In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland op 2 september 2024 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een vrouw tegen rechter mr. S.I.A.C. Angenent-Bakker. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.H. Weermeijer-Patist, verzocht om wraking op basis van vermeende vooringenomenheid van de rechter tijdens een eerdere zitting in een familiezaak. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek te laat was ingediend, aangezien de vrouw pas op 19 juli 2024 het verzoek indiende, terwijl de feiten die tot de wraking leidden al op 8 juli 2024 bekend waren. De wrakingskamer benadrukte dat er een korte beraadperiode mogelijk is, maar dat de bijna twee weken die de vrouw nam om het verzoek in te dienen niet aan de wettelijke vereisten voldeed.
Ten overvloede oordeelde de wrakingskamer dat, zelfs als het verzoek tijdig was ingediend, het zou zijn afgewezen. De rechter wordt geacht onpartijdig te zijn, en er waren geen uitzonderlijke omstandigheden die duidden op vooringenomenheid. De wrakingskamer concludeerde dat de emoties van de vrouw tijdens de zitting niet voldoende waren om te concluderen dat de rechter vooringenomen was. De beslissing van de wrakingskamer was dat de vrouw in haar verzoek niet-ontvankelijk werd verklaard, en het proces in de hoofdzaak zou worden voortgezet.