In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 23 september 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontslag van de huidige bewindvoerder, H.G. Lubbelinkhof, en tot benoeming van nieuwe bewindvoerders, M. van der Linden en D. Middelbeek. Het verzoekschrift was ingediend door betrokkenen, die hun onvrede over de huidige bewindvoerder kenbaar maakten. Zij gaven aan dat er een vertrouwensbreuk was ontstaan door gebrekkige communicatie en een verstoorde relatie, wat hen veel stress bezorgde. De kantonrechter heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder het verzoekschrift en het verweerschrift van Lubbelinkhof, en heeft een mondelinge behandeling gehouden op 9 september 2024. Tijdens deze zitting was Lubbelinkhof niet aanwezig, maar zou telefonisch bereikbaar zijn. Echter, de kantonrechter kon haar niet bereiken.
De kantonrechter overwoog dat, hoewel Lubbelinkhof haar taken niet slecht uitvoerde, de benoeming van een andere bewindvoerder in het belang van betrokkenen was. De emotionele toestand van betrokkenen, met name van de heer, was tijdens de zitting duidelijk zichtbaar. De kantonrechter concludeerde dat er sprake was van een onherstelbare vertrouwensbreuk en dat de voortzetting van het bewind door Lubbelinkhof niet langer zinvol was. Daarom werd het verzoek toegewezen en werden de nieuwe bewindvoerders benoemd. De kantonrechter stelde ook de beloning van de nieuwe bewindvoerders vast en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.