ECLI:NL:RBNHO:2024:10147

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
3 oktober 2024
Zaaknummer
C/15/352595 / HA ZA 24-279
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot oproeping in vrijwaring in civiele procedure over ondeugdelijk uitgevoerde dakdekwerkzaamheden

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is op 2 oktober 2024 een vonnis gewezen in een incident tot oproeping in vrijwaring. De eiser in de hoofdzaak, wonende te [plaats 1], heeft [gedaagde], wonende te [plaats 2], aangeklaagd wegens ondeugdelijk uitgevoerde dakdekwerkzaamheden die hebben geleid tot ernstige lekkages. De eiser vordert schadevergoeding voor herstelwerkzaamheden en bijkomende kosten. De gedaagde heeft in het incident verzocht om [betrokkene], een onderaannemer die de dakwerkzaamheden heeft uitgevoerd, in vrijwaring op te roepen. De eiser verzet zich hiertegen en stelt dat er geen rechtens te respecteren belang is voor de gedaagde om [betrokkene] op te roepen, en dat dit misbruik van procesrecht is. De rechtbank oordeelt dat de gedaagde voldoende belang heeft bij de oproeping van [betrokkene] en dat er geen sprake is van misbruik van procesrecht. De rechtbank wijst de incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring toe en veroordeelt de eiser in de proceskosten van het incident. De zaak zal op 13 november 2024 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/352595 / HA ZA 24-279
Vonnis in incident van 2 oktober 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats 1],
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. M.E.M. Vermeij te Haarlem,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats 2],
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. W.G. Westerman te Beverwijk.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties E1 t/m E17
  • de incidentele conclusie strekkende tot oproeping in vrijwaring met producties 1 en 2
  • de conclusie van antwoord in incident met producties E18 en E19
  • de akte uitlaten nieuwe producties in vrijwaringsincident met productie 3.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De vordering in de hoofdzaak

2.1.
Het geschil ziet – kort gezegd – op de vraag of sprake is van een toerekenbare tekortkoming door [gedaagde] door ondeugdelijk uitgevoerde dakdekwerkzaamheden. Kort na afronding van deze werkzaamheden traden op meerdere plaatsen zeer ernstige lekkages door regelval op. Ingeschakelde experts hebben gesteld dat de door [gedaagde] verrichte dakdekwerkzaamheden zeer slecht zijn uitgevoerd. Op die grond vordert [eiser] de kosten van de door een derde uitgevoerde herstelwerkzaamheden aan het dak en de kosten van de ontstane gevolgschade; bestaande uit de kosten van reparaties van plafonds en muren en reparatie/vervanging van de parketvloer, de kosten die het gevolg zijn van de door de binnenrenovatie noodgedwongen uitgestelde verhuisdatum en kosten van een aanvullende hypothecaire lening die [eiser] heeft moeten afsluiten om de reparatiekosten te kunnen voorfinancieren. Ook vordert [eiser] de expertisekosten, de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.

