Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
Standpunten van partijen
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 17 september 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling en opzettelijke benadeling van de gezondheid van zijn stiefkind. De tenlastelegging omvatte verschillende vormen van mishandeling, waaronder het uitgescholden worden, opgesloten worden in een kamer, en andere gewelddadige handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de beschuldigingen te ondersteunen. Belangrijk was dat het vermeende slachtoffer, het stiefkind, niet gehoord was in het proces, wat de bewijsvoering bemoeilijkte. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen in het dossier tegenstrijdig waren en dat het tijdsverloop sinds de gebeurtenissen het moeilijk maakte om de feiten vast te stellen. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen of de verdachte daadwerkelijk de ten laste gelegde feiten had gepleegd. De verdachte werd vrijgesproken van alle beschuldigingen. Daarnaast werd de benadeelde partij, vertegenwoordigd door zijn moeder, niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat er geen wettig en overtuigend bewijs was geleverd voor de tenlastelegging.