ECLI:NL:RBNHO:2023:9980

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
C/15/338800 / HA ZA 23-231
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident tot oproeping in vrijwaring en beoordeling van proceskosten in civiele procedure

Op 11 oktober 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, een vonnis in incident gewezen in de zaak tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [bedrijf] B.V. en WATSON PARKER B.V. In deze procedure vorderde [bedrijf] in de hoofdzaak veroordeling van Watson Parker tot betaling van een bedrag van € 58.476,21, vermeerderd met rente en kosten, op grond van een vermeende schending van de zorgplicht door Watson Parker met betrekking tot een financiering. Watson Parker vorderde in het incident verlof om Dutch Finance Lab B.V. in vrijwaring op te roepen, stellende dat deze derde ook een zorgplicht heeft geschonden. De rechtbank oordeelde dat de vrijwaring kon worden toegestaan, omdat de gronden die Watson Parker aanvoerde niet waren weersproken. De termijn voor dagvaarding werd vastgesteld op zes weken. De rechtbank compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De zaak in de hoofdzaak werd verwezen voor conclusie van antwoord op 22 november 2023.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/338800 / HA ZA 23-231
Vonnis in incident van 11 oktober 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[bedrijf] B.V.,
gevestigd te [plaats], gemeente [gemeente],
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. J. Jong te Zaandam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WATSON PARKER B.V.,
gevestigd te Zaandam, gemeente Zaanstad,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. A.J.M. Dekkers te Goes.
Partijen zullen hierna [bedrijf] en Watson Parker genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring
  • akte niet dienen in de hoofdzaak en de incidentele conclusie van antwoord met producties
  • de akte uitlaten producties van Watson Parker.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
[bedrijf] vordert in de hoofdzaak veroordeling van Watson Parker tot betaling van een bedrag van € 58.476,21, te vermeerderen met rente en kosten. [bedrijf] legt aan haar vordering ten grondslag dat Watson Parker de op haar rustende zorgplicht niet is nagekomen. [bedrijf] stelt dat Watson Parker haar met betrekking tot een door haar af te sluiten financiering ten onrechte niet heeft gewaarschuwd voor een vaste renteverplichting van € 65.000,-, ongeacht de looptijd van de lening terwijl bij het aangaan van die financiering al bekend was dat deze hooguit circa 3 maanden zou lopen. [bedrijf] stelt dat Watson Parker haar daarom het verschil tussen dat bedrag en het bedrag dat zij aan een normale rentevergoeding zou hebben moeten betalen dient te vergoeden.
2.2.
Watson Parker vordert in het incident dat haar wordt toegestaan Dutch Finance Lab B.V. in vrijwaring op te roepen. Zij stelt dat als de vordering in de hoofdzaak wordt toegewezen, Dutch Finance Lab B.V. gehouden is haar te vrijwaren voor de gevolgen van dat vonnis. Zij stelt dat Dutch Finance Lab B.V. eveneens haar zorgplicht heeft geschonden en Watson Parker als tussenpersoon voor [bedrijf] onvoldoende heeft geïnformeerd over de voorwaarden van de financiering. Zij vordert een termijn van acht weken na de datum van dit vonnis voor het oproepen van Dutch Finance Lab B.V.in vrijwaring.
2.3.
[bedrijf] voert verweer. Zij maakt er in de eerste plaats bezwaar tegen dat Watson Parker nog steeds niet heeft gediend van antwoord in de hoofdzaak. Zij stelt dat Watson Parker eerst verstek heeft laten gaan, pas op het laatste moment het verstek heeft gezuiverd waarna zij zes weken de tijd kreeg om van antwoord te dienen en toen nog vier extra weken heeft gevraagd en gekregen voor antwoord, maar nu nog steeds niet heeft geantwoord in de hoofdzaak. Zij verzoekt haar akte niet dienen te verlenen en wijst op een vonnis van deze rechtbank van 23 juli 2014 waarin ook zo is beslist.
[bedrijf] voert aan dat als zij gevolgd wordt in dit verzoek zij zich refereert aan het oordeel van de rechtbank in het incident tot vrijwaring. Als de akte niet dienen niet wordt verleend verzet zij zich tegen het verlenen van verlof tot oproepen in vrijwaring. Zij benadrukt dat meneer [bedrijf] in 2022 al is overleden en dat de gezondheid van mevrouw [bedrijf] zeer te wensen overlaat, zodat substantiële vertraging van de hoofdzaak zeer onwenselijk is. Voor zover de vrijwaring wel wordt toegelaten verzoekt zij de termijn voor dagvaarding te beperken tot vier weken na de datum van dit vonnis.
2.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna voor zover van belang nader ingegaan.
2.5.
Voor toewijzing van een incidentele vordering tot vrijwaring is vereist dat de gewaarborgde zich beroept op een rechtsverhouding met een derde, die meebrengt dat die derde verplicht is om de nadelige gevolgen van de beslissing in de hoofdzaak tegen de gewaarborgde te dragen. Het bestaan van die rechtsverhouding behoeft in het vrijwaringsincident niet te worden aangetoond.
2.6.
Het enige verweer dat [bedrijf] tegen de vrijwaring heeft aangevoerd is de vertraging die dat mogelijk met zich meebrengt voor de voortgang van de hoofdzaak. Uit de verschillende processtukken blijkt evenwel dat de eventuele vertraging in deze procedure niet geheel aan Watson Parker verweten kan worden. Duidelijk is dat in de onderlinge informatievoorziening tussen de beide advocaten ook het een en ander is misgelopen.
Om die reden wordt geoordeeld dat op grond van hetgeen Watson Parker heeft aangevoerd de vrijwaring kan worden toegestaan, omdat de aangevoerde en niet weersproken gronden die vordering kunnen dragen. Daarbij zal de rechtbank de termijn voor dagvaarden op zes weken stellen gelijk aan de termijn voor conclusie in de hoofdzaak, omdat Watson Parker voor toekennen van een langere termijn onvoldoende heeft gesteld.
2.7.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in het incident geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Beoordeling in de hoofdzaak
2.8.
In haar conclusie van antwoord in het incident vordert [bedrijf] dat haar akte niet dienen wordt verleend voor het niet dienen van antwoord in de hoofdzaak door Watson Parker. Nu uit de stukken naar voren komt dat de informatievoorziening aan de advocaat van Watson Parker door de advocaat van [bedrijf] niet naar behoren is verlopen, wordt geoordeeld dat niet kan worden uitgesloten dat dit mede een rol van betekenis heeft gespeeld bij de vertraging bij het nemen van een conclusie van antwoord in de hoofdzaak. De rechtbank ziet geen aanleiding akte niet dienen te verlenen.
De zaak zal worden verwezen naar de rol van na te noemen datum voor conclusie van antwoord.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
staat toe dat Dutch Finance Lab B.V., door Watson Parker wordt gedagvaard tegen de terechtzitting van 22 november 2023,
3.2.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
3.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
22 november 2023voor conclusie van antwoord,
3.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2023. [1]

Voetnoten

1.type: 1155