Uitspraak
RECHTBANK Noord-Holland
[naam],
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 2 oktober 2024 een herstelvonnis gewezen in een kort geding. De zaak betreft een verzoek tot aanvulling van een eerder vonnis van 9 september 2024, waarin de proceskostenveroordeling aan de zijde van de tussenkomende partij, Liander N.V., niet was opgenomen. De advocaat van Liander had verzocht om een aanvulling, omdat er nog geen beslissing was genomen over de door Liander gemaakte proceskosten in de hoofdzaak. De advocaat van de eiser was van mening dat een aanvulling niet nodig was, omdat er al een beslissing was genomen over de kosten in een eerdere rechtsoverweging.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat in het eerdere vonnis inderdaad geen beslissing was genomen over de proceskosten aan de zijde van Liander. De rechter heeft daarom besloten het vonnis van 9 september 2024 aan te vullen. In de hoofdzaak is de eiser in het ongelijk gesteld, wat betekent dat hij de proceskosten aan de zijde van Liander moet betalen. De kosten zijn begroot op een totaal van € 1.973,00, inclusief griffierecht, salaris advocaat en nakosten.
In het dictum van het vonnis is de proceskostenveroordeling aangepast en uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat deze aanvulling op de minuut van het eerdere vonnis moet worden vermeld. De partijen zijn gelast om de ontvangen stukken van het eerdere vonnis aan de griffie te retourneren. Dit herstelvonnis is openbaar uitgesproken door mr. F.J. Lourens op 2 oktober 2024.