Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
C/15/339628 / FA RK 23-2148 (ten aanzien van [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] )
1.Het verloop van de procedures
- in de zaak met zaaknummer C/15/339631 / FA RK 23-2150: het verzoekschrift met
[vertegenwoordiger van de GI] (hierna: de GI).
2.De feiten
6 december 2023 en ten aanzien van [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] nog tot 30 april 2024.
6 december 2023.
3.De verzoeken
Er is sprake van een ernstig bedreigde ontwikkeling van [de minderjarige 1] , omdat [de minderjarige 1] zijn gehele verdere leven niet zonder de hulp en zorg van derden zal kunnen functioneren vanwege zijn verstandelijke beperking. Er is sprake van vergaande beperkingen bij [de minderjarige 1] en dit brengt zorgen en risico’s met zich. De ouders zijn niet in staat om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige 1] binnen een voor [de minderjarige 1] aanvaardbare termijn te dragen. Omdat zij zelf te maken hebben met persoonlijke problematiek zien de ouders de beperkingen van [de minderjarige 1] niet en missen zij de kennis en vaardigheden om [de minderjarige 1] te kunnen begeleiden. De voor [de minderjarige 1] ook in de toekomst noodzakelijke hulp, begeleiding en passende huisvesting wordt hierdoor gefrustreerd. Al op heel korte termijn moeten hier belangrijke beslissingen over worden genomen, Het is noodzakelijk dat die beslissingen worden genomen, door iemand/een instantie die daarbij het belang van [de minderjarige 1] voor ogen heeft. De Raad vindt het in het belang van [de minderjarige 1] dat de WSS tot voogd over [de minderjarige 1] wordt benoemd. Daartoe is de WSS bereid en in staat. In het vervolg op de ondertoezichtstelling kunnen zij de ingezette hulpverlening continueren tot aan de meerderjarigheid van [de minderjarige 1] , en ook de nadien benodigde hulp voorbereiden.
4.De standpunten van de belanghebbenden
25 oktober aanstaande de zitting inzake het hoger beroep tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de kinderen plaatsvindt en hierover op dit moment dus nog niet onherroepelijk is beslist. Verder geeft de moeder aan dat zij de wens heeft dat de kinderen bij haar komen wonen. Moeder herkent zich niet in het beeld dat door de Raad is geschetst. Moeder is een liefdevolle ouder die de belangen van haar kinderen altijd vooropstelt. Ouders accepteren de hulpverlening en hebben altijd meegewerkt aan de ondertoezichtstelling. Zij hebben de afgelopen periode stappen gezet in de goede richting, maar de GI heeft deze positieve lijn niet willen erkennen. De moeder betwist verder dat zij zou weigeren voor de kinderen belangrijke toestemmingsformulieren te tekenen. Met betrekking tot de toestemmingsformulieren is de moeder van mening dat zij onvoldoende wordt geïnformeerd over de zaken waarvoor zij toestemming moet verlenen. Ten aanzien van [de minderjarige 1] acht moeder het verzoek van de Raad niet van meerwaarde aangezien hij over drie maanden meerderjarig wordt en de gezagsbeëindigende maatregel op dat moment zal komen te vervallen. Ook voor de aanvraag van de curatele is een gezagsbeëindiging niet nodig omdat de huidige zorgaanbieder hiertoe kan overgaan.
5.De beoordeling
[de minderjarige 1]is uit de stukken en hetgeen op de zitting is besproken gebleken dat hij gezien zijn complexe problematiek en kwetsbaarheid specifieke zorgbehoeften heeft. [de minderjarige 1] heeft een verstandelijke beperking (hij functioneert op het sociaal-emotionele niveau van een 1,5-3 jarige) en heeft daardoor een zeer intensieve begeleidingsbehoefte. Hij heeft een gestructureerde en gekaderde opvoedsituatie nodig. Daarnaast heeft [de minderjarige 1] te maken met traumagerelateerde problematiek (PTSS), waarvoor hij professionele behandeling en begeleiding nodig heeft. De ouders zijn niet in staat gebleken hem in de thuissituatie te bieden wat hij nodig heeft, wat maakt dat in 2021 al is vastgesteld dat [de minderjarige 1] niet kan terugkeren naar huis. De ouders lijken de problematiek van [de minderjarige 1] onvoldoende te erkennen en zijn mogelijkheden te overschatten (bijvoorbeeld met betrekking tot het vinden van een baan en/of stage). Ook blijven de ouders volhouden dat hij (uiteindelijk) bij de moeder kan gaan wonen. Vanuit hun positie als vader en moeder is dit zeer begrijpelijk, maar naar het oordeel van de rechtbank geven de ouders hiermee blijk van een niet-reële kijk op de situatie van [de minderjarige 1] . Als de ouders belast blijven met het gezag ontstaat het risico dat de noodzakelijke hulp en begeleiding van [de minderjarige 1] stagneren, waarbij terugval van [de minderjarige 1] op de loer ligt. Er moeten bovendien belangrijke zaken geregeld worden vóór de achttiende verjaardag van [de minderjarige 1] -en dus op korte termijn-, zoals een aanmelding bij een instelling waar hij vanaf zijn meerderjarigheid kan verblijven en het instellen van bewind/mentorschap en/of curatele. De ouders gaan echter niet akkoord met het aanmelden van [de minderjarige 1] bij een passende woonplek, wat het risico op vertraging vergroot. Het is daarom noodzakelijk dat een derde nu wordt belast met de voogdij over [de minderjarige 1] , zodat voornoemde zaken geregeld kunnen worden voor de achttiende verjaardag van [de minderjarige 1] .
[de minderjarige 2] en [de minderjarige 3]is uit de stukken en hetgeen op de zitting is besproken
6.De beslissing
[de moeder], geboren op [geboortedatum] te [plaats] (Syrië) en
[de vader], geboren op [geboortedatum] te [plaats] (Syrië) over:
- [de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [plaats] (Syrië);
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [plaats] (Syrië);
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering;