ECLI:NL:RBNHO:2024:10289

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 augustus 2024
Publicatiedatum
8 oktober 2024
Zaaknummer
C/15/355223 HA RK 24-104
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van de rechter in een civiele zaak

Op 1 augustus 2024 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan op een verzoek tot wraking van mr. F.C. Bakker, de rechter in een aanhangige civiele zaak. Het verzoek tot wraking werd ingediend door de verzoeker op 27 juli 2024, tien dagen na de zitting van de hoofdzaak die plaatsvond op 17 juli 2024. De verzoeker stelde dat hij tijd nodig had om zijn verzoek te formuleren, maar de wrakingskamer oordeelde dat dit geen goede rechtvaardiging was voor de vertraging in de indiening van het verzoek. Volgens artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering moet een verzoek tot wraking worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden waarop het verzoek is gebaseerd, aan de verzoeker bekend zijn geworden. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek niet-ontvankelijk was omdat het te laat was ingediend. Hierdoor kon de rechter in de hoofdzaak zijn werkzaamheden voortzetten zonder verdere vertraging.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

[jw.sys.1.zaaknr] / [jw.sys.1.rolnummer_rekestnr][datum_beslissing]
Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/15/355223 HA RK 24-104
Beslissing van 1 augustus 2024
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
Het verzoek is gericht tegen:
mr. F.C. Bakker,
hierna te noemen: de rechter.

1.Procesverloop

1.1
Verzoeker heeft op 27 juli 2024 schriftelijk de wraking verzocht van de rechter in de bij deze rechtbank, team F&J Haarlem, locatie Haarlem aanhangige zaak met als zaaknummer C/15/ 351659 FA RK 24-2018, hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2
De rechter heeft schriftelijk bericht niet in de wraking te berusten.
1.3
De wrakingskamer heeft afgezien van behandeling van het verzoek op een zitting omdat sprake is van een kennelijk ongegrond verzoek als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank.

2.De beoordeling

2.1
Op grond van artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering moet een verzoek tot wraking worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden waarop het verzoek is gebaseerd, aan de verzoeker bekend zijn geworden.
2.2
Zijn verzoek heeft verzoeker gebaseerd op feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan op de zitting in de hoofdzaak op woensdag 17 juli 2024, waarop verzoeken over het gezag over zijn kinderen aan de orde waren.
2.3
Verzoeker heeft zijn verzoek per e-mail ingediend op zaterdag 27 juli 2024. Daarmee heeft verzoeker het verzoek niet ingediend zodra de feiten en omstandigheden hem bekend waren geworden. Weliswaar kan ook nog één of enkele dagen na de zitting, waarop het verzoek is gebaseerd, een verzoek tot wraking worden ingediend, maar tien dagen later is daarvoor gelet op de formulering en strekking van artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering te laat.
2.4
Verzoeker heeft geen overtuigende argumenten aangevoerd, die rechtvaardigen dat hij zo lang heeft gewacht met indiening van het verzoek. Dat hij die tijd nodig had om zijn verzoek te formuleren, zoals hij nog heeft aangevoerd, is daarvoor geen goede rechtvaardiging.
2.5
De rechtbank kan daarom niet overgaan tot een inhoudelijke behandeling van het verzoek en zal het verzoek niet-ontvankelijk verklaren. Dat betekent dat de rechter voort kan gaan met de behandeling van de zaak.

3.Beslissing

De rechtbank
3.1
verklaart het verzoek tot wraking van de rechter niet-ontvankelijk,
3.2
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechter en de wederpartij in de hoofdzaak een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden.
3.3
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.H.M. Bruin, voorzitter, mr. M. Kraefft en mr. C.S. Schoorl, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van B.L. Siekman, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2024.[concipiënt_initialen]
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.