ECLI:NL:RBNHO:2024:10306

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
8 oktober 2024
Zaaknummer
15/146223-21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor meerdere feiten van aanranding van de eerbaarheid van jonge vrouwen

Op 8 oktober 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 23-jarige man, die werd beschuldigd van feitelijke aanranding en poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De verdachte werd veroordeeld voor het aanranden van acht jonge vrouwen in de periode van 2 tot 3 juni 2021, waarbij hij hen op ongepaste wijze aanraakte terwijl zij op straat fietsten. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefsters betrouwbaar waren, ondanks de verdediging die stelde dat er sprake was van beïnvloeding tussen de getuigen. De rechtbank vond voldoende bewijs in de verklaringen van de slachtoffers, het signalement van de verdachte en de videobeelden die op de telefoon van de verdachte waren aangetroffen. De verdachte ontkende de feiten, maar de rechtbank concludeerde dat hij zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 120 dagen, waarvan 78 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uur. Tevens werd er een vormverzuim vastgesteld in de aanhouding van de verdachte, maar dit had geen grote invloed op de strafmaat. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij onvoldoende bewijs hadden geleverd voor geestelijk letsel.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Strafrecht, zittingsplaats Haarlem
Parketnummer: 15/146223-21
Uitspraakdatum: 8 oktober 2024
Vonnis van de rechtbank Noord-Holland, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 24 september 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het standpunt van de officier van justitie,
mr. B. Rademacher, en van wat door de verdachte en zijn raadsman, mr. V. Mes, naar voren is gebracht.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van wat de raadsman mr. M. de Klerk naar voren heeft gebracht namens de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 7] en [slachtoffer 6] .

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Feit 1:aanranding van [slachtoffer 1] op 2 juni 2021 te Oostzaan;
Feit 2: aanranding van [slachtoffer 2] op 2 juni 2021 te Koog aan de Zaan;
Feit 3: aanranding van [slachtoffer 3] op 2 juni 2021 te Koog aan de Zaan;
Feit 4: aanranding van [slachtoffer 4] op 3 juni 2021 te Oostzaan;
Feit 5: aanranding van [slachtoffer 5] op 3 juni 2021 te Oostzaan;
Feit 6: poging tot aanranding van [slachtoffer 6] op 3 juni 2021 te Oostzaan;
Feit 7: poging tot aanranding van [slachtoffer 7] op 3 juni 2021 te Oostzaan;
Feit 8: aanranding van [slachtoffer 8] op 3 juni 2021 te Oostzaan;
Feit 9: aanranding van [slachtoffer 9] op 2 juni 2021 te Landsmeer.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Beoordeling van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat er sprake is van zogeheten ‘collaborative storytelling’, waarbij meerdere aangeefsters elkaars verklaringen onbewust zouden hebben beïnvloed. Hierdoor is naar de mening van de verdediging de betrouwbaarheid van hun verklaringen aangetast. Daarnaast heeft de raadsman bepleit dat de aangeefsters onvoldoende specifieke uiterlijke kenmerken van de dader hebben genoemd om tot een onderscheidend signalement te komen. Ook heeft de raadsman aangevoerd dat meerdere details in hun verklaringen niet overeenkomen met het signalement van de verdachte en de scooter waarop hij reed.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Inleiding
Op 2 juni en 3 juni 2021 vindt een serie aanrandingen plaats in en nabij het recreatiegebied Het Twiske. In totaal doen negen jonge meisjes – in leeftijd variërend van 12 tot 18 jaar – aangifte van (poging tot) aanranding. Naar aanleiding van een doorgegeven kentekencombinatie, die grotendeels overeenkomt met het kenteken van de scooter die op naam van de vader van de verdachte staat, komt de verdachte in beeld. De verdachte verklaart dat hij op 3 juni 2021 inderdaad in Het Twiske was en dat hij op de scooter van zijn vader heeft gereden, maar hij ontkent dat hij de (pogingen tot) aanrandingen heeft gepleegd.
