ECLI:NL:RBNHO:2023:9969
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging wegens kwetsbaarheid van de verdachte
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 15 augustus 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het telen en in bezit hebben van hennep. De officier van justitie, mr. R.H.I. van Dongen, had de verdachte gedagvaard, maar de verdediging, vertegenwoordigd door mr. M. Jonk, pleitte voor niet-ontvankelijkheid van de officier in de vervolging. De verdediging voerde aan dat de beslissing om de verdachte te dagvaarden in strijd was met de beginselen van een behoorlijke procesorde, vooral gezien de kwetsbaarheid van de verdachte, zoals blijkt uit een reclasseringsadvies. De officier van justitie stelde echter dat hij in redelijkheid tot vervolging had kunnen besluiten en dat hij bij requisitoir zou vorderen dat de verdachte vrijgesproken zou worden.
De rechtbank oordeelde dat, hoewel de kwetsbaarheid van de verdachte niet automatisch leidt tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie, de combinatie van de kwetsbaarheid van de verdachte en de mededeling van de officier dat hij vrijspraak zou vorderen, in dit specifieke geval had moeten leiden tot het niet dagvaarden van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de vervolging onverenigbaar was met de beginselen van een goede procesorde, en verklaarde de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.