Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[adres] .
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Beoordeling van het bewijs
4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
5.Strafbaarheid van de verdachte
[reclasseringswerkers] , beiden als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland. Hieruit blijkt dat bij de verdachte sprake is van een schizoaffectieve stoornis en zwakbegaafdheid. Verder blijkt uit het rapport van 23 juni 2020 dat de verdachte in juli 2019 – een half jaar voor het bewezen verklaarde feit – opgenomen is geweest in verband met een psychose. Ter zitting is toegelicht dat de opname tot november 2019 heeft geduurd. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van 8 augustus 2023 van de raadvrouw van de verdachte. De rechtbank ziet zich gezien bovenstaande voldoende ingelicht over de persoon van de verdachte. De rechtbank is van oordeel dat deze informatie, maar ook het dossier en het verhandelde ter terechtzitting geen steun bieden voor het door de raadsvrouw ingenomen standpunt dat de psychische stoornis van de verdachte op het moment van het plegen van het feit zodanig was dat het ten laste gelegde hem niet moet worden toegerekend. Het verweer wordt verworpen.
6.Motivering van de sanctie
7.Vordering benadeelde partij
8.Toepasselijke wettelijke voorschriften
9.Beslissing
40 (veertig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 20 dagen hechtenis.