Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Beoordeling van het bewijs
4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
5.Strafbaarheid van de verdachte
6.Motivering van de sanctie
7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
8.Toepasselijke wettelijke voorschriften
9.Beslissing
1 (één) maandmet bevel dat deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op 2 (twee) jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
200 (twee honderd) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 100 dagen hechtenis.
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 42.118,00bestaande uit materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan
[slachtoffer], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
[slachtoffer]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 42.118,00bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 245 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
€ 17.810,00of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte [medeverdachte 2] aan de benadeelde partij [slachtoffer] en/of de Staat is