ECLI:NL:RBNHO:2024:10058

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 september 2024
Publicatiedatum
1 oktober 2024
Zaaknummer
15.208814.24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van de ISD-maatregel voor diefstallen en lokaalvredebreuk met recidivekans

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 30 september 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen en lokaalvredebreuk. De verdachte, geboren op een onbekende datum en momenteel gedetineerd in Justitieel Complex Schiphol, werd beschuldigd van het stelen van alcoholische dranken en het wederrechtelijk binnendringen in besloten lokalen, ondanks eerder opgelegde winkelverboden. De rechtbank heeft de zaken A, B, C, D en E gevoegd behandeld, waarbij de verdachte in zaak D werd vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de andere zaken wel schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De officier van justitie had een onvoorwaardelijke ISD-maatregel van twee jaar geëist, gezien de recidivekans en de problematiek van de verdachte. De rechtbank volgde dit advies, omdat de verdachte kampt met middelen- en psychische problemen en eerdere straffen niet effectief waren gebleken. De rechtbank legde de ISD-maatregel op, met de nadruk op de noodzaak van intensieve begeleiding om de kans op recidive te verkleinen. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de noodzaak van bescherming van de maatschappij.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15.208814.24 (A), 15.296265.23 (B), 15.153526.23 (C), 15.010882.24 (D) en 15.089420.24 (E) (P)
Uitspraakdatum: 30 september 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare zitting van 16 september 2024 in de zaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1],
op dit moment gedetineerd in Justitieel Complex Schiphol.
De politierechter heeft de zaken, die eerder bij afzonderlijke dagvaardingen zijn aangebracht en in dit vonnis zaak C, zaak D en zaak E worden genoemd, op de zitting van 4 april 2024 gevoegd. De zaken zijn vervolgens op de zitting van 10 juli 2024 door de politierechter naar deze kamer verwezen. Op de zitting van 16 september 2024 zijn de verwezen zaken aangebracht, alsmede twee andere bij afzonderlijke dagvaardingen aangebrachte zaken, die in dit vonnis zaak A en zaak B worden genoemd. De rechtbank heeft op de zitting van 16 september 2024 al deze zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. D. Sarian, en van wat de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S.G.H. Langeweg, advocaat te Koog aan de Zaan, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij:
ten aanzien van zaak A
op of omstreeks 27 juni 2024 te Purmerend twee flessen Port, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
ten aanzien van zaak B
op of omstreeks 5 oktober 2023 te Purmerend een doos vodka, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
ten aanzien van zaak C
op of omstreeks 23 juni 2023 te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad, in het besloten lokaal, de supermarkt, gevestigd aan de [adres 2], bij [slachtoffer 1], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen, immers was hem, verdachte, met ingang van 13 juni 2023 schriftelijk de toegang tot die supermarkt ontzegd voor de duur van 1 jaar;
ten aanzien van zaak D
op of omstreeks 10 januari 2024 te Zaandam, in het besloten lokaal, de bioscoop, gevestigd aan de [adres 3], bij [slachtoffer 3], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen, immers was hem, verdachte, met ingang van 10 januari 2024, schriftelijk de toegang tot die bioscoop ontzegd voor de duur van 12 maanden;
ten aanzien van zaak E
op of omstreeks 14 maart 2024 te Purmerend in het besloten lokaal supermarkt, gelegen aan het [adres 4], bij [slachtoffer 1], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen, immers was hem, verdachte, met ingang van 9 augustus 2023 schriftelijk de toegang tot die winkel ontzegd voor de duur van 12 maanden.

2.Voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de zaken, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de verweten feiten in de zaken A, B, C en E. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het feit in zaak D.
3.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de verweten feiten in de zaken C en E, omdat het dossier geen overtuigend bewijs bevat voor de conclusie dat de verdachte voldoende op de hoogte was van de aan hem opgelegde winkelverboden en dus dat hij die winkels wederrechtelijk is binnengedrongen. De verdediging heeft daarnaast vrijspraak bepleit van het feit in zaak D.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de overige feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, gelet op de bekennende verklaring van de verdachte over deze feiten.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak in zaak D
De rechtbank is, overeenkomstig de standpunten van de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich op 10 januari 2024 schuldig heeft gemaakt aan lokaalvredebreuk bij de [slachtoffer 3] in Zaandam (zaak D). De verdachte was namelijk pas met ingang van 11 januari 2024 de toegang tot de bioscoop ontzegd. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van dit feit.
