ECLI:NL:RBNHO:2024:10173

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 oktober 2024
Publicatiedatum
3 oktober 2024
Zaaknummer
15/169407-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in ontuchtzaak door twijfel aan betrouwbaarheid van minderjarige getuigen

In de zaak met parketnummer 15/169407-23 heeft de Rechtbank Noord-Holland op 4 oktober 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met minderjarige jongens. De rechtbank heeft geconstateerd dat de verklaringen van de minderjarige aangevers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], niet betrouwbaar zijn. Dit oordeel is gebaseerd op het onderzoek van rechtspsycholoog E.C.G. Rassin, die twijfels heeft geuit over de consistentie en de betrouwbaarheid van de verklaringen van de getuigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de aangevers van beslissende betekenis zijn voor de bewijsvoering, maar dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om de verdachte schuldig te verklaren.

De zaak kwam voor de rechtbank na een heropening van het onderzoek, waarbij de deskundige werd gehoord. De officier van justitie had gerekwireerd tot een bewezenverklaring, maar de verdediging betoogde dat de verdachte vrijgesproken moest worden. De rechtbank heeft de argumenten van de verdediging gevolgd en geconcludeerd dat er gegronde redenen zijn om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de minderjarige getuigen. Hierdoor kon de rechtbank niet tot een veroordeling komen en werd de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten.

De uitspraak benadrukt het belang van de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen, vooral wanneer het gaat om minderjarigen in strafzaken. De rechtbank heeft in haar overwegingen ook aandacht besteed aan de mogelijkheid van suggestieve beïnvloeding tijdens het afnemen van de verklaringen, wat de betrouwbaarheid verder in twijfel trekt. De verdachte is derhalve vrijgesproken van de beschuldigingen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/169407-23
Uitspraakdatum: 4 oktober 2024
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 oktober 2024 in de strafzaak tegen
[naam verdachte 1],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 18 april 2024 en – na het wijzen van een tussenvonnis op 2 mei 2024, waarin het onderzoek werd heropend in verband met laten uitvoeren van een onderzoek door een rechtspsycholoog – het onderzoek op de zitting van 20 september 2024. Op die laatste zitting is de deskundige E.C.G. Rassin gehoord.
De rechtbank heeft kennisgenomen van wat door de officier van justitie
mr. W.M. van der Most, de verdachte en zijn raadsman, mr. J.A.W. Knoester, advocaat te Den Haag, naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 februari 2023 te Heemskerk, in/bij het zwembad de Waterakkers,
met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 1] en/of [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 3] , die toen beiden de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- achter die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] aan te lopen richting de mannenkleedkamer en/of
- de penis en/of ballen van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] vast te pakken en/of te betasten en/of op te tillen;
- tegen/aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te zeggen/vragen: 'hebben jullie al schaamhaar' en/of 'komt er al sperma uit' en/of 'weet je wat je kan doen met je piemel', althans woorden van gelijke aard of strekking;
- tweemaal, althans eenmaal zijn, verdachtes, ontblote (stijve) penis te tonen aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of daarbij de woorden toe te voegen; 'kijk hoe groot mijne is'.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Standpunten van partijen
3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring, met dien verstande dat de verdachte partieel wordt vrijgesproken van het eerste gedachtestreepje van de tenlastelegging. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 283 dagen met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte zal worden opgelegd de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging en de dadelijke uitvoerbaarheid van die maatregel. Tot slot heeft de officier van justitie de oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht gevorderd.
De officier van justitie handhaaft het eerder door haar ingenomen standpunt dat de slachtoffers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] betrouwbare getuigen zijn en hun verklaringen bruikbaar voor het bewijs. Zij voert daartoe aan dat de studioverhoren volgens de deskundige correct zijn uitgevoerd. Uit het rapport van de rechtspsycholoog volgt dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] snel naar buiten zijn getreden, waardoor er weinig ruimte is geweest voor post hoc beïnvloeding. De verstandelijke vermogens van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zijn zodanig dat daarin een contra-indicatie kan zijn gelegen dat beide jongens doelbewust in strijd met de werkelijkheid hebben verklaard en tevens in die verklaring persistent zijn geweest gedurende de latere studioverhoren. Er is de deskundige ook geen motief gebleken op grond waarvan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] niet conform de werkelijkheid zouden hebben willen verklaren. Dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] doelbewust niet conform de werkelijkheid hebben verklaard acht de officier van justitie dan ook niet aannemelijk.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] volgens de deskundige in beide door hem beschreven scenario’s passen. In het rechtspsychologisch rapport wordt de situatie waarin de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, het primaire scenario genoemd. Het alternatieve scenario is in het rapport de situatie waarbij uitgegaan wordt van de verklaring van de verdachte dat hij zich niet aan enig strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Dat de studioverhoren correct zijn uitgevoerd is volgens de raadsman niet relevant, omdat er aanwijzingen zijn dat er tijdens het disclosuregesprek suggestieve vragen zijn gesteld, hetgeen zijn doorwerking heeft gehad op de verklaringen afgelegd in de studioverhoren.
De raadsman heeft verder gewezen op de door de deskundige benoemde mogelijkheid dat beide jongens in strijd met de werkelijkheid hebben verklaard en in die verklaring hebben gepersisteerd.
Omdat er niet zonder redelijke twijfel kan worden gesteld dat het scenario van de verdachte niet mogelijk is, moet hij worden vrijgesproken.