4.3.2.
De betrouwbaarheid van de aangeefsters
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat enkele aangeefsters elkaar – in meer of mindere mate – kennen en ook contact met elkaar hebben gehad over de incidenten. Uit niets blijkt echter dat hun verklaringen (on)bewust op elkaar zouden zijn afgestemd. Het is naar het oordeel van de rechtbank alleszins invoelbaar dat jonge meiden, die zojuist een ingrijpende gebeurtenis hebben meegemaakt, de impact hiervan met hun vriendinnen bespreken. De betreffende aangeefsters hebben verklaard dat zij hierbij enkel over het signalement van de dader hebben gesproken om te kijken of het om dezelfde persoon ging. Daarbij komt dat hun verklaringen op detailniveau wat betreft signalement en aanranding juist enigszins van elkaar afwijken, waardoor niet van enige afstemming of beïnvloeding is gebleken. Wel hebben zij allen consistent en voldoende gedetailleerd verklaard, waardoor de rechtbank van oordeel is dat hun verklaringen betrouwbaar zijn en om die reden als redengevend voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Daarnaast merkt de rechtbank op dat een deel van de aangeefsters ook heeft verklaard geen van de andere aangeefsters te kennen. Ook zij hebben in grote lijnen hetzelfde verklaard over het signalement van de dader en zijn scooter, alsmede over zijn werkwijze.
4.3.3.
Ten aanzien van de feiten 1, 2, 3, 5, 6, 7, 8 en 9
Uit de overeenkomsten in de verklaringen van de aangeefsters volgt een vrij algemeen signalement van de dader. Het betrof een gezette man tussen de 18 en 30 jaar oud, met donkerkleurige kleding, op een zwarte scooter voorzien van een windscherm en een blauw kenteken. Ook zou de man een zonnebril dragen en gezichtsbeharing hebben. De rechtbank overweegt in dit verband dat de onderdelen van het signalement dat door de aangeefsters is opgegeven ieder op zich genomen wellicht weinig typerend zijn, maar dat de combinatie van alle kenmerken, in samenhang bezien, een overtuigend geheel vormt in de zin dat het steeds om dezelfde persoon gaat. Naar het oordeel van de rechtbank is verder sprake van een overeenkomende werkwijze, die bij alle zaken min of meer gelijk is. Aangeefsters hebben verklaard dat zij onverhoeds van achteren door een man op een scooter werden vastgepakt of geknepen bij/in hun borst, bil of vagina. Verder is er sprake van een overeenkomende geografische ligging van de plaatsen delict, die allen in de buurt van het recreatiegebied Het Twiske liggen. Daarbij komt dat de aanrandingen in een tijdsbestek van slechts twee dagen hebben plaatsgevonden. De rechtbank is gelet op deze omstandigheden van oordeel dat de man die door de aangeefsters wordt genoemd één en dezelfde persoon betreft.
Daar komt nog bij dat ook getuige [getuige 1] verklaart op 2 juni en 3 juni 2021 een man met een gelijkluidend signalement te hebben gezien. Beide dagen werd zij ingehaald door een man op een zwarte scooter die verdacht dicht langs haar reed. Op 3 juni leek het ook alsof de man haar aan het opwachten was. Het betrof volgens haar op beide dagen dezelfde man. Getuige [getuige 1] heeft het kenteken van de scooter onthouden en thuis genoteerd. Het door haar genoteerde kenteken, [kentekennummer A] , is vervolgens aan de politie doorgegeven. Uit een zoekslag in de politiesystemen bleek dit kenteken echter niet te kunnen kloppen, aangezien een kentekencombinatie meestal bestaat uit een combinatie van een letter, drie cijfers en dan twee letters. Om die reden is de tweede ‘D’ vervangen door cijfers van 0 tot en met 9. Hieruit volgden tien mogelijke kentekencombinaties, waarvan de kentekencombinatie [kentekennummer B] als enige correspondeerde met een scooter die op naam stond van iemand die woonachtig was in de directe omgeving van Het Twiske, te weten de vader van de verdachte. Zowel de verdachte als zijn vader zijn woonachtig op een adres in [woonplaats verdachte] , op slechts vijf minuten rijden van de plek waar getuige [getuige 1] de man zou hebben gezien.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 3 juni 2021 inderdaad op de scooter van zijn vader heeft gereden en in Het Twiske is geweest. Ook zou hij regelmatig donkergekleurde kleding dragen.
