ECLI:NL:RBNHO:2023:978

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 januari 2023
Publicatiedatum
8 februari 2023
Zaaknummer
10020566 \ CV EXPL 22-2724
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van precontractuele en contractuele informatieplichten in consumentenzaken

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, heeft de kantonrechter op 26 januari 2023 een verstekvonnis uitgesproken in een consumentenzaken tussen NS Reizigers B.V. en een gedaagde partij die niet verschenen was. De eisende partij, NS Reizigers B.V., stelde dat de abonnementsovereenkomst tot stand kwam na een succesvolle iDeal-betaling en niet met het aanklikken van een bestelknop. De kantonrechter oordeelde dat hiermee voldaan was aan de vereisten van artikel 6:230v lid 3 BW, omdat het bestelproces duidelijk maakte dat de bestelling een betalingsverplichting inhield.

Echter, de kantonrechter oordeelde dat NS Reizigers B.V. niet voldoende had voldaan aan de precontractuele informatieplicht zoals bedoeld in artikel 6:230m lid 1 onder h BW. De eisende partij had onvoldoende aangetoond dat de gedaagde partij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst was gewezen op het herroepingsrecht. De kantonrechter benadrukte dat essentiële informatie op een duidelijke manier en onmiddellijk voordat de consument zijn bestelling plaatst, moet worden verstrekt. Dit was in deze zaak niet het geval, wat leidde tot de conclusie dat de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 BW ook niet was nageleefd.

Als gevolg van deze schendingen werd de herroepingstermijn verlengd tot het moment waarop alle ontbrekende gegevens aan de gedaagde partij waren verstrekt, met een maximum van twaalf maanden. De kantonrechter besloot de overeenkomst gedeeltelijk te vernietigen, waardoor de gedaagde partij een bedrag van € 18,18 aan abonnementsgelden verschuldigd bleef. Daarnaast werd een bedrag van € 538,54 aan hoofdsom toegewezen, inclusief buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente. De gedaagde partij werd in de proceskosten veroordeeld, met uitzondering van de kosten voor de extra akte die voor rekening van de eisende partij kwamen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie [woonplaats]
Zaaknr./rolnr.: 10020566 \ CV EXPL 22-2724
Uitspraakdatum: 26 januari 2023
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NS Reizigers B.V.
gevestigd te Utrecht
de eisende partij
gemachtigde: Landelijke Associatie Van Gerechtsdeurwaarders B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats] , gemeente [woonplaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De verdere procedure

