ECLI:NL:RBNHO:2023:9973

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 juli 2023
Publicatiedatum
8 oktober 2023
Zaaknummer
15/094017-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 met zwaar lichamelijk letsel als gevolg van verkeersongeval

Op 25 juli 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 23 oktober 2020 in Zaandam betrokken was bij een verkeersongeval. De verdachte, als bestuurder van een motorrijtuig, heeft zich zodanig gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Dit gebeurde door met een (niet toegestane) hoge snelheid een verkeerslicht te negeren, waardoor zij in botsing kwam met een snorfietser die van rechts kwam. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor de snorfietser, die ernstig neurotrauma opliep. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, wat heeft geleid tot een matiging van de straf. De verdachte is niet eerder voor een strafbaar feit veroordeeld, en de reclassering heeft het risico op recidive als laag ingeschat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/094017-22 (P)
Uitspraakdatum: 25 juli 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 juli 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres]
.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.A. Hobbelink en van hetgeen de verdachte en haar raadsman, mr. A.H.J.G. van Voorthuizen, advocaat te Ede, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 23 oktober 2020 te Zaandam, gemeente Zaanstad als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de N 203 zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, met (niet toegestane) hoge snelheid de met verkeerslichten geregelde kruising of splitsing van de N 203 en de Vincent van Goghweg te naderen en bij een voor haar bestemd (al enige seconden) geel licht uitstralend verkeerslicht met (onverminderd) hoge snelheid rechtdoor het verkeerslicht te passeren op een moment dat een bestuurder van een snorfiets, voor haar van rechts komend, begonnen was de rijbaan van die N 203 over te steken en zo (met grote impact) op te botsen of aan te rijden tegen die snorfietser, waardoor de bestuurder van die snorfiets (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, (te weten ernstig blijvend neurotrauma), of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 23 oktober 2020 te Zaandam, gemeente Zaanstad als bestuurder van een voertuig (personenauto, [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg, de N 203, de met verkeerslichten geregelde kruising of splitsing met de Vincent van Goghweg, met (niet toegestane) hoge snelheid is genaderd en met onverminderd hoge snelheid het voor haar bestemde (al enige seconden) geel licht uitstralende verkeerslicht is gepasseerd en zo in botsing of aanrijding is gekomen met een van rechts overstekende snorfietser, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is van de zaak kennis te nemen, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit. Kort gezegd heeft hij hiertoe aangevoerd dat niet duidelijk is waar de bestuurder van de bromfiets precies vandaan is gekomen. Het onderzoek van de politie is gebaseerd op een aanname omtrent zijn rijrichting en daarop is in het politieonderzoek voortgeborduurd. Het politieonderzoek is ondeugdelijk uitgevoerd.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsmotivering
Aan haar schuld te wijten
Om tot een bewezenverklaring van overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (WVW) te kunnen komen, zoals primair ten laste is gelegd, moet worden bewezen dat een verdachte zich in het verkeer zodanig heeft gedragen dat het aan zijn of haar schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden.
Van schuld in de zin van artikel 6 WVW is pas sprake in geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is niet in zijn algemeenheid aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW, maar komt het daarbij aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de overige omstandigheden van het geval. Het gedrag van de verdachte dient daarvoor te worden afgemeten aan dat wat van een bestuurder van een motorrijtuig in het algemeen en gemiddeld genomen mag worden verwacht. Daarnaast dient een causaal verband te worden vastgesteld tussen het gedrag van de verdachte en het verkeersongeval. Voorts volgt uit jurisprudentie van de Hoge Raad dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Tegen deze achtergrond overweegt de rechtbank als volgt.