De rechtbank acht het voor het bewijs verder redengevend dat op de telefoon van de verdachte meerdere videobestanden – gemaakt op 2 en 3 juni 2021 – zijn aangetroffen waarop beelden van fietsende meisjes en (ontblote) meisjes-/vrouwenbenen te zien zijn. De videobestanden zijn gemaakt vanaf een scooter en de meeste bestanden zijn opgenomen in de omgeving van Het Twiske. Drie van de gefilmde vrouwen worden bovendien herkend als aangeefsters [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] . De verdachte heeft ter terechtzitting geen verklaring gegeven voor de aanwezigheid van deze filmpjes op zijn telefoon.
De rechtbank concludeert dat de verdachte op basis van zijn eigen verklaring op 3 juni 2021 in Het Twiske geplaatst kan worden, rijdend op de scooter van zijn vader. Gelet op de verklaring van getuige [getuige 1] , die de bestuurder van deze scooter op beide dagen heeft gezien, heeft de verdachte naar het oordeel van de rechtbank ook op 2 juni 2021 in, dan wel in de buurt van Het Twiske gereden. De verdachte en zijn scooter passen bovendien naadloos in het signalement van de aangiftes die zien op zowel 2 juni als 3 juni 2021. Daar komt bij dat op videobestanden op de telefoon van de verdachte die op deze twee dagen zijn gemaakt, beelden van jonge meisjes en vrouwen – waaronder drie aangeefsters – zijn aangetroffen. De rechtbank leidt hieruit af dat de verdachte op deze dagen kennelijk op zoek was naar een seksuele ‘kick’, zoals ook volgt uit het opvallend hoge aantal zoekopdrachten op pornografische websites gedurende deze twee dagen. [1] Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte degene is geweest die zich aan de ten laste gelegde feiten schuldig heeft gemaakt.
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten de handelingen van de verdachte een ontuchtig karakter hebben. Voor het aannemen van een andere feitelijkheid als bedoeld in artikel 246 (oud) van het Wetboek van Strafrecht is voldoende dat het slachtoffer door gebruikmaking door de verdachte van bepaalde feiten of omstandigheden gedwongen wordt de ontuchtige handelingen te ondergaan. Voor de aangeefsters in feit 1, 2, 3, 5, 8 en 9 geldt op basis van de aangiftes dat de verdachte hen onverhoeds van achteren heeft vastgepakt of betast en/of aangeraakt bij hun borst, bil of vagina, terwijl de ontuchtige handelingen werden verricht door een voor aangeefsters volkomen vreemde. Ten aanzien van de feiten 6 en 7 is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de aangeefsters heeft geprobeerd aan te raken bij hun borst. Bij aangeefster [slachtoffer 6] greep de verdachte hier net onder en bij aangeefster [slachtoffer 7] raakte hij met zijn hand net niet haar lichaam. Dat hij hen probeerde aan te raken op de borsten blijkt uit het feit dat de verdachte direct daarvoor aangeefster [slachtoffer 5] op de borst betaste, waarna hij dezelfde beweging in de richting van de andere aangeefsters maakte. Gelet op hun verklaringen is daarmee wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte een poging heeft gedaan om hen ontuchtig aan te raken.
4.3.4.
Vrijspraak feit 4
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van de aan hem ten laste gelegde aanranding van aangeefster [slachtoffer 4] . In haar verklaring bij de rechter-commissaris heeft zij namelijk verklaard dat de man haar niet echt heeft aangeraakt en het bij een poging is gebleven. Ook haar vriendin, getuige [getuige 2] , heeft verklaard dat ‘het leek alsof de man haar (aangeefster [slachtoffer 4] ) probeerde aan te raken’. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een voltooide aanranding, zoals tenlastegelegd, en de verdachte dus vrijgesproken moet worden van dit feit.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIopgenomen bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte:
Feit 1
op 2 juni 2021 te Nederland door een andere feitelijkheid [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, bestaande uit
- het knijpen in, de bil van voornoemde [slachtoffer 1]
en bestaande die andere feitelijkheid uit
- het onverhoeds van achteren benaderen van voornoemde [slachtoffer 1] ;
Feit 2
op 2 juni 2021 te Nederland door een andere feitelijkheid [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, bestaande uit
- het betasten van de vagina van voornoemde [slachtoffer 2] ,
en bestaande die andere feitelijkheid uit
- het onverhoeds met een scooter naast die [slachtoffer 2] gaan rijden;
Feit 3
op 2 juni 2021 te Nederland door een andere feitelijkheid [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, bestaande uit
- het knijpen in de bil van voornoemde [slachtoffer 3]
en bestaande die andere feitelijkheid uit
- het onverhoeds van achteren benaderen van voornoemde [slachtoffer 3] ;
Feit 5
op 3 juni 2021 te Nederland door een andere feitelijkheid [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, bestaande uit
- het knijpen in de borst van voornoemde [slachtoffer 5]
en bestaande die andere feitelijkheid uit
- het onverhoeds van achteren benaderen van voornoemde [slachtoffer 5] ;
Feit 6
op 3 juni 2021 te Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om door een andere feitelijkheid [slachtoffer 6] te dwingen tot het dulden van een
ontuchtige handeling, bestaande uit
- het knijpen in de borst van voornoemde [slachtoffer 6]
en bestaande die andere feitelijkheid uit
- het onverhoeds van achteren benaderen van voornoemde [slachtoffer 6] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 7
op 3 juni 2021 te Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om door een andere feitelijkheid [slachtoffer 7] te dwingen tot het dulden van een
ontuchtige handeling, bestaande uit
- het aanraken van de borst van voornoemde [slachtoffer 7]
en bestaande die andere feitelijkheid uit
- het onverhoeds van achteren benaderen van voornoemde [slachtoffer 7] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 8
op 3 juni 2021 te Nederland door een andere feitelijkheid [slachtoffer 8] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, bestaande uit
- het knijpen in de borst van voornoemde [slachtoffer 8]
en bestaande die andere feitelijkheid uit
- het onverhoeds van achteren benaderen van voornoemde [slachtoffer 8] ;
Feit 9
op 2 juni 2021 te Nederland door een andere feitelijkheid [slachtoffer 9] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, bestaande uit
- het knijpen in de bil van voornoemde [slachtoffer 9]
en bestaande die andere feitelijkheid uit
- het onverhoeds van achteren benaderen van voornoemde [slachtoffer 9] ;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd.
Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 138 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van twee jaar. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte een taakstraf voor de duur van 240 uren wordt opgelegd.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om – indien er een straf aan verdachte opgelegd wordt – de door de officier van justitie geëiste straf fors te matigen. De raadsman stelt voor een taakstraf op te leggen, waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de tijd die verdachte omgerekend in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De raadsman heeft daarnaast verzocht om in het kader van de strafoplegging rekening te houden met de gevolgen van de strafzaak voor de verdachte, de overschrijding van de redelijke termijn met meer dan een jaar en met een onherstelbaar vormverzuim, te weten het onrechtmatig gebruik van handboeien bij de aanhouding van verdachte.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De verdachte heeft zich in een tijdsbestek van twee dagen schuldig gemaakt aan zes aanrandingen en twee pogingen daartoe. De slachtoffers waren meisjes/jonge vrouwen in de leeftijd van 12 tot 18 jaar. Uit het dossier volgt een beeld van een verdachte die doelmatig te werk ging, om op deze wijze zijn kennelijke seksuele behoeftes te bevredigen. Zo haalde hij de – voornamelijk fietsende – slachtoffers in met zijn scooter en pakte hij ze onverhoeds vast bij de met kleding bedekte billen, borsten of schaamstreek, waarna hij snel wegreed. Door zijn handelen heeft de verdachte een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en deze ondergeschikt gemaakt aan zijn eigen lusten. Daarbij heeft het handelen van de verdachte voor veel maatschappelijke beroering gezorgd. Met name de leeftijd van de slachtoffers, het korte tijdsbestek en het beperkte geografische gebied waarin de feiten zijn gepleegd, spelen daarbij een rol. De rechtbank rekent de verdachte dit alles aan.
Vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering
De verdediging heeft betoogd dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Bij de verdachte zijn bij zijn aanhouding, zonder dat de noodzaak daartoe is gemotiveerd, handboeien aangelegd en vervolgens is hij ook geboeid getransporteerd. Hiervoor is geen reden gegeven. Ook is niet gebleken van enige omstandigheid die zou duiden op vlucht of noodzaak hiertoe in verband met de veiligheid. De raadsman heeft betoogd dat de verdachte hierdoor nadeel heeft ondervonden. Aangezien de aanhouding op klaarlichte dag plaatsvond, is het aannemelijk geweest dat buren dit hebben gezien. Hierdoor is de goede naam van verdachte binnen zijn gemeenschap besmeurd. Gesteld is dat bij de strafmaat in het voordeel van de verdachte rekening moeten worden gehouden met deze schending.
De rechtbank is van oordeel dat de politie de verdachte bij zijn aanhouding de transportboeien heeft omgedaan, zonder dat uit het dossier blijkt of er vluchtgevaar dan wel gevaar voor de veiligheid zoals bedoeld in artikel 22 van de Ambtsinstructie voor de politie bestond. Het is niet voorgeschreven dat die redenen ook in een proces-verbaal van bevindingen moeten worden vermeld. Indien, zoals in de onderhavige zaak, door de verdediging een beroep is gedaan op het onrechtmatig toepassen van de handboeien, moet de rechtbank echter – op zijn minst genomen – marginaal toetsen of het voorschrift in artikel 22 van de Ambtsinstructie juist is toegepast. Uit de omstandigheden, zoals die uit het dossier naar voren komen, blijkt niet waarom de verbalisanten het nodig vonden de verdachte te boeien, zodat het er voor moet worden gehouden dat er in deze zaak geen feiten en omstandigheden waren die het gebruik van handboeien redelijkerwijs vereisten. Ook de officier van justitie heeft ter terechtzitting niet toegelicht wat de reden hiervoor was.
De rechtbank is van oordeel dat dit een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv oplevert. Of hieraan een rechtsgevolg moet worden verbonden moet worden beoordeeld aan de hand van de factoren die zijn genoemd in het tweede lid van dit artikel, te weten het belang van het geschonden voorschrift, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt. Het belang van het geschonden voorschrift is naar het oordeel van de rechtbank groot en daarmee ook de ernst van het verzuim daarvan. Hoewel de verdachte ter terechtzitting noch tegenover de politie heeft verklaard over het ondervonden nadeel door het aanleggen van transportboeien, kan de rechtbank zich voorstellen dat dit geen prettige ervaring voor hem moet zijn geweest. Daarnaast heeft de verdediging in het algemeen gesteld dat er sprake is van nadeel als gevolg van het onterecht moeten dragen van handboeien, en de daarmee gepaard gaande pijn, ongemak en onnodige vrijheidsbeperking. Dit nadeel wordt voor de verdachte, ook nu hij daar op geen enkel moment iets over heeft verklaard, als redelijk beperkt aangemerkt. Gelet op deze factoren, in samenhang bezien, ziet de rechtbank reden om met dit vormverzuim in strafmatigende zin enigszins rekening te houden.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft in het kader van de strafoplegging gekeken naar het strafblad van de verdachte van 16 augustus 2024, waaruit volgt dat hij niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 23 augustus 2024, waaruit volgt dat de verdachte de afgelopen tweeënhalf jaar aan alle schorsingsvoorwaarden heeft meegewerkt. Ook heeft de verdachte een behandeling bij De Waag succesvol afgerond, waardoor er meer inzicht is gekomen in zijn seksuele beleving, denkpatronen en emotioneel welzijn. Wel blijft het gissen naar eventuele risicofactoren en beschermende factoren in samenhang met het delictgedrag bij de verdachte, mede gelet op zijn ontkennende houding. Dit roept volgens de reclassering de vraag op of verdere reclasseringsbemoeienis en bijzondere voorwaarden nog kunnen bijdragen aan gedragsverandering en risicobeperking. Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de Pro Justitia rapportage betreffende de verdachte van 4 oktober 2021, waaruit volgt dat er geen aanwijzingen zijn voor psychische of seksuele stoornissen bij hem.