1.1.
Bij tussenvonnis van 1 december 2022 (hierna: het tussenvonnis) heeft de kantonrechter de eisende partij in de gelegenheid gesteld haar vordering nader toe te lichten, hetgeen zij bij akte van 29 december 2022 heeft gedaan.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter blijft bij wat in het tussenvonnis is overwogen en beslist. Er bestaat geen aanleiding om daarop terug te komen.
De abonnementsovereenkomst; artikel 6:230v lid 3 BW
2.2.
De eisende partij heeft gesteld en onderbouwd dat de abonnementsovereenkomst tot stand komt na een succesvolle (eerste) iDealbetaling en niet met het aanklikken van een bestelknop. De kantonrechter is van oordeel dat hiermee is voldaan aan de vereisten van artikel 6:230v lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De eisende partij heeft het bestelproces immers zo ingericht dat het voor de consument op niet voor misverstand vatbare wijze duidelijk is gemaakt dat zijn bestelling een betalingsverplichting inhoudt.
De abonnementsovereenkomst; overige essentiële (pre)contractuele informatieplichten
2.3.
De eisende partij vindt dat zij voor wat betreft de abonnementsovereenkomst heeft voldaan aan de (pre)contractuele informatieplichten. Ter onderbouwing hiervan heeft zij schermafdrukken van het bestelproces en een (voorbeeld
)bestelbevestiging voorzien van een toelichting overgelegd.
2.4.
De kantonrechter vindt dat niet voldoende. Uit deze toelichting en stukken blijkt niet (voldoende) dat de eisende partij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst heeft voldaan aan de (essentiële) informatieplicht als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 onder h BW. De eisende partij heeft onvoldoende gesteld en onderbouwd dat zij de gedaagde partij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst heeft gewezen op het herroepingsrecht.
2.5.
De in artikel 6:230m lid 1, onder a, e, o en p, BW genoemde informatie dient op een duidelijke en in het oog springende manier en onmiddellijk voordat de consument zijn bestelling plaatst, te worden verstrekt (artikel 6:230v lid 2 BW). De eisende partij heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat aan deze wettelijke eis is voldaan.
2.6.
Om te kunnen vaststellen dat is voldaan aan artikel 6:230v lid 7 onder a BW moet bovendien een bestelbevestiging worden overgelegd die voldoet aan de eisen van dat artikel. Dat wil zeggen een concrete, daadwerkelijk aan de gedaagde partij verzonden bestelbevestiging. Die ontbreekt in dit geval. De kantonrechter blijft daarom bij haar oordeel dat niet aan de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 BW is voldaan.
2.7.
De kantonrechter zal voor deze twee schendingen een sanctie toepassen.
Welke sancties horen hierbij?
2.8.
De schending van het herroepingsrecht heeft tot gevolg dat de herroepingstermijn van veertien dagen is verlengd tot het moment waarop alle ontbrekende gegevens alsnog op de voorgeschreven wijze aan de gedaagde partij zijn verstrekt, doch met ten hoogste twaalf maanden (artikel 6:230o lid 2 BW). Nu deze termijn al is verstreken en niet is gesteld of gebleken dat de gedaagde partij de overeenkomst heeft willen herroepen, zal de kantonrechter aan dit gebrek enkel de hieronder te noemen sanctie verbinden.
2.9.
Zoals in het tussenvonnis is overwogen zal de overeenkomst gedeeltelijk worden vernietigd, te weten voor 25% van de door de gedaagde partij verschuldigde abonnementsgelden. De sanctie wordt toegepast op het oorspronkelijk door de gedaagde partij verschuldigde bedrag, zodat daarvan resteert een bedrag van € 34,5‬0 (€ 46,00 x 0.75) aan abonnementsgelden. Een bedrag van € 16,32 is door de eisende partij gecrediteerd. Dit bedrag strekt in mindering op de abonnementsgelden, zodat een bedrag van € 18,18‬ toewijsbaar is.
De reisovereenkomst: artikel 6:230h lid 5 BW
2.10.
De eisende partij heeft in haar akte aangegeven het eens te zijn met de kantonrechter dat de reisovereenkomst valt onder de uitzondering van artikel 6:230h lid 5 BW. De reisovereenkomst komt namelijk tot stand wanneer de reiziger instapt en eindigt wanneer deze uitstapt. De eisende partij heeft voldoende onderbouwd dat is voldaan aan de informatieplichten als genoemd in artikel 6:230h lid 5 BW. De eisende partij vordert een bedrag van € 520,36 aan reiskosten. Uit de overgelegde facturen blijkt echter dat de reiskosten € 492,36 bedragen (€ 506,51 - € 14,15 aan restitutie). De kantonrechter zal dit bedrag aan reiskosten toewijzen.
Correctietarief
2.11.
De eisende partij heeft toegelicht dat het in rekening gebrachte bedrag van € 28,00 aan correctietarieven is gebaseerd op de artikelen 3 en 14 van de productvoorwaarden. Dit bedrag komt de kantonrechter niet onredelijk voor, zodat ook dit deel van de vordering zal worden toegewezen.
Conclusie en kosten
2.12.
Gelet op het voorgaande is een bedrag van € 538,54‬‬ (€ 18,18‬ + € 492,36 ‬+ € 28,00) aan hoofdsom toewijsbaar.
2.13.
De buitengerechtelijke kosten zijn toewijsbaar over deze hoofdsom, tot een bedrag van € 80,78.
2.14.
De wettelijke rente zal worden toegewezen over de toewijsbare hoofdsom vanaf de dag van de dagvaarding.
2.15.
De gedaagde partij wordt (grotendeels) in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten voor de genomen akte blijven echter voor rekening van de eisende partij, aangezien het aan haarzelf te wijten is dat het nodig was deze extra akte op te stellen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 619,32, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 538,54‬ vanaf 13 juli 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
€ 107,22 wegens dagvaardingskosten,
€ 322,00 wegens griffierecht en
€ 124,00 wegens salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter