ECLI:NL:RBNHO:2024:1010

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 februari 2024
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
C/15/344137 / JU RK 23-1444
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van minderjarigen bij grootouders met toetsing perspectiefbesluit

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 5 februari 2024 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De rechtbank heeft het verzoek van de gecertificeerde instelling, De Jeugd- & Gezinsbeschermers, toegewezen, waarbij de minderjarigen bij hun grootouders (vaderszijde) zullen opgroeien. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders, ondanks hun liefde voor de kinderen, niet in staat zijn om een stabiele opvoedsituatie te bieden vanwege hun psychische en verslavingsproblematiek. De kinderen zijn al geruime tijd onder toezicht gesteld en verblijven momenteel bij de grootouders, waar zij zich positief ontwikkelen. De rechtbank heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 11 november 2024, en het perspectiefbesluit van de GI onderschreven, dat de kinderen bij de grootouders moeten blijven wonen. De rechtbank heeft ook de noodzaak van een vaste omgangsregeling voor de moeder benadrukt, waarbij zij haar stabiliteit moet blijven tonen. De beslissing is genomen in het belang van de kinderen, die behoefte hebben aan een veilige en voorspelbare omgeving.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/344137 / JU RK 23-1444
Datum uitspraak: 5 februari 2024
Beschikking van de meervoudige kamer over een verlenging ondertoezichtstelling, verlenging machtiging tot uithuisplaatsing en toetsing perspectiefbesluit
in de zaak van
de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers,
hierna te noemen de GI, gevestigd in Alkmaar,
over
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 2] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. J.J.C. Engels te Heerhugowaard,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [plaats] ,
[de grootouders],
de pleegouders, tevens grootouders vaderszijde (vz), hierna te noemen: de grootouders,
wonende in [plaats] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • de beschikking van 6 november 2023 met de daarin genoemde stukken;
  • het schriftelijke stuk van de GI, ingekomen op 9 januari 2024;
  • een ter zitting overgelegd schriftelijk stuk van de vader en de grootouders.
1.2.
Bij voornoemde beschikking van 6 november 2023 heeft de rechtbank de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] verlengd tot 11 februari 2024. De beslissing op het resterende deel van het verzoek heeft de rechtbank aangehouden tot de zitting van de meervoudige kamer van deze rechtbank op 23 januari 2024. Dat is tevens gedaan om het door de GI genomen perspectiefbesluit te laten toetsen door de meervoudige kamer en de moeder in staat te stellen een standpunt over het perspectiefbesluit in te nemen. De rechtbank heeft de GI verzocht om haar uiterlijk twee weken voor de mondelinge behandeling schriftelijk te informeren over de actuele stand van zaken en daarbij te vermelden of het verzoek voor het resterende deel wordt gehandhaafd.
1.3.
Op 23 januari 2024 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
  • de vader en zijn partner;
  • de moeder, bijgestaan door mr. J.J.C. Engels;
  • [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI;
  • de grootouders, tevens pleegouders;
  • [hulpverlener] , hulpverlener van de moeder van My Recovery Health.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] .
2.2.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 11 november 2022 [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna verlengd bij beschikking van 6 november 2023 tot 11 februari 2024, waarbij de beslissing op het overige deel van het verzoek is aangehouden tot behandeling op de zitting van 23 januari 2024.
2.3.
Bij beschikking van 2 december 2022 heeft de kinderrechter een machtiging verleend om [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een netwerkpleeggezin, te weten grootouders (vaderszijde), tot 2 juni 2023. Deze maatregel is daarna verlengd, voor het laatst bij beschikking van 6 november 2023 tot 11 februari 2024, waarbij de beslissing op het overige deel van het verzoek is aangehouden tot behandeling op de zitting van 23 januari 2024.
2.4.
Op grond van voornoemde machtiging wonen [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] bij de grootouders (vaderszijde). Zij verblijven om de week van zaterdagmiddag 12:00 uur tot zondagavond 19:00 uur (inclusief avondeten) bij de vader en zijn partner.

