ECLI:NL:RBNHO:2023:9968

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 augustus 2023
Publicatiedatum
8 oktober 2023
Zaaknummer
15/098562-21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit in Heemstede

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 29 augustus 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die in zijn woning een hennepkwekerij had. De verdachte werd beschuldigd van het telen van hennep en het stelen van elektriciteit via een illegale aansluiting. De tenlastelegging omvatte drie feiten: het telen van hennepplanten, de diefstal van elektriciteit van Stedin Netbeheer B.V., en de vernieling van een waterleiding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zitting op 15 augustus 2023 heeft de officier van justitie gevorderd tot vrijspraak van het derde feit, maar bewezenverklaring van de eerste twee feiten. De verdediging heeft betoogd dat de verdachte niet schuldig was aan het medeplegen van het telen van hennep en dat de periode van diefstal van elektriciteit korter zou moeten zijn dan ten laste gelegd. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de vernieling van de waterleiding, maar heeft de feiten van hennepteelt en diefstal van elektriciteit bewezen verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal. De rechtbank heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn en heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 140 uren, in plaats van de oorspronkelijk gevorderde 160 uren. De rechtbank heeft ook de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder het feit dat hij niet eerder voor een strafbaar feit was veroordeeld. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de volksgezondheid en de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/098562-21 (P)
Uitspraakdatum: 29 augustus 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 augustus 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres 1]
.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R.H.I. van Dongen en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. M. Jonk, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 september 2020 te Heemstede tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een woning aan [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 202 hennepplanten en/of 1,4kg
hennepgruis en/of 61gram henneptoppen, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 22 maart 2018 tot 10 september 2020 te Heemstede een hoeveelheid elektriciteit (205.364 kWh), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Stedin Netbeheer B.V., heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
3.
hij in of omstreeks de periode van 22 maart 2018 tot 10 september 2020 te Heemstede opzettelijk en wederrechtelijk een waterleiding, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan Waternet toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde feit kan worden bewezenverklaard, maar dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsman bepleit dat slechts een kortere periode kan worden bewezenverklaard dan ten laste is gelegd, namelijk van medio 2019 tot 10 september 2020. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit heeft de raadsman vrijspraak bepleit.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak feit 3Naar het oordeel van de rechtbank is de vernieling van de waterleiding (het onder 3 ten laste gelegde) niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. Het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten om tot een bewezenverklaring te komen.
3.3.2
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3
Bewijsmotivering feit 2 (diefstal van elektriciteit)
De rechtbank zal de volledige onder 2 ten laste gelegde periode bewezen verklaren. De rechtbank ziet hiertoe aanleiding in de bevindingen, neergelegd in het proces-verbaal indicatoren eerdere oogsten (dossierpagina 51 e.v.), dat is opgemaakt door verbalisanten die zijn aangesteld als taakaccenthouder hennepteelt en werkzaam zijn bij het Kernteam
Hennep. In dit proces-verbaal wordt – kort gezegd – gerelateerd over (i) de melding die op 21 augustus 2020 binnen kwam bij Meld Misdaad Anoniem waarin wordt gesproken over een hennepkwekerij die al vier jaar aanwezig zou zijn op het adres van de verdachte, (ii) vervuiling en verkleuring van voorwerpen in de kwekerij van de verdachte, evenals aanslagresten en algvorming en (iii) de datumstempels uit 2015 op gebruikte (bouw)materialen. Gelet op al deze omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, in combinatie met het onderbouwde vermoeden van genoemde verbalisanten dat de kwekerij in juli 2016 is gestart, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in elk geval sinds die datum de kwekerij in zijn woning aanwezig had.
Nu namens Stedin aangifte is gedaan van diefstal van elektriciteit vanaf 22 maart 2018 en de ten laste gelegde periode ook op die datum aanvangt, verklaart de rechtbank het onder 2 ten laste gelegde feit vanaf die datum bewezen, tot aan het binnentreden in de woning van de verdachte op 10 september 2020.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 10 september 2020 te Heemstede opzettelijk heeft geteeld (in een woning aan [adres 2] ) 202 hennepplanten;
en
hij op 10 september 2020 te Heemstede opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een woning aan [adres 2] ) 1,4 kg hennepgruis en 61 gram henneptoppen;
2.
hij in de periode van 22 maart 2018 tot 10 september 2020 te Heemstede een hoeveelheid elektriciteit (205.364 kWh), die aan Stedin Netbeheer B.V. toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
1.

opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod

en
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
2.

diefstal

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 140 uren. Bij de formulering van zijn eis heeft de officier van justitie rekening gehouden met een overschrijding van de redelijke termijn met vier maanden.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft onder meer verzocht in de strafmaat rekening te houden met de verstrekkende gevolgen die de feiten voor de verdachte hebben gehad. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de redelijke termijn is aangevangen op het moment dat de verdachte door de politie werd uitgenodigd voor het verhoor, of op het moment dat dit verhoor plaatsvond, en dus met een langere periode is overschreden dan door de officier van justitie gesteld. Hij heeft de rechtbank verzocht te volstaan met een geheel voorwaardelijke taakstraf van 140 uren, subsidiair een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 70 uren.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft in zijn woning een hennepkwekerij in bedrijf gehad. De stroom voor de kwekerij werd via een illegale aansluiting gestolen. Hennep is een stof waarvan het langdurig gebruik tot ernstige gezondheidsproblemen kan leiden. De handel in hennep heeft bovendien veel gerelateerde vermogens- en andere criminaliteit tot gevolg en wordt daarom, evenals het telen ervan, krachtig bestreden. De verdachte heeft door hennep te telen zijn eigen belangen boven de volksgezondheid laten prevaleren en bijgedragen aan een keten van criminele activiteiten die de samenleving ontwricht. De diefstal van stroom levert voorts voor de betrokken energieleveranciers forse materiële schade op.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op strafblad van de verdachte (Uittreksel Justitiële Documentatie), gedateerd 6 juli 2023. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld, zodat dit niet in zijn nadeel meeweegt.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 10 mei 2023 van [reclasseringswerker]
(als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland). De reclassering heeft geen bijzondere voorwaarden geadviseerd op te leggen, omdat zij geen mogelijkheden ziet om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag van de verdachte te veranderen.
Redelijke termijn
In artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie strafvervolging zal worden ingesteld. Het eerste verhoor van de verdachte door de politie heeft niet steeds als zodanige handeling te gelden. Wel dienen de inverzekeringstelling van de verdachte en de betekening van de dagvaarding als een zodanige handeling te worden aangemerkt.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de aanvang van de redelijke termijn en het procesverloop in deze zaak het volgende. De rechtbank is van oordeel dat de redelijke termijn is aangevangen op 13 april 2021. Op die datum is door de rechter-commissaris in deze zaak een machtiging afgegeven om conservatoir beslag te leggen onder de verdachte. Daarmee is, anders dan met het verhoor bij de politie, een handeling verricht waaraan de verdachte in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat daadwerkelijk strafvervolging tegen hem zou worden ingesteld. Dit leidt ertoe dat de redelijke termijn met vier maanden is overschreden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding matiging van de op te leggen straf tot gevolg moet hebben.
De op te leggen straf
De rechtbank acht, alles afwegende en gelet op de LOVS-oriëntatiepunten, in beginsel een taakstraf voor de duur van 160 uren passend en geboden. Gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank de op te leggen straf beperken tot een taakstraf voor de duur van 140 uren.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 9, 22c, 22d, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht,
artikel 3 en 11 van de Opiumwet.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 3 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
140 (honderdveertig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 70 (zeventig) dagen hechtenis.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C. Smits, voorzitter,
mr. N.M.L. Rogmans en mr. I.M. Hendriks, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.T. Sluis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 augustus 2023.