5.3De beoordeling
Veroordeelde is onder meer veroordeeld voor – kort gezegd – het telen van 202 hennepplanten op 10 september 2020. Niet is komen vast te staan dat veroordeelde door middel van of uit de baten van
ditfeit wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
De rechtbank is echter van oordeel dat buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld – waarmee ‘voldoende aanwijzingen’ in de zin van artikel 36e, tweede lid, Sr bestaan – dat veroordeelde naast dit feit, andere strafbare feiten heeft begaan, namelijk het in de periode van 1 juli 2016 tot 10 september 2020 telen van hennepplanten.
De rechtbank is voorts van oordeel dat op grond van de stukken en het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat veroordeelde uit deze andere strafbare feiten wél wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
De rechtbank grondt deze oordelen op de bewijsmiddelen en bewijsmotivering in de strafzaak (waarnaar wordt verwezen) en de feiten en omstandigheden die in de ontnemingsrapportage zijn vervat, zoals hierna kort zal worden weergegeven.
Eerdere hennepteelt en aantal oogsten
Uit de bewijsmiddelen in de strafzaak blijkt dat de politie op 10 september 2020 in de woning van de verdachte in Heemstede een in werking zijnde hennepkwekerij heeft aangetroffen. In totaal werden 202 hennepplanten aangetroffen welke op ongeveer acht weken oud zijn geschat.
De vraag waarover ter terechtzitting discussie is gevoerd, is over welke periode veroordeelde hennep heeft geteeld en hoeveel (geslaagde) oogsten er zijn geweest. Hierover overweegt de rechtbank het volgende.
In het proces-verbaal indicatoren eerdere oogsten wordt melding gemaakt van een op 21 augustus 2020 ingekomen melding bij Meld Misdaad Anoniem. De melder meldt dat de kwekerij van veroordeelde op dat moment meer dan vier jaar actief is. Verder wordt in genoemd proces-verbaal – zakelijk weergegeven – gerelateerd over de volgende indicatoren voor eerdere oogsten:
de aanwezigheid van verdroogde resten van hennepplanten en hennepgruis;
stof en vervuiling op voorwerpen als de assimilatielampen, elektra en ventilatoren;
vervuiling van de koolstoffilters;
aanslagresten van groei- en bloeimiddelen;
algvorming in het waterreservoir;
verkleuring van houten latten en isolatieschuim;
productiedata uit het jaar 2015 op gebruikte (bouw)materialen in de kwekerij;
productiedata uit het jaar 2015 van de aangetroffen Opticlimate en gasgeiser.
In genoemd proces-verbaal indicatoren wordt door de verbalisanten, beiden taakaccenthouder hennepteelt en werkzaam bij het Kernteam Hennep van de politie, op grond van bovengenoemde indicatoren het vermoeden geuit dat gestart is met de kwekerij op 1 juli 2016.
Gelet op alle in het proces-verbaal indicatoren genoemde omstandigheden en de door verbalisanten gegeven toelichting daarop – in onderlinge samenhang bezien – neemt de rechtbank de conclusie ten aanzien van de aanvang van de kwekerij over. Hierna gaat de rechtbank er dan ook van uit dat veroordeelde is gestart met het telen van hennep op 1 juli 2016. De rechtbank gaat er conform de ontnemingsrapportage van uit dat veroordeelde in deze periode twaalf geslaagde oogsten heeft gehad.
Berekening
Bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel zal de rechtbank in beginsel uitgaan van de inhoud van de ontnemingsrapportage, in combinatie met het BOOM-rapport. De berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel is dan in het kort als volgt:
de totale bruto opbrengst per oogst bedraagt minimaal € 23.776,13;
het totaal aan kosten per oogst bedraagt € 1.753,38;
bruto opbrengst 12 oogsten x € 23.776,13 = € 285.313,56;
totale kosten 12 oogsten x € 1.753,38 = € 21.040,56;
wederrechtelijk verkregen voordeel € 285.313,56 min € 21.040,56 = € 264.273,00.
Kosten elektriciteit
In bovenstaande berekening van de kosten is het bedrag aan kosten voor elektriciteit op nul gesteld.
Namens veroordeelde is ter terechtzitting aangevoerd dat veroordeelde wegens ten behoeve van de kwekerij gestolen elektriciteit een bedrag van € 16.196,79 aan netbeheerder Stedin dient te betalen en dat dus met dit bedrag rekening moet worden gehouden.
Tot een bedrag van € 10.000,- is de betaling van dit bedrag door de verdediging onderbouwd met stukken. Voor het overige geldt dat veroordeelde bij vonnis van de kantonrechter in deze rechtbank is veroordeeld tot betaling van het gehele bedrag van € 16.196,79 aan Stedin. Indien en voor zover veroordeelde dit bedrag nog niet volledig aan Stedin zou hebben betaald, zal hij hier – gelet op voornoemd vonnis – in ieder geval niet aan ontkomen. De rechtbank ziet daarom aanleiding om op het hierboven berekende bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel van € 264.273,- een bedrag van € 16.196,79 aan kosten in mindering te brengen. Dit maakt dat het bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel wordt vastgesteld op € 248.076,21.