3.Het verzoek

3.1.
De GI handhaaft haar verzoek voor het resterende deel. Dit betekent dat de rechtbank nog een oordeel moet geven over de verzochte verlenging van zowel de ondertoezichtstelling als de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] voor de duur van negen maanden. Daarnaast verzoekt de GI om toetsing van haar besluit om het perspectief van de kinderen bij de grootouders te beleggen (hierna: het perspectiefbesluit). In de stukken en ter zitting worden de verzoeken als volgt onderbouwd.
3.2.
Sinds de vorige zitting op 6 november 2023 is door de GI onderzocht hoe de omgang tussen de kinderen en de moeder verder kon worden uitgebreid. In de periode tot oktober 2023 zijn er verschillende situaties geweest waarin de moeder niet stabiel was. Er was sprake van een suïcidepoging en de moeder was verward. Dit heeft ertoe geleid dat de omgang tussen de moeder en de kinderen niet of beperkt is doorgegaan. De omgang is in oktober 2023 herstart en begeleid door Inter-Tempus op het kantoor van de GI. Beide kinderen hebben één uur per week omgang met de moeder en een enkele keer vindt de omgang met de moeder en beide kinderen gezamenlijk plaats. In verband met een veiligheidssituatie heeft de omgang in december 2023 bij de schaatsbaan plaatsgevonden, terwijl het voornemen was om toe te werken naar onbegeleide omgang. De GI wil uiteindelijk de omgang tussen de moeder en de kinderen uitbreiden, maar dit hangt samen met de stappen die de moeder zet in haar hersteltraject.
3.3.
Wat betreft het eerder genomen perspectiefbesluit blijft de GI bij haar standpunt dat het perspectief van de kinderen bij de grootouders ligt. De GI acht coouderschap tussen de moeder en de grootouders niet haalbaar vanwege de instabiliteit van de moeder. Ondanks dat de moeder wel de wil heeft om te laten zien dat zij aan haar herstel werkt, kampt zij blijvend met psychiatrische en verslavingsproblematiek. De grootouders kunnen de kinderen de zekerheid en stabiliteit bieden die zij nodig hebben voor hun ontwikkeling. Dit is belangrijk omdat de kinderen zorgelijke signalen laten zien. Zo laat [de minderjarige 1] weten dat zij sombere gedachten heeft en is [de minderjarige 2] zijn grenzen aan het opzoeken. Volgens de GI is een vorm van co-ouderschap te belastend voor de moeder. De GI heeft zich in het vooronderzoek voor een Terug Naar Huis Onderzoek (TNHO) kritisch laten bevragen door aanbieder Parlan en is tot de conclusie gekomen dat er onvoldoende basis is voor een TNHO. Het is in het belang van de kinderen dat zij opgroeien op een stabiele plek. De problematiek van de moeder is dusdanig chronisch dat met onvoldoende zekerheid kan worden gezegd dat de moeder langdurig stabiel kan functioneren en de zorg voor de kinderen in de vorm van een co-ouderschap zou kunnen dragen. Het is in het kader van de ontwikkeling van de kinderen van belang dat zij weten waar zij zullen opgroeien.
3.4.
Verder heeft de GI aangegeven dat de vader en zijn partner om het weekend omgang hebben met de kinderen en dat zij hierin hun balans hebben gevonden. Zij doen samen leuke dingen en zorgen voor rust en regelmaat. De band tussen de kinderen en de partner van vader is verbeterd. Er zijn zorgen om de gezondheid van de partner van vader, maar vader en zijn partner kunnen hier goed mee omgaan. Verder staan de grootouders in contact met de moeder, maar dit contact is fragiel. Het contact tussen de grootouders en de vader is verbeterd. Alle betrokkenen weten wat de kinderen nodig hebben en handelen hier ook naar. De kinderen zitten op sportclubs en nemen deel aan activiteiten. Er vindt tussen de ouders onderling geen contact plaats. De vader ervaart contact of informatie vanuit moeder als stressvol. De moeder zou wel in gesprek willen met de vader, maar zonder zijn partner.

