel bij haar woont, zwaarder weegt dan dat van [eiser]. De kantonrechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen, waarbij het belang van het kind, zoals vastgelegd in artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK), zwaar meeweegt.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] het huurrecht van de woning toegewezen krijgt, omdat het belang van [zoon] bij een stabiele thuissituatie voorop staat. De aanpassingen in de woning voor [eiser] zijn niet doorslaggevend genoeg om zijn belang boven dat van [gedaagde] en [zoon] te stellen. De vordering van [eiser] is afgewezen, en hij is veroordeeld om de woning binnen een week te verlaten. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 11018697 \ CV EXPL 24-907 (rvk)
Uitspraakdatum: 9 oktober 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats 1]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. B.T.A. Visser
[toevoegingsnr.: [nummer 1] ]
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats 2]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. M. Heimensem
[toevoegingsnr.: [nummer 2] ]

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 21 maart 2024 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend.
1.2.
Op 16 september 2024 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [gedaagde] heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.

2.De feiten

2.1.
[eiser] en [gedaagde] hebben een affectieve relatie gehad. Zij hebben samen een zoon, [zoon] , geboren op [datum] en nu dus nog minderjarig (hierna: [zoon] ). De relatie tussen [eiser] en [gedaagde] is in september 2023 geëindigd.
2.2.
[eiser] en [gedaagde] huren sinds 18 april 2023 de woning aan [adres] in [plaats 1] van ‘De Woonschakel Westfriesland’. [eiser] en [gedaagde] hebben beiden het huurcontract als huurder ondertekend, zij huren de woning dus gezamenlijk.
2.3.
[eiser] is na het verbreken van de relatie bij zijn moeder gaan wonen die in de buurt woont. [gedaagde] is met [zoon] in de woning blijven wonen.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter bepaalt dat [eiser] , met uitsluiting van [gedaagde] , de huurovereenkomst zal voortzetten.
3.2.
Hij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat zijn belang om in de woning te kunnen blijven wonen zwaarder moet wegen dan het belang van [gedaagde] . [eiser] heeft namelijk de ziekte MS (Multiple Sclerose) en hij heeft daardoor verminderde spierkracht en lijdt aan vermoeidheid. [eiser] is rolstoelafhankelijk en vanwege zijn ziekte zijn er aanpassingen in de woning gedaan, zoals een traplift en verhoogd toilet.

4.Het verweer en de tegenvordering

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat het belang van hun minderjarige zoon [zoon] en haar belang om in de woning te blijven zwaarder moeten wegen dan het belang van [eiser] . Bij de te treffen omgangsregeling zal uitgangspunt zijn dat [zoon] bij zijn moeder blijft wonen. Verder is er bij [zoon] sprake van ontwikkelingsproblematiek en dat maakt dat hij er een bijzonder belang bij heeft om in de huidige woning te kunnen blijven wonen.
4.2.
[gedaagde] vordert op haar beurt, bij wijze van tegenvordering dat de kantonrechter bepaalt dat [gedaagde] , met uitsluiting van [eiser] , de huurovereenkomst zal voortzetten. Zij legt aan de tegenvordering hetzelfde ten grondslag als aan haar verweer, namelijk dat het belang van [zoon] en [gedaagde] zwaarder moet wegen dan dat van [eiser] .
4.3.
[eiser] betwist de tegenvordering.