4.VrijspraakNaar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.

Zoals overwogen in het tussenvonnis is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] in deze zaak voor het bewijs van beslissende betekenis zijn. De rechtbank heeft onderzoek door een rechtspsycholoog naar de betrouwbaarheid van deze verklaringen gelast. Dat onderzoek was nodig vanwege het onvoldoende kunnen toetsen daarvan door de verdediging, indachtig bestaande inconsistenties in die verklaringen, de kwetsbaarheid van de beide getuigen en de start van het onderzoek. Uit het door rechtspsycholoog E.G.C Rassin uitgebrachte rapport van 30 augustus 2024 en zijn daarop op de zitting van 20 september 2024 gegeven toelichting blijkt het volgende. De rechtspsycholoog heeft de vraag naar de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] vertaald naar de vraag in welke mate die verklaringen zouden passen in een relevant alternatief scenario. Naarmate de verklaringen beter in een alternatief scenario passen, boeten zij in aan betrouwbaarheid, ook al passen ze tegelijkertijd goed in het primaire scenario (waarin de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het ten laste gelegde). Op de zitting van 20 september 2024 is aan de deskundige voorgehouden de verklaring die de verdachte op de terechtzitting van 18 april 2024 heeft afgelegd. Deze verklaring heeft de deskundige vervolgens aangemerkt als een alternatief scenario.
De rechtspsycholoog concludeert dat de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] goed kunnen passen in zowel in het primaire- als het alternatieve scenario. De scenario’s staan volgens de rechtspsycholoog los van elkaar en hij heeft daarbij geen uitspraak gedaan over de mate van waarschijnlijkheid dat de verklaringen in het ene dan wel het andere scenario passen. Het is goed mogelijk dat de getuigen een gedetailleerde verklaring hebben afgelegd die niet conform de werkelijkheid is en dat zij tijdens de studioverhoren overeenkomstig hebben verklaard. Het is bovendien aan de hand van het dossier niet duidelijk geworden hoe de initiële disclosure heeft plaatsgevonden. Er kan sprake zijn geweest van onderlinge suggestie (tussen de jongens) en suggestie door de pleegmoeder. Volgens de deskundige zijn er wel aanknopingspunten dat er tijdens het disclosuregesprek suggestieve vragen zijn gesteld door de pleegmoeder, hetgeen de verklaringen van de getuigen kan hebben beïnvloed. In dit verband heeft de deskundige erop gewezen dat de moeder van de jongens heeft verklaard dat zij "de informatie er echt uit [moest] trekken" en dat zij "best wel veel gevraagd [heeft]…en niet te algemene vragen".
Gelet op de inhoud en conclusies van het onderzoek door de rechtspsycholoog heeft de rechtbank gegronde redenen te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . Daarbij vindt de rechtbank van belang dat uit het dossier niet volgt op welke wijze het initiële disclosure gesprek heeft plaatsgevonden als ook de omstandigheid dat beide jongens vervolgens in elkaars bijzijn door de politie zijn gehoord. De door de officier van justitie genoemde argumenten dat de [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] snel naar buiten zijn gekomen met hun verhaal waardoor er weinig tijd voor posthoc beïnvloeding is geweest en de beperkte verstandelijke vermogens als contra-indicatie voor het in strijd met de waarheid verklaren, zijn in dat verband onvoldoende zwaarwegend. Bij die stand van zaken kan de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] niet gebruiken voor het bewijs. Dit betekent dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde handelingen. De verdachte zal dan ook worden vrijgesproken.

5.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.D. Kleijne, voorzitter,
mr. M. Hoendervoogt en mr. B. Voogd, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Altena, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 oktober 2024.