ECLI:NL:RBNHO:2023:9969

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 augustus 2023
Publicatiedatum
8 oktober 2023
Zaaknummer
15/098566-21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging wegens kwetsbaarheid van de verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 15 augustus 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het telen en in bezit hebben van hennep. De officier van justitie, mr. R.H.I. van Dongen, had de verdachte gedagvaard, maar de verdediging, vertegenwoordigd door mr. M. Jonk, pleitte voor niet-ontvankelijkheid van de officier in de vervolging. De verdediging voerde aan dat de beslissing om de verdachte te dagvaarden in strijd was met de beginselen van een behoorlijke procesorde, vooral gezien de kwetsbaarheid van de verdachte, zoals blijkt uit een reclasseringsadvies. De officier van justitie stelde echter dat hij in redelijkheid tot vervolging had kunnen besluiten en dat hij bij requisitoir zou vorderen dat de verdachte vrijgesproken zou worden.

De rechtbank oordeelde dat, hoewel de kwetsbaarheid van de verdachte niet automatisch leidt tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie, de combinatie van de kwetsbaarheid van de verdachte en de mededeling van de officier dat hij vrijspraak zou vorderen, in dit specifieke geval had moeten leiden tot het niet dagvaarden van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de vervolging onverenigbaar was met de beginselen van een goede procesorde, en verklaarde de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/098566-21 (P)
Uitspraakdatum: 15 augustus 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 augustus 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres 1] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R.H.I. van Dongen en van hetgeen de verdachte en haar raadsman, mr. M. Jonk, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 10 september 2020 te Heemstede tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een woning aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 202 hennepplanten en/of 1,4kg hennepgruis en/of 61gram henneptoppen, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 10 september 2020 te Heemstede met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een woning aan de
[adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 202 hennepplanten en/of 1,4kg hennepgruis en/of 61gram henneptoppen, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 10 september 2020 te Heemstede, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal
(telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft
en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemde gezamenlijke woning voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen.
2. Beroep op niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging
2.1
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging moet worden verklaard. Hiertoe heeft hij – kort gezegd – aangevoerd dat de beslissing om de verdachte te dagvaarden in strijd is met de beginselen van een behoorlijke procesorde en dat de officier van justitie niet in redelijkheid tot de vervolgingsbeslissing heeft kunnen komen. De gebrekkige haalbaarheid van de strafzaak had moeten worden afgezet tegen de grote impact die de vervolgingsbeslissing op de verdachte zou hebben, gelet op haar kwetsbaarheid. Die kwetsbaarheid was voor de officier van justitie ook af te leiden uit het reclasseringsadvies van 4 mei 2023.
2.2
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep op niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie dient te worden verworpen. De officier van justitie heeft in redelijkheid kunnen beslissen tot vervolging van de verdachte.
Om de spanning bij de verdachte weg te nemen, heeft de officier van justitie bij zijn verweer medegedeeld dat hij bij requisitoir zal vorderen dat de verdachte van het ten laste gelegde feit wordt vrijgesproken.
2.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat het enkele feit dat een verdachte als kwetsbaar kan worden aangemerkt, geen reden vormt om inbreuk te maken op het opportuniteitsbeginsel dat door de wetgever bij de officier van justitie is gelegd.
Niettemin is de rechtbank van oordeel dat de persoon van deze verdachte (zoals daarvan blijkt uit genoemd reclasseringsadvies), in combinatie met de mededeling van de officier van justitie dat hij voornemens is vrijspraak te vorderen, in dit specifieke geval in redelijkheid ertoe had moeten leiden dat de verdachte niet gedagvaard zou worden. De vervolging van deze specifieke verdachte voor een feit ten aanzien waarvan de officier van justitie voorafgaand aan het onderzoek ter terechtzitting al weet dat hij vrijspraak zal vorderen, is naar het oordeel van de rechtbank onverenigbaar met de beginselen van een goede procesorde. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging dient te worden verklaard.

3.Beslissing

De rechtbank:
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C. Smits, voorzitter,
mr. N.M.L. Rogmans en mr. I.M. Hendriks, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.T. Sluis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 augustus 2023.