ECLI:NL:RBNHO:2023:9975

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 augustus 2023
Publicatiedatum
8 oktober 2023
Zaaknummer
15/115358-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Invoer van cocaïne te Schiphol en strafmaatverweer

Op 6 mei 2023 heeft de verdachte opzettelijk ongeveer 23.298,5 gram cocaïne binnen het grondgebied van Nederland gebracht, wat in strijd is met de Opiumwet. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. J.J. van Bree, in behandeling genomen en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. S.C. Peeters, heeft aangevoerd dat de zuiverheid van de cocaïne niet is vastgesteld, waardoor de hoeveelheid niet als basis voor de strafmaat kan dienen. De rechtbank heeft dit verweer verworpen, omdat vaststaat dat er cocaïne is aangetroffen in alle monsters. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak. De verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd en de rechtbank heeft de bewijsvoering als voldoende beschouwd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 maanden. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om af te wijken van de LOVS oriëntatiepunten, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de in beslag genomen goederen aan de verdachte moeten worden teruggegeven, omdat er geen gronden voor verbeurdverklaring zijn vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/115358-23 (P)
Uitspraakdatum: 17 augustus 2023
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 3 augustus 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats] ,
geen vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in [detentieadres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J.J. van Bree en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S.C. Peeters, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 6 mei 2023 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 23298,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden, die zijn vervat in de hierna te noemen bewijsmiddelen, tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
De rechtbank heeft vastgesteld dat ten aanzien van het onder 3.4 bewezenverklaarde feit sprake is van een bekennende verdachte en dat door of namens hem geen vrijspraak is bepleit. Gelet op artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering zal daarom worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan de rechtbank tot een bewezenverklaring is gekomen, te weten:
  • de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 augustus 2023;
  • een proces-verbaal van aanhouding van 6 mei 2023 (dossierpagina 33 e.v. van het digitale procesdossier);
  • een proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen van 7 mei 2023 (dossierpagina 153 e.v. van het digitale procesdossier);
  • een proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen van 8 mei 2023 (dossierpagina 173 e.v. van het digitale procesdossier);
  • een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 9 mei 2023 (dossierpagina 177 van het digitale procesdossier).
De hiervoor vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 6 mei 2023 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 23298,5 gram van een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dan ook strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft hierbij betrokken dat de verdachte een belangrijke schakel was binnen de drugsorganisatie.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met het gegeven dat de verdachte is gedwongen tot het plegen van het ten laste gelegde feit. Daarnaast heeft de raadsvrouw verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij een blanco strafblad heeft in Nederland.
Verder heeft de raadsvrouw aangevoerd dat voor de bepaling van de op te leggen straf aan de hand van de LOVS oriëntatiepunten, niet mag worden uitgegaan van een hoeveelheid van 23298,5 gram, nu het gehalte aan cocaïne in de aangetroffen pakketten niet is vastgesteld.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de zuiverheid van cocaïne daalt naar mate de cocaïne verder wordt verspreid en verhandeld. Iedere schakel in de keten van producent tot gebruiker heeft immers de mogelijkheid om de cocaïne te versnijden en daarmee de winst te vergroten. In onderhavig geval betreft het cocaïne in vaste vorm die is gesmokkeld vanuit Mexico. Nu dat land relatief dicht bij de plaats van oorsprong van de cocaïne is gelegen, is niet aannemelijk dat de cocaïne op het moment dat de verdachte het heeft ingevoerd in Nederland, veel schakels zal zijn gepasseerd en veelvuldig zal zijn versneden. Bovendien is het niet van belang dat het Nederland Forensisch Instituut het gehalte cocaïne in de monsters niet heeft vastgesteld nu in ieder geval vaststaat dat er cocaïne is aangetroffen in de 23 monsters en dat er aldus sprake is invoer van een materiaal bevattende cocaïne. Daarbij komt dat in vergelijkbare zaken waarin sprake is van cocaïne in de vaste vorm zoals door de verdachte binnen Nederland is gebracht, de LOVS oriëntatiepunten uitgangspunt vormen voor de strafoplegging, waarbij de gewichtsbepaling altijd op dezelfde manier plaatsvindt als in onderhavige zaak is gebeurd. De verdachte wordt dus niet anders of zwaarder bestraft dan verdachten in vergelijkbare zaken. De rechtbank ziet op basis van het verweer van de raadsvrouw dan ook geen aanleiding om bij de strafoplegging in deze zaak af te wijken van de LOVS oriëntatiepunten.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de opzettelijke invoer van 23298,5 gram van een materiaal bevattende cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Anders dan de raadsvrouw heeft aangevoerd, acht de rechtbank het ongeloofwaardig dat de verdachte zou zijn gedwongen tot het plegen van het ten laste gelegde feit. Dit blijkt onder meer uit de in zijn telefoon aangetroffen gegevens, te weten foto’s van onder meer (stapels) bankbiljetten, een vacuümmachine en verpakte blokken met een opdruk die overeenkomt met de opdruk die is aangetroffen op een deel van de bij de verdachte in zijn bagage aangetroffen blokken cocaïne. Deze gegevens lijken te wijzen op een eerder drugstransport. Daar komt bij dat het gelet op de grote hoeveelheid aangetroffen cocaïne onaannemelijk is dat een organisatie dit laat vervoeren door een onwetende en onwelwillende koerier.
Gelet op het voorgaande en de ernst van het gepleegde feit is de rechtbank van oordeel dat niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand strafblad, gedateerd 27 juni 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder in Nederland voor enig strafbaar feit onherroepelijk is veroordeeld.
De rechtbank ziet noch in de omstandigheden waaronder het feit is begaan, noch in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, aanleiding om af te wijken van de LOVS oriëntatiepunten en zal derhalve daarvan uitgaan. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank echter van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat de verdachte een belangrijke schakel was in de organisatie, zodat de rechtbank een lagere straf zal opleggen dan gevorderd. De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 60 maanden moet worden opgelegd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling (indien en voor zover zij daarvoor gedurende de tenuitvoerlegging voor in aanmerking blijkt te komen) wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.In beslag genomen en niet teruggegeven goederen

Onder de verdachte is in beslag genomen:
  • 1 STK GSM;
  • 1 STK Computer.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat beide goederen dienen te worden teruggegeven aan de verdachte.
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft verzocht om teruggave aan de verdachte van beide goederen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven goederen, te weten:
  • 1 STK GSM;
  • 1 STK Computer.
dienen te worden teruggegeven aan de rechthebbende. De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat is voldaan aan één van de gronden voor verbeurdverklaring zoals genoemd in artikel 33a van het Wetboek van Strafrecht. Nu de goederen onder de verdachte in beslag zijn genomen, dienen deze aan hem te worden geretourneerd.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
- 2 en 10 van de Opiumwet.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 3.4 bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
60 maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan de verdachte van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven goederen, te weten:
  • 1 STK GSM;
  • 1 STK Computer.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Lintjer, voorzitter,
mrs. C.W.M. Giesen en C.S. Schoorl, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. S. Snelder,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 augustus 2023.