In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 19 september 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (wsnp) van een schuldenaar. De rechtbank verklaart de schuldenaar niet-ontvankelijk in zijn verzoek, omdat er voorafgaand aan het toelatingsverzoek geen minnelijk traject heeft plaatsgevonden. De rechtbank stelt dat een schuldenaar bij zijn verzoek een verklaring moet overleggen waaruit blijkt dat hij tevergeefs heeft geprobeerd om met zijn schuldeisers tot een minnelijke regeling te komen. In dit geval heeft de schuldenaar geen aanbod tot een schuldregeling gedaan aan zijn schuldeisers, wat een vereiste is voor ontvankelijkheid.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaar, die kampt met verslavingsproblematiek, niet in staat was om zijn administratie op orde te krijgen en daardoor geen minnelijk aanbod heeft kunnen doen. De schuldhulpverlener heeft verklaard dat de verslaving en het wachten op een beheerrekening de reden waren voor het niet doorlopen van het minnelijk traject. Echter, de rechtbank oordeelt dat deze omstandigheden geen rechtvaardiging vormen voor het niet volgen van het minnelijk traject. De rechtbank concludeert dat de schuldenaar voldoende afloscapaciteit heeft en dat hij eerder had moeten melden dat hij verslaafd was, zodat er tijdig hulp had kunnen worden georganiseerd.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank de schuldenaar niet-ontvankelijk in zijn verzoek om toegelaten te worden tot de wsnp, omdat hij niet heeft voldaan aan de vereisten voor het minnelijk traject. Dit vonnis is gewezen door mr. J. van der Kluit en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.