ECLI:NL:RBNHO:2024:10061

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 oktober 2024
Publicatiedatum
1 oktober 2024
Zaaknummer
C/15/356721/KGZA24-259
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorzieningen in kort geding betreffende straat- en contactverbod na onrechtmatig handelen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 7 oktober 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vrouw en een man, waarbij de vrouw een straat- en contactverbod tegen de man heeft gevorderd. De vrouw, die eerder een geregistreerd partnerschap met de man had, heeft aangegeven dat de man na de beëindiging van hun relatie zich zeer dreigend heeft gedragen. Dit gedrag omvatte stalkerig en agressief gedrag, waaronder het versturen van dreigende e-mails en een geweldsincident op 19 juli 2024, waarbij de man de vrouw mishandelde. De vrouw heeft aangifte gedaan en het Openbaar Ministerie heeft besloten tot vervolging van de man.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vrouw een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen, aangezien zij door het gedrag van de man niet meer veilig naar haar woning durft terug te keren. De rechter heeft geoordeeld dat er sprake is van ernstig onrechtmatig handelen door de man en dat er een reële kans op herhaling bestaat. Daarom zijn de gevraagde maatregelen gerechtvaardigd. De voorzieningenrechter heeft beide verboden opgelegd, die ingaan vanaf de dag van betekening van het vonnis tot 1 april 2025, en heeft een dwangsom van € 350,00 per dag opgelegd voor iedere overtreding van deze verboden.

De kosten van de procedure zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. S.W.S. Kiliç.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/356721 / KG ZA 24-529
Vonnis in kort geding van 7 oktober 2024
in de zaak van
[eiseres],
te [plaats 1] ,
eiseres,
verder te noemen: de vrouw,
gemachtigde: mr. B. Schoonewil,
tegen
[gedaagde],
te [plaats 2] ,
gedaagde,
verder te noemen: de man.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 12 september 2024, met producties 1 tot en met 7;
- de mondelinge behandeling van 18 september 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.De uitgangspunten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Zij zijn op 5 februari 2018 een geregistreerd partnerschap aangegaan. Bij beschikking van 3 november 2022 is het geregistreerd partnerschap ontbonden, welke ontbinding op 15 november 2022 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Uit voornoemde relatie zijn twee nu nog minderjarige kinderen geboren. Partijen oefenen gezamenlijk het gezag uit over de minderjarigen.
2.3.
Partijen hebben bij het uiteengaan een ouderschapsplan opgesteld, waarin een zorgregeling is opgenomen. Bij beschikking van 15 augustus 2024 is de zorgregeling gewijzigd.

