ECLI:NL:RBNHO:2023:9970

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 augustus 2023
Publicatiedatum
8 oktober 2023
Zaaknummer
15/098566-21 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in het kader van niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 15 augustus 2023 uitspraak gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, ingediend door de officier van justitie. De vordering was gebaseerd op een strafbaar feit waarvoor de verdachte was gedagvaard. De officier van justitie had een bedrag van € 66.068,25 gevorderd ter ontneming van dit voordeel, zoals bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. Echter, de rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie in de strafzaak niet-ontvankelijk was verklaard, wat betekent dat er geen veroordeling had plaatsgevonden. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de ontnemingsvordering niet ontvankelijk was, aangezien artikel 36e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht vereist dat er een veroordeling moet zijn om een ontnemingsvordering te kunnen indienen. De rechtbank heeft zich gebaseerd op jurisprudentie van de Hoge Raad, die stelt dat het ontbreken van een veroordeling de ontvankelijkheid van een ontnemingsvordering in de weg staat. De rechtbank heeft daarom de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/098566-21 (ontneming)
Uitspraakdatum : 15 augustus 2023
Vonnis ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht
Deze beslissing heeft betrekking op de vordering van de officier van justitie d.d. 23 januari 2023ten aanzien van het feit in de zaak onder bovenstaand parketnummer, strekkende tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .

1.De vordering

De officier heeft bij vordering van 23 januari 2023 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, Sr zal vaststellen op
€ 66.068,25en dat aan [verdachte] de verplichting zal worden opgelegd tot betaling aan de Staat van dat bedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De officier van justitie baseert de vordering op het strafbare feit waarvoor [verdachte] is gedagvaard om op 15 augustus 2023 te verschijnen voor de meervoudige strafkamer in deze rechtbank.

2.Het verloop van de procedure

De officier van justitie heeft bovengenoemde vordering aanhangig gemaakt met de oproeping van [verdachte] om te verschijnen op de terechtzitting van deze rechtbank op 15 augustus 2023, die in persoon is betekend op 12 juli 2023.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden op 15 augustus 2023. Daarbij zijn gehoord [verdachte] , haar raadsman mr. M. Jonk, advocaat te Amsterdam, en de officier van justitie.

3.De beoordeling van de rechtbank

De rechtbank stelt vast dat de officier van justitie bij vonnis van 15 augustus 2023 niet-ontvankelijk is verklaard in de strafzaak. De vervolging van [verdachte] heeft dus niet tot een veroordeling geleid.
Artikel 36e, eerste lid Sr houdt in dat op vordering van het Openbaar Ministerie bij een afzonderlijke rechterlijke beslissing aan degene die is veroordeeld wegens een strafbaar feit, de verplichting kan worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Uit het wettelijk systeem, meer in het bijzonder uit artikel 511e, eerste lid, in verbinding met artikel 348 van het Wetboek van Strafvordering, moet naar het oordeel van de Hoge Raad worden afgeleid dat het ontbreken van een veroordeling wegens een strafbaar feit aan de ontvankelijkheid van een ontnemingsvordering in de weg staat (HR 17 februari 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG4258). De rechtbank zal de officier van justitie daarom niet ontvangen in de vordering.

4.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart de officier van justitie
niet-ontvankelijkin de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.C. Smits, voorzitter,
mr. N.M.L. Rogmans en mr. I.M. Hendriks, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.T. Sluis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 augustus 2023.