4.De standpuntende moeder

4.1.
De moeder staat achter de verzoeken van de GI om zowel de ondertoezichtstelling als de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] te verlengen, maar zij is het niet eens met het door de GI genomen perspectiefbesluit. De moeder is heel blij met de grootouders, maar vindt dat de GI het perspectief van de kinderen te snel bij de grootouders heeft belegd. Zeker nu de moeder clean is, goede stappen zet en zich positief ontwikkelt. De moeder heeft een hele nare relatie achter de rug waarin haar veel dingen zijn aangedaan die de GI haar ten onrechte verwijt. De moeder heeft er altijd voor gezorgd dat de kinderen nooit iets hebben meegekregen van de problematiek van de moeder. De moeder voelt zich steeds sterker worden en zou graag de kans willen krijgen om in het belang van de kinderen een deel van de zorgtaken op zich te nemen. Volgens de moeder hebben de kinderen hun hele leven al twee huizen gehad, zowel bij de ouders als bij de grootouders.
de vader
4.2.
De vader staat achter de verzoeken van de GI en heeft er geen bezwaar tegen wanneer de kinderen tot hun achttiende bij de grootouders zouden blijven wonen. De vader ziet hoeveel de kinderen hebben meegemaakt in het verleden als gevolg van de psychische problematiek van zowel de vader als de moeder. Sinds de kinderen bij de grootouders wonen, vertonen zij een positieve gedragsverandering. De kinderen zijn tot rust gekomen in een stabiele omgeving met duidelijke regels en voorspelbaarheid. De kinderen doen het goed op school en hebben een sociaal netwerk. Gezien de eigen beperkingen van de vader (en zijn partner) is het geen optie dat de kinderen bij de vader zullen wonen. Voor de vader en zijn partner is de huidige omgangsregeling het hoogst haalbare. Op deze manier houden de vader en zijn partner voldoende energie over voor de kinderen en zijn zij minder snel uitgeput. De vader heeft de wens dat de kinderen definitief bij de grootouders worden geplaatst.
Een vorm van co-ouderschap tussen de moeder en de grootouders ziet de vader niet zitten. Gezien de blijvende psychische en verslavingsproblematiek van de moeder is het in het belang van de kinderen (ook vanwege hun veiligheid) dat zij bij de grootouders blijven wonen. Als er al sprake is van omgang tussen de moeder en de kinderen, dan dient dit op een passende en verantwoorde manier plaats te vinden waarbij de veiligheid van de kinderen gewaarborgd is, bijvoorbeeld middels begeleide omgang.
de grootouders
4.3.
De grootouders zijn het eens met de verzoeken van de GI, alsmede met het genomen perspectiefbesluit. Een vorm van co-ouderschap tussen de grootouders en de moeder is geen optie voor de grootouders. Volgens de grootouders ontbreekt het aan goede communicatie om afspraken te maken over de kinderen. Door de blijvende instabiele situatie van de moeder is een goede ouderschapsrelatie niet mogelijk. De kinderen ontwikkelen zich goed in de rustige situatie bij de grootouders. Een wisseling in thuissituatie tussen de moeder en de grootouders brengt voor de kinderen onrust met zich. Daarbij zijn de kinderen gewend aan de regels bij de grootouders en zien de grootouders een mogelijke strijd met de moeder over een verschil in inzicht in (huis)regels niet zitten. Er is onvoldoende vertrouwen dat de kinderen bij de moeder in goede handen zijn, omdat de moeder soms niet duidelijk laat blijken hoe zij zich (psychisch) voelt. Het is beter voor de kinderen om vanuit een positieve situatie regelmatig omgang te hebben met de moeder, dan vanuit een negatieve thuissituatie bij de moeder weggehaald te worden en weer terug te moeten gaan naar de grootouders. Belangrijk is dat de kinderen structureel rust krijgen. Ze moeten in een veilige opvoedomgeving kunnen opgroeien en van daaruit met beide ouders positief contact kunnen onderhouden.