5.De beoordeling

de vordering en de tegenvordering
5.1.
De vordering en de tegenvordering lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
5.2.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] het gebruik van de woning mag voortzetten. Dit oordeel wordt hierna toegelicht.
5.3.
[eiser] en [gedaagde] zijn allebei contractueel medehuurder van de woning en zij willen allebei het exclusieve huurrecht van de woning; zij beroepen zich ook allebei op dezelfde grondslag, namelijk artikel 7:267 lid 7 BW. De kantonrechter zal een belangenafweging moeten maken. Bij die belangenafweging weegt ook het belang van het minderjarige kind zwaar mee.
5.4.
Voor zowel [eiser] als [gedaagde] is het heel belangrijk om in de woning te kunnen blijven wonen. Voor [eiser] speelt dat hij vanwege zijn ziekte afhankelijk is van zijn netwerk in de buurt en voor [gedaagde] speelt dat zij voor haar werk van de fiets afhankelijk is en ook zij haar netwerk in de buurt heeft opgebouwd. Globaal gaan de belangen van beide partijen gelijk op. In deze zaak speelt echter mee dat [zoon] momenteel bij zijn moeder in de woning woont en dat op de zitting is gebleken dat [eiser] en [gedaagde] een omgangsregeling gaan treffen waarbij het de bedoeling is dat dat ook in de toekomst zo blijft. De kantonrechter moet de belangen van [zoon] zwaar laten meewegen. Dat is bepaald in artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK).
5.5.
De kantonrechter weegt mee dat minderjarige kinderen baat hebben bij een stabiele thuissituatie en omgeving. Dit betekent op zich al dat het huurrecht aan [gedaagde] toegewezen moet worden omdat [zoon] voor de relatiebreuk ook al in de woning woonde en nu nog steeds, en hij er dus belang bij heeft dat dit zo blijft. Daarbij is ook van belang dat [zoon] sinds kort naar een school voor speciaal onderwijs op 4 minuten afstand van de woning gaat en dat hij volgens zijn moeder moeite heeft met prikkels waardoor een verhuizing op hem veel indruk zal maken. [gedaagde] heeft dit onderbouwd met een ‘Toelaatbaarheidsverklaring Speciaal Onderwijs’ en twee bijbehorende deskundigenadviezen en een advies van de ergotherapeut. [eiser] heeft betwist dat [zoon] problemen heeft met prikkelverwerking, maar heeft dit niet verder uitgewerkt, zodat de kantonrechter aan die betwisting voorbijgaat. Dit betekent dat wat in het algemeen voor minderjarige kinderen geldt, voor [zoon] nog meer geldt. Zijn belang zal de doorslag geven en dat betekent dat het huurrecht van de woning aan [gedaagde] toegewezen wordt.
5.6.
De omstandigheid dat in de woning aanpassingen zijn gedaan zoals een traplift en een verhoogd toilet, weegt niet zo zwaar dat het belang van [zoon] daarvoor moet wijken. De traplift is verstrekt op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning en kan door [eiser] meegenomen worden naar zijn nieuwe woning. Over het verhoogd toilet is niet duidelijk geworden ten behoeve van wie dat is geplaatst, maar het toilet is op dezelfde basis verstrekt en kan meegenomen worden of opnieuw worden aangevraagd.
5.7.
De kantonrechter zal daarom de (tegen)vordering van [gedaagde] toewijzen dat [eiser] het huurrecht niet langer voortzet en [gedaagde] met uitsluiting van [eiser] gerechtigd is tot het gebruik van de woning. De kantonrechter acht het redelijk dat [eiser] de woning binnen één week na het betekenen van het vonnis definitief verlaat en de sleutels aan [gedaagde] geeft. [eiser] woont momenteel al ergens anders en op deze manier heeft hij de tijd om ook zijn laatste bezittingen op te halen en de traplift desgewenst te laten verwijderen. Over de inboedel hoeft verder niets beslist te worden omdat de gemachtigde van [gedaagde] op de zitting heeft verklaard dat punt te laten vallen.
5.8.
Omdat een rechterlijke uitspraak over het toewijzen van het huurrecht werking heeft tegenover de verhuurder heeft is het overbodig om dit hierna onder de kop ‘de beslissing’ nog eens te bevestigen, zoals [gedaagde] verlangt.
5.9.
[gedaagde] vordert verder dat voor het geval [eiser] niet meewerkt aan het opzeggen van de huurovereenkomst en het tekenen van documenten, hij daartoe op straffe van een dwangsom veroordeeld moet worden. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagde] geen belang bij dit deel van haar vordering omdat de uitspraak in dit vonnis maakt dat [eiser] het huurrecht niet langer voortzet – een opzegging van zijn kant of het tekenen van documenten is daarvoor niet nodig. Dit onderdeel van de vordering van [gedaagde] zal worden afgewezen.
5.10.
Het voorgaande betekent tot slot dat de vordering van [eiser] zal worden afgewezen.
5.11.
Gelet op de relatie tussen partijen worden de proceskosten in de zaak van de vordering en in de zaak van de tegenvordering gecompenseerd. Dat betekent dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
de tegenvordering
6.3.
bepaalt dat [gedaagde] , met uitsluiting van [eiser] , het huurrecht van de woning aan [adres] te [plaats 1] met ingang van 9 oktober 2024 voortzet;
6.4.
veroordeelt [eiser] om binnen één week na betekening van dit vonnis de woning definitief te verlaten en de sleutels aan [gedaagde] af te geven;
6.5.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
6.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.7.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Merkus en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter