In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 7 oktober 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot opheffing van het bewind over een betrokkene die lijdt aan Alzheimer. De bewindvoerder had verzocht het bewind op te heffen, stellende dat de noodzaak voor het bewind niet meer aanwezig was. De kantonrechter heeft echter vastgesteld dat de betrokkene, vanwege haar geestelijke toestand, niet in staat is haar vermogensrechtelijke belangen te behartigen. De bewindvoerder had eerder geen deugdelijke rekening en verantwoording kunnen overleggen, wat leidde tot een negatief verschil van € 7.794,00. Dit heeft de kantonrechter doen besluiten dat de noodzaak voor het bewind nog steeds aanwezig is.
Daarnaast heeft de kantonrechter ambtshalve de bewindvoerder ontslagen wegens gewichtige redenen, omdat deze niet in staat was een deugdelijke rekening en verantwoording af te leggen. De kantonrechter heeft vervolgens Bewindvoering aan Zee B.V. benoemd als opvolgend bewindvoerder. De beloning voor de nieuwe bewindvoerder is vastgesteld op € 621,00 (exclusief btw). De beslissing van de kantonrechter is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij het Gerechtshof te Amsterdam binnen drie maanden na de uitspraak.