Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De beschuldiging
2.Voorvragen
3.Beoordeling van het bewijs
aanmerkelijkekans op de dood van het slachtoffer. De kans dat een slachtoffer overlijdt wanneer hij één keer met kracht in het gezicht wordt geslagen zonder wapen en zonder dat iemand een geoefend vechtsporter is, is niet reëel. Wel is onder de gegeven omstandigheden sprake geweest van een aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Dat de verdachte die kans bewust heeft aanvaard, volgt uit de uiterlijke verschijningsvorm.
aanmerkelijkekans op het overlijden van het slachtoffer of op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel.
aanmerkelijkekans aanvaard dat door het uitdelen van de vuistslag het slachtoffer zou komen te overlijden of zwaar lichamelijk letsel zou oplopen? De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
aanmerkelijkacht, kan niet worden aangenomen dat de verdachte voorwaardelijk opzet op één van die gevolgen heeft gehad. Daarvoor is immers in de eerste plaats vereist dat sprake was van een
aanmerkelijkekans op dergelijk gevolg (dood of zwaar lichamelijk letsel). De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van de ten laste gelegde poging tot doodslag en van de zware mishandeling.
4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
5.Strafbaarheid van de verdachte
6.Motivering van de sanctie
7.Vorderingen benadeelde partijen
blijvendletsel als bedoeld in artikel 6:107 BW. Nog daargelaten de vraag of de broers tot de kring van affectieschadegerechtigden behoren, komen zowel de ouders als de broers van [benadeelde 1] bij deze stand van zaken niet in aanmerking voor affectieschade en zullen zij daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vordering tot vergoeding van die schade.
8.Toepasselijke wettelijke voorschriften
9.Beslissing
180 (honderdtachtig) dagen. Beveelt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot 77 (zevenenzeventig) dagen
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van 2 jaren.
- zich meldt bij Reclassering Nederland op het adres Drechterwaard 102 te Alkmaar en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zoekt of heeft met [benadeelde 1], geboren op [geboortedatum 2], zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
- zich in het centrum van Alkmaar niet bevindt in horecagelegenheden of op de bij horecagelegenheden horende terrassen en/of erven, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
- zich inspant voor het behouden van betaald werk en/of opleiding, met een vaste structuur;
- zich houdt aan de afspraken met jeugdorganisatie Bocah Donya.
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste lid Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
[benadeelde 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 8.646,00 (achtduizend zeshonderdzesenveertig euro), bestaande uit € 1.146,00 (duizend honderdzesenveertig euro) als vergoeding voor materiële schade en € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 mei 2023 tot aan de dag van volledige betaling, aan [benadeelde 1], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.