De verdachte reed op 23 oktober 2020 als bestuurder van een auto over de N203 ter hoogte van de kruising met de Vincent van Goghweg te Zaandam en is daarbij in botsing gekomen met een van rechts komende bromfiets. Uit een analyse van de data van de verkeersregelinstallatie blijkt dat de snelheid van de verdachte vermoedelijk tussen de 77 en 85 kilometer per uur lag en dat het verkeerslicht toen zij de stopstreep passeerde minimaal 3,6 seconden oranje – in het dossier geel genoemd – licht uitstraalde. Het stoplicht zou in totaal 3,9 seconden oranje licht uitstralen. De verdachte heeft verklaard dat zij rond de 70 kilometer per uur reed. De maximumsnelheid ter plaatse was 50 kilometer per uur. De bromfietser is door rood licht gereden toen hij de Provincialeweg N203 wilde oversteken. Ten gevolge van de botsing is de bestuurder van de bromfiets ten val gekomen en met zeer ernstig letsel naar het ziekenhuis vervoerd.
De verdachte heeft zich naar het oordeel van de rechtbank niet gedragen zoals van een verkeersdeelnemer mag worden verwacht. Zij heeft de maximumsnelheid, uitgaande van haar eigen verklaring, in ieder geval met 20 kilometer per uur overschreden. Zij is met deze veel te hoge snelheid de kruising genaderd. Zonder snelheid te verminderen is zij de stopstreep en het verkeerslicht gepasseerd terwijl het verkeerslicht al meer dan 3,5 seconden oranje was en een fractie van een seconde later op rood zou springen. De verdachte heeft daarbij een van rechts komende bromfietser over het hoofd gezien. De rechtbank beschouwt dit gedrag van de verdachte als zeer onvoorzichtig en onoplettend en acht het ongeval aan haar schuld te wijten. Aldus is sprake van schuld en dubbele causaliteit als bedoeld in artikel 6 WVW. De omstandigheid dat het slachtoffer door rood is gereden doet hieraan niet af. De eigen schuld of medeschuld van het slachtoffer kan de schuld aan de zijde van de verdachte niet opheffen.
De rechtbank merkt nog op dat de raadsman van de verdachte heeft aangevoerd dat het onderzoek van de politie onduidelijkheden bevat en dat de bestuurder van de bromfiets wellicht vanuit een andere (niet toegestane) richting is gekomen dan waar de politie vanuit gaat. Het onderzoek van de politie vindt op dit punt echter niet alleen steun in de verklaring van [getuige] maar ook in de verklaring van de verdachte waaruit volgt dat de bromfiets van rechts kwam.
De raadsman van de verdachte heeft daarnaast aangevoerd dat uit een door hem overgelegd rapport van Ongevallen Analyse Nederland blijkt dat de politie bij het onderzoek gebruik heeft gemaakt van een revisietekening en dat de feitelijke ligging van de detectoren niet is gecontroleerd. Voor zover dit gevolgen zou hebben voor de gereden snelheid verwijst de rechtbank naar de verklaring van de verdachte die ook zelf verklaard 20 kilometer per uur te hard te hebben gereden. Voor zover dit gevolgen zou hebben voor de conclusies van de politie omtrent het door oranje rijden, merkt de rechtbank nog het volgende op. De conclusie dat de verdachte de stopstreep is gepasseerd een fractie voordat het verkeerslicht op rood sprong vindt ondersteuning in de verklaring van [getuige] , nu hij aangeeft dat de verdachte in zijn beleving door rood reed.