De op te leggen straf
Gezien de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van enige duur. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijk deel groter is dan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, omdat de redelijke termijn van berechting met een periode van één jaar en vier maanden is overschreden en sprake is van een vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv. In plaats van een gevangenisstraf wordt daarom een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. Gelet op de inhoud van het reclasseringsadvies ziet de rechtbank daarbij geen aanleiding om bijzondere voorwaarden op te leggen. De rechtbank ziet in het tijdsverloop ook aanleiding om een proeftijd voor de duur van één jaar op te leggen. Daarnaast ziet de rechtbank geen aanleiding om, zoals door de raadsman van de benadeelde partijen is verzocht, een contactverbod op te leggen met de aangeefsters. Uit niets is namelijk gebleken dat de verdachte de afgelopen drie jaar contact met hen heeft gezocht, of de intentie heeft om dit alsnog te doen.
Alles afwegende zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 120 dagen, waarvan 78 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar en met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf opleggen ter hoogte van 120 uren. Daarbij zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.De benadeelde partijen

9.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vorderingen van de benadeelde partijen geheel toe te wijzen, met daarbij de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – gelet op de bepleite vrijspraken – primair verzocht om de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren. Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat de vorderingen tot schadevergoeding niet-ontvankelijk moeten worden verklaard omdat de geleden immateriële schade onvoldoende is onderbouwd. Meer subsidiair heeft de raadsman verzocht de gevorderde bedragen te matigen.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat de verdachte de betreffende feiten heeft gepleegd. Dit betekent ook dat de verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partijen en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partijen te vergoeden. Toekenning van immateriële schade kan volgens de wet echter slechts in een paar gevallen.
Artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) geeft een limitatieve opsomming van gevallen waarin deze bepaling recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen. In dit geval, omdat niet is gebleken dat de benadeelde partijen fysiek letsel hebben opgelopen, zou het alleen kunnen gaan om ‘een aantasting in de persoon op andere wijze’.
Van een dergelijke aantasting is in ieder geval sprake indien een benadeelde partij geestelijk
letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens
moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval
psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan
van geestelijk letsel kan worden vastgesteld.
Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is
niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan
voor de benadeelden meebrengen dat van de in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW
bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In een dergelijk geval zal
degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten
onderbouwen, dan wel dienen de aard en de ernst van de normschending mee te brengen dat
de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelden zo voor de hand
liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Hiervan is niet reeds
sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht.