3.3.2
Bewezenverklaring in zaken A, B, C en E
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de verweten feiten in de zaken A, B, C en E op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
Het verweer van de verdediging ten aanzien van de feiten in de zaken C en E vindt zijn weerlegging in de inhoud van de bewijsmiddelen. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt hieruit dat de verdachte op de hoogte was van de winkelverboden, die hem eerder waren opgelegd, en dat hij in strijd met die winkelverboden de filialen van [slachtoffer 1] in Koog aan de Zaan en Purmerend is binnengegaan. De verweten feiten in de zaken C en E zijn daarmee wettig en overtuigend bewezen.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de feiten in de zaken A, B, C en E heeft begaan, met dien verstande dat hij:
ten aanzien van zaak A
op 27 juni 2024 te Purmerend twee flessen Port, die aan de [slachtoffer 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
ten aanzien van zaak B
op 5 oktober 2023 te Purmerend een doos vodka, die aan [slachtoffer 2] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
ten aanzien van zaak C
op 23 juni 2023 te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad, in het besloten lokaal, supermarkt [slachtoffer 1], aan de [adres 2], wederrechtelijk is binnengedrongen, immers was hem, verdachte, met ingang van 13 juni 2023 schriftelijk de toegang tot die supermarkt ontzegd voor de duur van 1 jaar;
ten aanzien van zaak E
op 14 maart 2024 te Purmerend in het besloten lokaal, supermarkt [slachtoffer 1], aan het [adres 4], wederrechtelijk is binnengedrongen, immers was hem, verdachte, met ingang van 9 augustus 2023 schriftelijk de toegang tot die winkel ontzegd voor de duur van 12 maanden.
Wat aan de verdachte onder deze feiten meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van zaken A en B
telkens: diefstal;
ten aanzien van zaken C en E
telkens: in een besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan de bewezen verklaarde feiten zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte te veroordelen tot een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren.
6.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht af te zien van oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. Oplegging van die onvoorwaardelijke sanctie vindt de verdediging niet op zijn plaats, gelet op de (relatief) geringe straffen die de verdachte eerder opgelegd heeft gekregen en het feit dat de ISD-maatregel een uiterst redmiddel moet zijn. De verdediging heeft verzocht te volstaan met oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest of een deels voorwaardelijke straf, zodat de verdachte in een ambulant kader de hulp kan krijgen, waarvan hij op de zitting heeft aangegeven die te willen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek op de zitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich allereerst schuldig gemaakt aan twee diefstallen. Hij heeft bij een supermarkt in Purmerend twee flessen alcohol gestolen. Bij een café in Purmerend heeft de verdachte tijdens de bevoorrading van dat café ook flessen alcohol gestolen. De verdachte heeft zich daarnaast twee keer schuldig gemaakt aan lokaalvredebreuk door twee winkelverboden te overtreden. Dit zijn allemaal ergerlijke feiten. De verdachte heeft door het plegen van deze feiten overlast, hinder en schade veroorzaakt.
Strafblad
Uit het strafblad van de verdachte blijkt dat hij de afgelopen jaren veelvuldig is veroordeeld voor onder andere soortgelijke feiten. Ondanks die eerdere onherroepelijke veroordelingen is de verdachte tot nieuw strafbaar gedrag gekomen. De herhaaldelijk opgelegde straffen hebben kennelijk onvoldoende effect gehad. Dit weegt de rechtbank in het nadeel van de verdachte mee.
