ECLI:NL:RBNHO:2024:10066

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 september 2024
Publicatiedatum
1 oktober 2024
Zaaknummer
C/15/354927 / KG RK 24-479
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdigheid en ontvankelijkheid van een wrakingsverzoek in een familiezaak

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland op 2 september 2024 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een vrouw tegen rechter mr. S.I.A.C. Angenent-Bakker. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.H. Weermeijer-Patist, verzocht om wraking op basis van vermeende vooringenomenheid van de rechter tijdens een eerdere zitting in een familiezaak. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek te laat was ingediend, aangezien de vrouw pas op 19 juli 2024 het verzoek indiende, terwijl de feiten die tot de wraking leidden al op 8 juli 2024 bekend waren. De wrakingskamer benadrukte dat er een korte beraadperiode mogelijk is, maar dat de bijna twee weken die de vrouw nam om het verzoek in te dienen niet aan de wettelijke vereisten voldeed.

Ten overvloede oordeelde de wrakingskamer dat, zelfs als het verzoek tijdig was ingediend, het zou zijn afgewezen. De rechter wordt geacht onpartijdig te zijn, en er waren geen uitzonderlijke omstandigheden die duidden op vooringenomenheid. De wrakingskamer concludeerde dat de emoties van de vrouw tijdens de zitting niet voldoende waren om te concluderen dat de rechter vooringenomen was. De beslissing van de wrakingskamer was dat de vrouw in haar verzoek niet-ontvankelijk werd verklaard, en het proces in de hoofdzaak zou worden voortgezet.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/354927 / KG RK 24-479
Beslissing van 2 september 2024
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoekster],
te Zwaag, gemeente Hoorn,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. J.H. Weermeijer-Patist.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. S.I.A.C. ANGENENT-BAKKER,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
De vrouw heeft op 18 juli 2024 schriftelijk de wraking verzocht van de rechter in de bij deze rechtbank, team Familie en Jeugd, locatie Alkmaar, aanhangige zaak met als zaaknummer C/15/351845 / FA RK 24-2115, hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2.
De rechter heeft niet in de wraking berust.
1.3.
Het verzoek is vervolgens behandeld ter openbare zitting van de wrakingskamer van 2 september 2024. De vrouw was niet aanwezig. Verschenen zijn mr. Weermeijer-Patist en de rechter. De heer [naam], de wederpartij van de vrouw in de hoofdzaak (hierna: de man), was als toehoorder aanwezig. De advocaat van de vrouw en de rechter hebben het woord gevoerd.
1.4.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de wrakingskamer deze mondelinge uitspraak gedaan.

2.De uitgangspunten

2.1.
De hoofdzaak betreft een familiezaak waarin op 8 juli 2024 een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden. De man heeft – kort gezegd – verzocht om een omgangsregeling tussen hem en de dochter van partijen vast te stellen en om de Raad voor de Kinderbescherming te gelasten onderzoek te doen naar de vraag of er een beschermingsmaatregel dient te worden getroffen. De vrouw heeft verweer gevoerd en van haar kant onder meer verzocht om een begeleide omgangsregeling tussen de man en de dochter vast te stellen.

3.Het standpunt van de vrouw

3.1.
De vrouw legt aan haar verzoek ten grondslag dat de rechter tijdens de zitting blijk heeft gegeven van vooringenomenheid. De vrouw baseert dit op een aantal punten, die – samengevat – neerkomen op het volgende:
  • i) de vrouw is niet voldoende gehoord door de rechter; de rechter stelde eenzijdige en gesloten vragen en maakte opmerkingen die er blijk van gaven dat de vrouw voorafgaand aan de zitting geen schijn van kans had,
  • ii) de vrouw werd door de rechter weggezet als ‘weigerouder’, terwijl – zoals in het verweerschrift uiteengezet was – herstel van de omgang het afgelopen jaar steeds het uitgangspunt van de vrouw is geweest,
  • iii) de vrouw is niet voldoende in de gelegenheid gesteld om haar visie aan de rechter kenbaar te maken; haar advocaat kreeg veel minder spreektijd, terwijl de advocaat van de man uitgebreid heeft mogen reageren op het verweerschrift van de vrouw en ook zijn te laat ingediende aanvullende stukken mocht toelichten terwijl de rechtbank en de vrouw die niet hadden ontvangen,
  • iv) de rechter had geen oog voor de emotionele impact van de zitting op de vrouw.