De rechtbank beseft dat een aanranding gevoelens van onveiligheid en angst tot
gevolg kan hebben en dat slachtoffers hiervan lange tijd last kunnen blijven houden, zoals ook is gebleken uit de ter terechtzitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 3] . Hoewel deze gevoelens invoelbaar en voorstelbaar zijn, impliceren deze echter niet zonder meer ‘geestelijk letsel’ bij de benadeelden en zijn deze ook anderszins niet zonder meer aan te merken als een ‘aantasting in de persoon’ zoals bedoeld in artikel 6:106 BW.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het bestaan van (geestelijk) letsel bij de benadeelde
partijen niet naar objectieve maatstaven worden vastgesteld. De aantasting in de persoon is
ook niet zodanig met concrete gegevens onderbouwd dat de aard en de ernst van de
normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelden meebrengen dat van een
dergelijke aantasting sprake is. Evenmin brengen de aard en de ernst van de normschending, gelet op de relatief korte duur van de aanrandingen, zonder meer mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelden zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank wil hierbij benadrukken dat zij hiermee niet beoogt om de ervaringen van de benadeelde partijen te bagatelliseren. Op dit moment zijn echter te weinig concrete gegevens bekend om aan de hiervoor genoemde juridische toets te voldoen.
Op basis van het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partijen in beginsel in de gelegenheid moeten worden gesteld om nader te onderbouwen dat zij als gevolg van het handelen van verdachte (geestelijk) letsel hebben opgelopen. Omdat dit echter zou betekenen dat de onderliggende strafzaak moet worden aangehouden en dit een onevenredige belasting van het strafproces oplevert, zal de rechtbank de vorderingen niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partijen kunnen hun vorderingen bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partijen en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 22c, 22d, 45 en 246 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze bepalingen golden ten tijde van de bewezen verklaarde feiten.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder feit 1, 2, 3, 5, 6, 7, 8 en 9 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van de feiten 1, 2, 3, 5, 8 en 9:
Telkens: feitelijke aanranding van de eerbaarheid
Ten aanzien van de feiten 6 en 7:
Telkens: poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart de verdachte,
[naam verdachte], hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van
120 (honderdtwintig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
78 (achtenzeventig) dagen, van deze gevangenisstraf niet
tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van
1 (één) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvan
120 (honderdtwintig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig)dagen.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1]
niet-ontvankelijkin haar vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2]
niet-ontvankelijkin haar vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3]
niet-ontvankelijkin haar vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 5]
niet-ontvankelijkin haar vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 7]
niet-ontvankelijkin haar vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partijen en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Heft ophet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.D. Kleijne, voorzitter,
mrs. M. Ramondt en I.E. Voorberg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Bos, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 oktober 2024.
Bijlage I– tenlastelegging [naam verdachte]
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 2 juni 2021 te Oostzaan, gemeente Oostzaan, in elk geval in
Nederland door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of
een andere feitelijkheid, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden
van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit
- het knijpen in, in elk geval aanraken en/of betasten van de bil(len) van
voornoemde [slachtoffer 1]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met
geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit
- het (onverhoeds) van achteren benaderen van voornoemde [slachtoffer 1] en/of
- het zeer plotseling en/of onverhoeds knijpen in, in elk geval aanraken en/of
betasten van de bil(len) van voornoemde [slachtoffer 1] ;
2
hij op of omstreeks 2 juni 2021 te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad, in elk
geval in Nederland door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met
geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen
en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, bestaande uit
- het betasten van de vagina van voornoemde [slachtoffer 2] , althans het betasten tussen
de benen van voornoemde [slachtoffer 2]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met
geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit
- het (onverhoeds) met een scooter naast die [slachtoffer 2] gaan rijden en/of
- het zeer plotseling en/of onverhoeds betasten van de vagina van voornoemde