3.Het geschil

3.1.
De vrouw vordert – samengevat – dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. een straatverbod voor de [adres] te [plaats 1] oplegt aan de man, in die zin dat het de man verboden wordt om zich gedurende één jaar vanaf 9 september 2024 daar te bevinden, met machtiging van de vrouw om de man desnoods met behulp van de sterke arm van politie en/of justitie te doen verwijderen bij overtreding van dit verbod;
II. een contactverbod oplegt aan de man, in die zin dat het de man verboden wordt om gedurende één jaar vanaf 2 april 2024 persoonlijk of via derden in contact te treden met de vrouw, maar enkel contact met haar te zoeken via een neutrale derde;
III. aan beide verboden de verbeurte van een dwangsom verbindt voor iedere keer dat de man in strijd handelt met deze verboden;
IV. de man veroordeelt in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
De vrouw legt aan de vordering het volgende ten grondslag.
Sinds het beëindigen van de relatie is de man zeer dreigend richting de vrouw en haar omgeving. Hierbij vertoont de man stalkerig en agressief gedrag. Volgens de vrouw bestaat het dreigende gedrag van de man onder andere uit veelvuldige e-mails met allerlei verwijten en dreigende teksten. De vrouw geeft aan dat zij de man meermaals heeft verzocht om met dit gedrag te stoppen, maar desondanks blijft de man op intimiderende wijze contact met haar zoeken. De vrouw had de hoop dat het gedrag van de man bij intimiderende teksten zou blijven, maar dat is niet het geval gebleken. Volgens de vrouw heeft de man haar op 19 juli 2024 in haar woning mishandeld. De vrouw heeft aangifte gedaan en het Openbaar Ministerie heeft besloten om de man te vervolgen. Na de mishandeling is de man doorgegaan met het sturen van dreigende e-mails en heeft hij de vrouw op 13 augustus 2024 met de auto klem gereden.
Inmiddels is de vrouw zo bang van de man geworden, dat zij niet meer durft terug te keren naar haar woning. Dit terwijl de kinderen gewoon naar school moeten. De vrouw vreest ervoor dat de man haar weer komt opzoeken en haar opnieuw iets zal aandoen. Bovendien heeft de man volgens de vrouw er geen blijk van gegeven inzicht te hebben in zijn eigen gedrag. In plaats daarvan blijft de man contact zoeken en heeft hij aangegeven niet open te staan voor hulpverlening in het vrijwillig kader.
Gezien deze omstandigheden stelt de vrouw een belang te hebben bij het opleggen van het contact- en straatverbod dat zwaarder weegt dan het belang van de man om zich vrijelijk te kunnen bewegen.
3.3.
De man voert verweer. Volgens de man is de vrouw aanstichtster van de problemen. Zo geeft de man aan dat hij de vrouw na de beëindiging van de relatie alles heeft gegeven wat hij kon. Desondanks heeft de vrouw zich sinds oktober 2023 via een advocaat tot de man gericht en hem allerlei aanvullende eisen gesteld. Dit heeft de man erg boos gemaakt, hetgeen er uiteindelijk in heeft resulteert dat hij zijn zelfbeheersing is verloren en de vrouw heeft mishandeld. De man weet dat hij een grote fout heeft gemaakt, maar geeft aan dat hij contact tussen partijen in het belang van de kinderen noodzakelijk acht.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter moet daarom eerst beoordelen of de vrouw ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. De vrouw heeft verklaard dat zij door het gedrag van de man niet meer terug durft naar haar eigen woning. Dit terwijl de kinderen gewoon weer naar school moeten. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is hiermee het spoedeisend belang van de vrouw bij haar vorderingen gegeven.
4.2.
Een straatverbod zoals de vrouw vordert, is een ingrijpende maatregel die inbreuk maakt op het recht op persoonlijke vrijheid, waaronder begrepen het recht dat iedereen heeft om zich vrij te verplaatsen. Een straat- en contactverbod kan alleen worden toegewezen als sprake is van ernstig onrechtmatig handelen en van concreet gevaar voor herhaling daarvan. De rechter moet vervolgens alle relevante omstandigheden van het geval in aanmerking nemen en de betrokken belangen van partijen afwegen om te beoordelen of dat verbod, zoals gevorderd, kan worden gerechtvaardigd. Het is daarbij aan de vrouw om dat gevaar voor herhaling aannemelijk te maken.
4.3.
De vrouw heeft onbetwist gesteld dat de man haar gedurende de periode van 12 april 2024 tot en met 7 augustus 2024 heeft bestookt met e-mails met daarin dreigende en intimiderende teksten. De advocaat van de vrouw heeft de man per brief van 14 augustus 2024 verzocht om geen rechtstreeks contact meer met de vrouw op te nemen, en enkel nog te communiceren via de medewerker van het wijkteam van de gemeente. Desondanks heeft de man nadien op 14 en 15 augustus 2024 rechtstreeks contact opgenomen met de vrouw. Verder heeft de vrouw gesteld dat er op 19 juli 2024 een geweldsincident heeft plaatsgevonden bij de woning van de vrouw, waarbij de man de vrouw heeft geslagen en getrapt in het bijzijn van de kinderen. Uit de ingediende stukken blijkt dat de man dit incident heeft bekend, zijn eigen gedrag destijds heeft afgekeurd en heeft aangegeven dat hij uit emotie heeft gehandeld. Vervolgens heeft de vrouw onbetwist gesteld dat de man haar op 13 augustus 2024 heeft geprobeerd klem te rijden met de auto.
4.4.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de man ernstig onrechtmatig heeft gehandeld jegens de vrouw. Uit de stellingen en de door de vrouw overgelegde stukken blijkt dat de man de vrouw in de afgelopen periode veelvuldig op dreigende en intimiderende wijze heeft benaderd. Daarnaast is gebleken dat de man tijdens een incident op 19 juli 2024 fysiek geweld heeft gebruikt tegen de vrouw. Dat de vrouw zich hierdoor onveilig is gaan voelen, is volgens de voorzieningenrechter begrijpelijk.
Er bestaat naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook een concreet gevaar voor herhaling van het gedrag van de man. De man is per brief van 14 augustus 2024 gesommeerd om geen rechtstreeks contact meer met de vrouw op te nemen, maar heeft hieraan geen gehoor gegeven. Daarbij is de wijze waarop de man de vrouw ter zitting heeft bejegend voor de voorzieningenrechter een bevestiging van het gestelde intimiderende gedrag van de man en de reële kans op herhaling. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter rechtvaardigen de feiten en omstandigheden dan ook de gevraagde maatregelen. De voorzieningenrechter acht de maatregelen mede in het belang van de minderjarige kinderen, zodat er een periode van rust tussen partijen wordt gecreëerd. De voorzieningenrechter hoopt hiermee dat partijen op den duur op constructieve wijze met elkaar in gesprek kunnen gaan. Gelet op het voorgaande zullen beide verboden worden toegewezen.
4.5.
De vrouw heeft de voorzieningenrechter verzocht om toekenning van de straat- en contactverboden in te laten gaan vanaf respectievelijk 9 september en 2 april 2024. Dit zou betekenen dat de verboden met terugwerkende kracht zouden ingaan.
De voorzieningenrechter acht dit, gelet op de aard van de verboden, niet mogelijk en wijst dit dan ook af. De voorzieningenrechter acht het, mede gelet op het doel om een periode van rust te creëren, van belang dat de geboden tegelijkertijd van kracht zijn. De voorzieningenrechter zal beide verboden daarom instellen vanaf de dag van de betekening van dit vonnis tot 1 april 2025.
4.6.
De voorzieningenrechter acht de gevorderde dwangsom, gelet op de gestelde feiten en omstandigheden niet onredelijk. Bovendien is de voorzieningenrechter van oordeel dat de dwangsom als stimulans tot nakoming van de gegeven beslissing moet worden toegewezen.
4.7.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
verbiedt de man vanaf de dag van de betekening van dit vonnis tot 1 april 2025 zich te begeven naar en/of zich te bevinden in de [adres] te [plaats 1] ,
5.2.
verbiedt de man vanaf de dag van de betekening van dit vonnis tot 1 april 2025 persoonlijk of via derden contact te zoeken met de vrouw, maar enkel contact met haar te zoeken via een neutrale derde,
5.3.
veroordeelt de man om aan de vrouw een dwangsom te betalen van € 350,00 voor iedere dag dat hij niet aan de hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 25.000,00 is bereikt,
5.4.
machtigt de vrouw om met behulp van de sterke arm van justitie en politie de tenuitvoerlegging van deze beslissing te bewerkstelligen, indien de man in gebreke blijft aan het onder 5.1. van dit vonnis bepaalde te voldoen,
5.5.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.W.S. Kiliç en in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2024.