3.De vordering in het incident

3.1.
[gedaagde] vordert dat het hem wordt toegestaan om [betrokkene], voorheen h.o.d.n. [betrokkene] Multidiensten (hierna: [betrokkene]), in vrijwaring op te roepen. [gedaagde] legt aan zijn incidentele vordering ten grondslag dat hij er belang bij heeft om zich in geval van een veroordeling tot betaling aan [eiser] rechtstreeks te verhalen op [betrokkene]. Het is [betrokkene] die als onderaannemer de dakdekwerkzaamheden heeft uitgevoerd en de kosten daarvoor bij [gedaagde] in rekening heeft gebracht. Voor zover sprake zou zijn van een tekortkoming in de nakoming van de aanneemovereenkomst tussen [gedaagde] en [eiser] ten aanzien van de dakdekwerkzaamheden, is dan ook sprake van een tekortkoming in de nakoming van de onderaanneemovereenkomst tussen [gedaagde] en [betrokkene]. De als gevolg van deze eventuele tekortkoming door [gedaagde] te lijden schade, dient door [betrokkene] te worden vergoed, aldus [gedaagde].
3.2.
[eiser] voert verweer. [eiser] betoogt dat [gedaagde] geen rechtens te respecteren belang heeft [betrokkene] in vrijwaring op te roepen en dat sprake is van misbruik van procesrecht. Daartoe voert [eiser] aan dat er een direct verband bestaat tussen het niet verlenen van nader uitstel voor het indienen van de conclusie van antwoord en dit incident. Door een incidentele conclusie in te dienen is (alsnog) bereikt dat op die roldatum niet voor antwoord gediend hoefde te worden. Verder gelooft [eiser] niet dat [betrokkene] als onderaannemer van [gedaagde] dakdekwerkzaamheden heeft aangenomen en/of voor fouten aansprakelijk kan worden gesteld. In het gehele traject heeft [gedaagde] nooit opmerkingen gemaakt dat sprake zou zijn van enige vorm van onderaanneming. Uit het door [gedaagde] overgelegde uittreksel van de Kamer van Koophandel blijkt dat de eenmanszaak van [betrokkene] met ingang van 15 mei 2023 werd opgeheven. De dakdekwerkzaamheden zijn na 15 mei 2023 verricht, omstreeks 31 mei 2023. De factuur van [betrokkene] is gedateerd 3 juni 2023, gelegen na de datum van opheffing van de eenmanszaak van [betrokkene]. Volgens [eiser] heeft [gedaagde] de dakdekwerkzaamheden zelf uitgevoerd. [eiser] schat in dat [betrokkene] als werknemer slechts twee keer een halve dag heeft meegewerkt. Als [gedaagde] daadwerkelijk [betrokkene] als onderaannemer verantwoordelijk zou houden voor het werk dan zou het voor de hand hebben gelegen dat hij [betrokkene] na de lekkagemelding naar de woning van [eiser] zou hebben gestuurd, maar dit is niet gebeurd. Ook gelet op de hoogte van de factuur van [betrokkene] van € 1.250,-, afgezet tegen de hoogte van de facturen die [gedaagde] aan [eiser] in rekening heeft gebracht van in totaal € 19.893,61 is het onmogelijk dat [betrokkene] als onderaannemer van [gedaagde] de werkzaamheden heeft aangenomen en uitgevoerd.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
Voor toewijzing van een incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring is vereist dat eiser in het incident, de gewaarborgde, zich met redenen omkleed beroept op een rechtsverhouding met een derde, de waarborg, die meebrengt dat de waarborg verplicht is om de nadelige gevolgen van een eventuele veroordelende beslissing tegen de gewaarborgde in de hoofdzaak te dragen. Het bestaan van die rechtsverhouding behoeft in het vrijwaringsincident niet vast te staan.
4.2.
De rechtbank zal de incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring toewijzen. Hiervoor is van belang dat tussen partijen niet ter discussie staat dat [betrokkene] werkzaamheden heeft verricht aan het dak van de woning van [eiser]. Omdat de rechtsverhouding die meebrengt dat de derde, in dit geval [betrokkene], verplicht is om de nadelige gevolgen van een eventuele veroordelende beslissing tegen de gewaarborgde in de hoofdzaak te dragen in het vrijwaringsincident nog niet hoeft vast te staan, hoeft in dit incident niet beoordeeld te worden in welke hoedanigheid [betrokkene] de werkzaamheden heeft verricht. De vraag of [betrokkene] als onderaannemer heeft gehandeld zal in de vrijwaringszaak aan de orde komen.
4.3.
Van misbruik van procesrecht is naar het oordeel van de rechtbank ook geen sprake. Zoals door [gedaagde] opgemerkt staat het hem vrij om gebruik te maken van de wettelijke bevoegdheid om een derde in vrijwaring op te roepen om deze derde in een vrijwaringsprocedure te verplichten om de nadelige gevolgen van een eventuele veroordelende beslissing tegen de gewaarborgde in de hoofdzaak te dragen.
4.4.
Gelet op het voorgaande zal de incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring worden toegewezen.
4.5.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op € 614,00 (1 punt x tarief € 614,00).

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
staat toe dat [betrokkene], voorheen h.o.d.n. [betrokkene] Multidiensten door [gedaagde] wordt gedagvaard tegen de terechtzitting van 13 november 2024,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van het incident, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 614,00,
in de hoofdzaak
5.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
13 november 2024voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2024. [1]

Voetnoten

1.type: 1589