Zwaar lichamelijk letsel
Het slachtoffer [slachtoffer] heeft als gevolg van het ongeval ernstig neurotrauma opgelopen. Hij is meerdere keren aan zijn hoofd geopereerd, waarbij een systeem is geplaatst om de druk van de gezwollen hersenen te halen. Ten tijde van het sluiten van het politieonderzoek was hij nog niet aanspreekbaar. De zus van het slachtoffer heeft ter terechtzitting aangegeven dat nog altijd sprake is van een bewustzijnsstoornis, dat geen communicatie mogelijk is en dat het slachtoffer afhankelijk is van 24-uurszorg. Gelet hierop is er zowel gezien de aard van het medisch ingrijpen als naar algemeen spraakgebruik sprake van zwaar lichamelijk letsel.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
zij op 23 oktober 2020 te Zaandam, gemeente Zaanstad, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de N203, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend, met niet toegestane hoge snelheid de met verkeerslichten geregelde splitsing van de N203 en de Vincent van Goghweg te naderen en bij een voor haar bestemd al enige seconden geel licht uitstralend verkeerslicht met onverminderd hoge snelheid rechtdoor het verkeerslicht te passeren op een moment dat een bestuurder van een snorfiets, voor haar van rechts komend, begonnen was de rijbaan van die N203 over te steken en zo met grote impact aan te rijden tegen die snorfietser, waardoor de bestuurder van die snorfiets genaamd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten ernstig blijvend neurotrauma, werd toegebracht.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van een jaar met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft opgemerkt dat de officier van justitie met veel factoren rekening heeft gehouden bij het bepalen van de strafeis.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstige verkeersovertreding, waarbij de door haar bestuurde auto tegen een bromfiets is gereden, ten gevolge waarvan de bestuurder van die bromfiets ten val kwam en zeer ernstig blijvend neurotrauma heeft opgelopen. Bij deelname aan het verkeer kan onvoorzichtigheid grote en soms fatale gevolgen hebben, waardoor het leven van verkeersdeelnemers en hun naasten voor langere tijd of onomkeerbaar verandert. Gevolgen, die in zulke gevallen niet gewild of bedoeld zijn, maar wel kunnen intreden. De verdachte heeft door haar handelen ernstig lichamelijk leed toegebracht aan het slachtoffer. Het slachtoffer heeft een bewustzijnsstoornis, is niet in staat om te communiceren en is afhankelijk van 24-uurszorg. De zus van het slachtoffer heeft ter terechtzitting op indringende wijze verwoord wat het ongeval en de gevolgen daarvan voor haar broer en voor haar en haar familie nog elke dag betekent.
Medeschuld slachtoffer
De rechtbank houdt er – net als de officier van justitie - echter rekening mee dat de aard en ernst van het letsel ook deels is veroorzaakt doordat het slachtoffer voorafgaand aan de aanrijding door rood is gereden.
De persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
  • het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 1 juni 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld;
  • het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport gedateerd 5 juli 2023.
De reclassering schat het risico op recidive in als laag. Zij achten reclasseringsbemoeienis niet geïndiceerd en adviseren een afdoening zonder bijzondere voorwaarden.
Redelijke termijn
Het ongeval heeft plaatsgehad op 23 oktober 2020. In artikel 6, eerste lid, EVRM is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen haar ter zake van een bepaald strafbaar feit een strafvervolging zal worden ingesteld. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen.
De rechtbank overweegt dat in deze zaak de redelijke termijn op 23 oktober 2020 is aangevangen. Daarmee is de redelijke termijn met iets meer dan 10 maanden overschreden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding matiging van de op te leggen straf tot gevolg moet hebben.
Taakstraf
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 120 uren passend.
Ontzegging van de rijbevoegdheid
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen dient te worden ontzegd voor twaalf maanden. Vanwege de overschrijding van de redelijke termijn en de gevolgen die een onvoorwaardelijke rijontzegging zou hebben voor de baan van de verdachte, zal de rechtbank echter bepalen dat deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd. Hieraan zal de rechtbank een proeftijd verbinden van twee jaren opdat de verdachte ervan wordt weerhouden gedurende die proeftijd strafbare feiten te begaan.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht;
6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
120 [honderdtwintig] urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 60 [zestig] dagen hechtenis.
Veroordeelt de verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen
voor de duur van
12 [twaalf] maanden. Beveelt dat deze bijkomende straf
nietzal worden ten uitvoer gelegd tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Broekhof, voorzitter,
mr. C.S. Schoorl en mr. C.H. de Jonge van Ellemeet, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. H.S. Singeling,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 juli 2023.