5.De beoordelingTen aanzien van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de rechtbank van oordeel dat de uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] bij de grootouders nog steeds noodzakelijk is in het belang van hun verzorging en opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b BW. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
5.2.
In de beschikking van 6 november 2023 is door de kinderrechter overwogen dat de kinderen al vanaf jonge leeftijd zijn geconfronteerd met de echtscheidingsproblematiek en de psychische problematiek van de ouders. Dit bracht een onrustige en onveilige thuissituatie met zich. De ouders waren door persoonlijke en onderlinge problematiek onvoldoende beschikbaar voor de kinderen en niet in staat om de volledige zorg voor hen te dragen. De kinderen zijn opgevangen door de grootouders en ontwikkelen zich daar heel positief.
De rechtbank is van oordeel dat er sinds de vorige beschikking weinig is veranderd. De kinderen krijgen bij de grootouders de rust en de structuur die zij nodig hebben. Het is in het belang van de kinderen dat hun situatie niet verandert, zodat zij zich in alle rust kunnen door ontwikkelen. Er is een vaste omgangsregeling tussen de kinderen en de vader (en zijn partner) die voor alle betrokkenen naar tevredenheid verloopt. Deze omgangsregeling doet geen afbreuk aan de lichamelijke gesteldheid van de vader en zijn partner en ter zitting is door de vader aangegeven dat zij met deze omgangsregeling voldoende energie overhouden en minder vaak zijn uitgeput. Ook is gebleken dat de moeder in de afgelopen maanden aan zichzelf heeft gewerkt en haar verslavingsproblematiek heeft aangepakt. Dit heeft geleid tot contactherstel tussen de moeder en de kinderen. Inmiddels is ook een voorzichtig begin gemaakt met onbegeleide omgang tussen de moeder en de kinderen. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen basis om de zorgtaken van (een van) de ouders substantieel uit te breiden en dient het zwaartepunt in de verzorging en de opvoeding bij de grootouders te blijven liggen. Daarbij wordt in overweging genomen dat beide ouders het eens zijn met een verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing bij de grootouders voor de verzochte duur.
5.3.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het aangehouden deel van het verzoek toewijzen en zowel de ondertoezichtstelling als de machtiging tot uithuisplaatsing verlengen tot 11 november 2024.
Ten aanzien van het perspectiefbesluit
5.4.
Hoewel de rechtbank ervan overtuigd is dat de ouders veel van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] houden en dat zij doen wat zij kunnen om [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] te bieden wat zij nodig hebben, onderschrijft de rechtbank het perspectiefbesluit van de GI inhoudende dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] verder bij de grootouders zullen opgroeien. Alle betrokkenen vinden dat het goed gaat met de kinderen bij de grootouders. Zij ontwikkelen zich positief, hebben een sociaal netwerk, gaan naar school en doen mee aan activiteiten. Ter zitting is duidelijk geworden dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] duidelijkheid nodig hebben over hun perspectief. De rechtbank volgt de GI in haar standpunt dat het opvoedperspectief van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] niet bij de moeder ligt, ook niet in de vorm van een co-ouderschap met de grootouders.
De kinderen zijn gebaat bij rust. De positieve ontwikkeling die zij doormaken bij de grootouders en die komt in het gedrang bij een mogelijk co-ouderschap met de moeder. De rechtbank heeft er vanwege de chronische psychische problematiek van de moeder onvoldoende vertrouwen in dat zij de kinderen een blijvend stabiele opvoedsituatie kan bieden. De rechtbank gaat niet mee in de stelling van de moeder dat het perspectiefbesluit te snel is genomen nu de moeder zich positief ontwikkelt en haar problematiek steeds beter weet aan te pakken. Daartoe overweegt de rechtbank dat de kinderen nu al voor de tweede keer voor een lange periode bij de grootouders verblijven vanwege de psychische problematiek en gezondheidsklachten van ouders en de verslavingsproblematiek van de moeder. Voor de kinderen is het belangrijk dat zij nu weten waar zij zullen opgroeien, omdat zij een stabiele basis nodig hebben om zich goed te kunnen ontwikkelen. De aanvaardbare termijn voor de kinderen om hierover nog langer in onzekerheid te verkeren, is naar het oordeel van de rechtbank verstreken.
Daarbij komt dat niet met zekerheid is te zeggen of de positieve ontwikkeling van de moeder dit keer bestendig is, gezien het verleden en de ernstige incidenten die zich hebben voorgedaan vanwege de psychische en verslavingsproblematiek van de moeder. Van belang is dat de kinderen niet meer worden blootgesteld aan dergelijke incidenten en dat zij niet nogmaals hoeven te verhuizen naar de grootouders als het met de moeder (psychisch) niet goed gaat.
Ook een plaatsing van de kinderen bij de vader is niet aan de orde. De vader heeft onvoldoende draagkracht om meer zorgtaken voor de kinderen op zich te nemen dan hij nu doet en staat achter het besluit dat de kinderen tot hun achttiende bij de grootouders zullen wonen. Tussen de vader en de kinderen bestaat een omgangsregeling die naar ieders tevredenheid loopt en die voor de vader en zijn partner als het hoogst haalbare wordt ervaren.
5.5.
De rechtbank gunt ook de moeder een vaste omgangsregeling waarin zowel zij als de kinderen zich kunnen vinden. Belangrijk hiervoor is dat de moeder doorgaat met de behandeling van haar problematiek en laat zien dat zij voor een langere periode stabiel is en kan blijven. Vanuit die rust en stabiliteit kan er worden toegewerkt naar een vaste omgangsregeling met de kinderen. De rechtbank sluit zich aan bij het standpunt van de grootvader dat het in het belang is van de kinderen om vanuit een positieve situatie (bij de grootouders) goede omgang te hebben met de moeder.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van de minderjarigen:
-
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
-
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
voor de duur van negen maanden, tot 11 november 2024;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen:
-
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
-
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
in een netwerkgezin, te weten grootouders (vaderszijde), voor de duur van negen maanden, tot 11 november 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.P. van der Haak, voorzitter, en mr. A.S. van Leeuwen en mr. G.A.M. van Dijk, rechters, allen tevens kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. D. Kramer, op 5 februari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.