[slachtoffer 2] , althans het bestasten tussen de benen van voornoemde [slachtoffer 2] ;
3
hij op of omstreeks 2 juni 2021 te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad, in elk
geval in Nederland door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met
geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het plegen
en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit
- het knijpen in, in elk geval aanraken en/of betasten van de bil(len) van
voornoemde [slachtoffer 3] en/of
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met
geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit
- het (onverhoeds) van achteren benaderen van voornoemde [slachtoffer 3] en/of - het zeer plotseling en/of onverhoeds knijpen in, in elk geval aanraken en/of
betasten van de bil(len) van voornoemde [slachtoffer 3] ;
4
hij op of omstreeks 3 juni 2021 te Oostzaan, gemeente Oostzaan, in elk geval in
Nederland door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of
een andere feitelijkheid, [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van
een of meer ontuchtige handelingen, bestaande uit
- het knijpen in, in elk geval aanraken en/of betasten van de vagina van
voornoemde [slachtoffer 4]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met
geweld of die andere feitelijkhe(id(en) uit
- het (onverhoeds) van achteren benaderen van voornoemde [slachtoffer 4] en/of
- het zeer plotseling en/of onverhoeds knijpen in, in elk geval aanraken en/of
betasten van de vagina van voornoemde [slachtoffer 4] ;
5
hij op of omstreeks 3 juni 2021 te Oostzaan, gemeente Oostzaan, in elk geval in
Nederland door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of
een andere feitelijkheid, [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot het plegen en/of
dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit
- het knijpen in, in elk geval aanraken en/of betasten van de borst(en) van
voornoemde [slachtoffer 5]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met
geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit
- het (onverhoeds) van achteren benaderen van voornoemde [slachtoffer 5] en/of
- het zeer plotseling en/of onverhoeds knijpen in, in elk geval aanraken en/of
betasten van de borst(en) van voornoemde [slachtoffer 5] ;
6
hij op of omstreeks 3 juni 2021 te Oostzaan, gemeente Oostzaan, in elk geval in
Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid, [slachtoffer 6] te dwingen tot het plegen en/of dulden van een
of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit
- het knijpen in, in elk geval aanraken en/of betasten van de borst(en) van
voornoemde [slachtoffer 6]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit
- het (onverhoeds) van achteren benaderen van voornoemde [slachtoffer 6] en/of
- het zeer plotseling en/of onverhoeds uitsteken van en/of grijpen met zijn,
verdachtes hand in de richting van de borst(en) van voornoemde [slachtoffer 6]
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
7
hij op of omstreeks 3 juni 2021 te Oostzaan, gemeente Oostzaan, in elk geval in
Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid, [slachtoffer 7] te dwingen tot het plegen en/of dulden van een
of meer ontuchtige handelingen, bestaande uit
- het knijpen in, in elk geval aanraken en/of betasten van de borst(en) van
voornoemde [slachtoffer 7]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met
geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit
- het (onverhoeds) van achteren benaderen van voornoemde [slachtoffer 7] en/of
- het zeer plotseling en/of onverhoeds uitsteken van zijn, verdachtes hand in de
richting van de borst(en) van voornoemde [slachtoffer 7]
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
8
hij op of omstreeks 3 juni 2021 te Oostzaan, gemeente Oostzaan, in elk geval in
Nederland door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of
een andere feitelijkheid, [slachtoffer 8] heeft gedwongen tot het plegen en/of
dulden van een of meer ontuchtige handelingen, bestaande uit
- het knijpen in, in elk geval aanraken en/of betasten van de borst(en) van
voornoemde [slachtoffer 8]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met
geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit
- het (onverhoeds) van achteren benaderen van voornoemde [slachtoffer 8] en/of
- het zeer plotseling en/of onverhoeds knijpen in, in elk geval aanraken en/of
betasten van de borst(en) van voornoemd;
9
hij op of omstreeks 2 juni 2021 te Landsmeer, gemeente Landsmeer, in elk geval in Nederland door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of
een andere feitelijkheid, [slachtoffer 9] heeft gedwongen tot het plegen en/of
dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit
- het knijpen in, in elk geval aanraken en/of betasten van de bil(len) van
voornoemde [slachtoffer 9]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met
geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit
- het (onverhoeds) van achteren benaderen van voornoemde [slachtoffer 9] en/o
- het zeer plotseling en/of onverhoeds knijpen in, in elk geval aanraken en/of
betasten van de bil(len) van voornoemde [slachtoffer 9] .

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen van 25 augustus 2021 (dossierpagina’s 302 tot en met 333)