4.Het standpunt van de rechter

4.1.
De rechter heeft niet in de wraking berust en stelt in de eerste plaats dat het verzoek te laat is ingediend. Verder heeft de rechter op de hiervoor genoemde punten, voor zover van belang, als volgt gereageerd.
4.2.
De advocaat van de man is niet in de gelegenheid gesteld om de aanvullende stukken toe te lichten, omdat deze te laat waren ingediend en de rechter en de (advocaat van) de vrouw niet over deze stukken beschikten. Deze stukken maken geen deel uit van het dossier. Het verweerschrift en de producties van de vrouw waren zeer uitgebreid, zodat de rechter de advocaat van de man tijd heeft gegeven om hierop te reageren. Dit is niet gegaan ten koste van de totale zittingsduur en de mogelijkheid voor de advocaat van de vrouw om te pleiten en voor partijen om vragen van de rechter te beantwoorden. De advocaat van de vrouw heeft aangegeven dat de vrouw emotioneel was en heeft om een schorsing gevraagd. De rechter heeft de zitting onderbroken en de advocaat van de vrouw heeft weliswaar gezegd dat de vrouw een fysieke reactie had op de stress, maar heeft daar geen consequenties aan verbonden in de zin van suggesties betreffende de orde op of het verloop van de zitting. De rechter heeft niet waargenomen dat de vrouw niet meer begreep wat er om haar heen gebeurde en daar dus niet meer op kon reageren.

5.De beoordeling

Ontvankelijkheid
5.1.
De wrakingskamer zal eerst beoordelen of het wrakingsverzoek tijdig is ingediend. Ingevolge artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient een verzoek tot wraking te worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden die grond geven voor de wraking aan de verzoeker bekend zijn geworden.
5.2.
De zitting in de hoofdzaak heeft plaatsgevonden op 8 juli 2024. De advocaat van de vrouw heeft tijdens de wrakingszitting toegelicht dat hij tijdens de schorsing van de zitting in de hoofdzaak de mogelijkheid van wraking met de vrouw heeft besproken. Zij hebben de zitting op 11 juli 2024 met elkaar nabesproken en toen is het indienen van een wrakingsverzoek ook aan de orde geweest. De vrouw heeft op 15 juli 2024 aan haar advocaat laten weten dat zij het wrakingsverzoek wilde doorzetten. Vervolgens is het wrakingsverzoek op 19 juli 2024 bij de rechtbank ingediend.
5.3.
De wrakingskamer is van oordeel dat het wrakingsverzoek te laat is ingediend.
Na het bekend worden met de feiten of omstandigheden die grond geven voor de wraking is weliswaar een korte periode van beraad mogelijk, maar gelet op de periode van bijna twee weken (het verzoek is ingediend op de laatste werkdag voordat de beschikking zou worden gewezen) is niet aan het vereiste van artikel 37 Rv voldaan. De vrouw zal daarom in haar verzoek niet-ontvankelijk worden verklaard.
Ten overvloede
5.4.
De wrakingskamer overweegt ten overvloede dat het wrakingsverzoek zou zijn afgewezen, indien dit wel tijdig zou zijn ingediend en een inhoudelijke beoordeling zou hebben plaatsgevonden.
De rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert. Op grond van wat in de stukken staat en ter zitting naar voren is gebracht, is van een uitzonderlijke omstandigheid geen sprake.
De wrakingskamer begrijpt dat de zitting in de hoofdzaak veel emoties heeft opgeroepen bij de vrouw, maar niet is gebleken dat de rechter vooringenomen is of de schijn van vooringenomenheid heeft gewekt.
Met betrekking tot de aanvullende stukken en de gang van zaken rond de spreektijd gaat de rechter over de regie en de orde op zitting en het staat haar vrij om daarin beslissingen te nemen. In het feit dat de advocaat van de man meer spreektijd heeft gekregen dan de advocaat van de vrouw, die het standpunt van de vrouw al uitgebreid op schrift had gesteld, ziet de wrakingskamer geen vooringenomenheid. De vrouw heeft ook niet aangevoerd dat er relevante zaken onbesproken zijn gebleven.
5.5.
Gelet op het voorgaande zullen de stukken weer in handen van de griffie van de sectie Familie en Jeugd worden gegeven en zal op korte termijn een uitspraak in de hoofdzaak volgen.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verklaart de vrouw in haar wrakingsverzoek niet-ontvankelijk,
6.2.
beveelt de griffier onverwijld aan verzoekster, de rechter en aan de wederpartij in de hoofdzaak een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden,
6.3.
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. N. Boots, voorzitter, mr. W.C. Oosterbroek en
mr. J.H. Gisolf, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. L. Kliffen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 september 2024.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.
LK/NB