Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
2.De beoordeling
Partijen zijn op [datum] te Egypte gescheiden, welke echtscheiding is verwerkt in de Basisregistratie Personen (BRP).
is het verzoek van de vrouw de kinderen aan haar toe te vertrouwen, afgewezen.
Als regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: de zorgregeling) is bepaald dat kinderen één uur per week onder begeleiding contact hebben met de vrouw. De Raad werd verzocht, vooruitlopend op de bodemprocedure, onderzoek te verrichten ten aanzien van de zorgregeling.
Uit dit huwelijk is geboren [de minderjarige 6] , op [geboortedatum] .
Subsidiair verzoekt de man de echtscheiding tussen partijen uit te spreken.
Hoewel er in voornoemde beschikking van 25 mei 2022 vanuit werd gegaan dat sprake was van een niet in Nederland voor erkenning vatbare echtscheiding, komt de rechtbank thans
tot een ander oordeel. De echtscheiding is in Egypte uitgesproken en kennelijk is niet geweigerd de huwelijksontbinding in te BRP te registreren (art. 2.8 lid 2 jo. 2.10 lid 2 Wet BRP en art. 10:57 jo. 10:58 BW).
De vrouw heeft tegen die inschrijving in de BRP geen bezwaar gemaakt en kan dit niet voorleggen aan de civiele rechter.
De rechtbank gaat er aldus vanuit dat de Egyptische echtscheidingsbeslissing terecht is erkend en in het verlengde daarvan is ingeschreven in de BRP.
De Raad heeft aan dit advies ten grondslag gelegd dat een structurele zorgregeling op dat moment niet in het belang van de kinderen werd geacht. Er is te veel onduidelijk en er zijn te veel zorgen, maar dat de kinderen (in ieder geval [de minderjarige 5] , [de minderjarige 4] en [de minderjarige 3] ) veel last hebben van wat zich heeft afgespeeld en dat ze klachten beschrijven die passen bij een trauma,
was wel duidelijk.