Reclasseringsadvies
De rechtbank betrekt bij haar afwegingen over de sanctieoplegging ook de persoon van de verdachte. Uit het reclasseringsadvies van 21 augustus 2024 van GGZ Reclassering Fivoor komt naar voren dat de verdachte problemen heeft op verschillende leefgebieden en dat zijn maatschappelijke integratie slecht is. De problemen van de verdachte houden verband met elkaar en houden elkaar in stand. De verdachte leeft op straat, komt niet rond van zijn leefgeld, heeft geen dagbesteding en heeft geen steunend vangnet. Ook is de verdachte verslaafd aan middelen en zijn er aanwijzingen dat hij lijdt aan psychische problemen. Al deze omstandigheden vragen naar het oordeel van de reclassering om intensieve begeleiding om de hoge kans op recidive te kunnen doen afnemen. Dat is in te verleden echter niet van de grond gekomen. De verdachte staat bekend als een zorgmijder en heeft niet willen meewerken aan eerdere ambulante interventies. De reclassering ziet door zijn mijdende houding geen mogelijkheden meer voor begeleiding in een ambulant kader. De reclassering adviseert daarom oplegging van de ISD-maatregel om vanuit dat kader te werken aan de motivatie van de verdachte, onderzoek te doen naar een passend hulpverleningstraject en de begeleiding en inperking van de kans op recidive op te starten.
De rapporteur van de reclassering heeft op de zitting het eerdere advies gehandhaafd. Hoewel de verdachte op de zitting te kennen heeft gegeven toch open te staan voor interventies en hulp, schat de rapporteur in dat die motivatie onvoldoende is om interventies vanuit een ambulant kader te laten slagen. De rapporteur heeft daarbij benadrukt dat de reclassering het niet mogelijk acht om vanuit de huidige instabiele leefomstandigheden en de middelenproblematiek van de verdachte een uitvoerbaar plan van aanpak op te stellen om de kans op recidive te kunnen verkleinen en een stabiel bestaan op te bouwen. Het opstellen van een adequaat begeleidingsplan kan volgens de reclassering het beste plaatsvinden binnen het kader van de onvoorwaardelijke ISD-maatregel en zal daar de grootste kans van slagen hebben.
Onvoorwaardelijke ISD-maatregel
De rechtbank sluit zich aan bij het advies van de reclassering. De ISD-maatregel strekt tot beveiliging van de maatschappij en beëindiging van de recidive van een verdachte. Als een verdachte kampt met middelen- en/of psychische problematiek, strekt de maatregel er mede toe een bijdrage te leveren aan de oplossing van deze problematiek. De rechtbank is van oordeel dat de ISD-maatregel in het geval van de verdachte bij uitstek beantwoordt aan de in de wet genoemde doelen. De rechtbank acht oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel dan ook de enige passende sanctie. Gelet op het advies van de reclassering en de wisselende houding van de verdachte tegenover hulpverlening, ziet de rechtbank, anders dan de verdediging heeft bepleit, geen reden om tot andere sanctieoplegging te komen. Hoewel de verdachte op de zitting op de vraag van zijn raadsvrouw heeft aangegeven toch wel hulp in een ambulant kader te willen, is de rechtbank niet gebleken dat hij de intrinsieke motivatie heeft om zijn leven anders vorm te geven. Naar het oordeel van de rechtbank wordt in dit geval ook voldaan aan de voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht voor het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Immers (i) betreffen de door de verdachte begane feiten misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, (ii) is de verdachte in de afgelopen vijf jaren minstens driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk veroordeeld tot gevangenisstraffen, (iii) zijn de onderhavige feiten begaan na de tenuitvoerlegging hiervan, (iv) moet er ernstig rekening mee gehouden worden dat de verdachte weer een misdrijf zal begaan en (v) eist de veiligheid van goederen het opleggen van de maatregel.
Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaren op zijn plaats. Om de beëindiging van de recidive van de verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven, alsmede de maatschappij zo optimaal mogelijk te beschermen, zal de rechtbank bepalen dat de gehele duur van de maatregel ten uitvoer moet worden gelegd en dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht, hierop niet in mindering moet worden gebracht.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Van toepassing zijn artikelen 38m, 38n, 57, 63, 138 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder zaak D is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de verweten feiten in de zaken A, B, C en E heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder deze feiten meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de maatregel tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.M.L. Rogmans, voorzitter,
mrs. H.H.E. Boomgaart en A.K. Korteweg, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. P.H. Boersma,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 september 2024.
Bewijsmiddelenbijlage
[..]